maandag 31 oktober 2011

DeLong On Central Banking - NYTimes.com

Voor de volledigheid nu ook Paul Krugman over de Europese Centrale Bank.

DeLong On Central Banking - NYTimes.com:

'via Blog this'

Wat is geluk? Culturele verschillen

Naast verschillen in leeftijd zijn er ook verschillen naar culturele achtergrond in wat mensen onder geluk verstaan. Zo is er een heel interessant verschil tussen hoe Europeanen en Amerikanen geluk (of welbevinden) opvatten en hoe mensen uit oostelijk Azië dat doen. Dit verschil wordt aardig samengevat door Shinobu Kitayama en Hazel Rose Markus in het hoofdstuk The Pursuit of Happiness and the Realization of Sympathy: Cultural Patterns of Self, Social Relations and Well-being van het prachtige boek Culture and Subjective Well-being, dat werd geredigeerd door Ed Diener en Eunkook M. Suh (Cambridge, Mass., 2000).

Mensen die in de Europees-Amerikaanse, individualistische cultuur opgroeien, zien de persoon als een onafhankelijk iemand die anderen beïnvloedt. En ze zien geluk als samenhangend met hoe goed je over jezelf denkt (self-esteem), met hoe optimistisch je bent en met het nastreven van het eigen geluk. Geluk is dus altijd subjectief en persoonlijk.

Daarentegen zien mensen uit de Oost-Aziatische, collectivistische cultuur de persoon als een met anderen wederzijds verbonden iemand die zich aan anderen aanpast. Geluk hangt niet samen met hoe goed je over jezelf denkt, maar juist met zelfkritiek en discipline. Die kritische houding ten opzichte van zichzelf leidt tot onderlinge sympathie en dus tot onderlinge verbondenheid. Daardoor is geluk altijd meer relationeel, intersubjectief, gemeenschapsgebonden en collectief.

Dit culturele verschil hangt er mee samen dat Europeanen en Amerikanen vooral proberen om zoveel mogelijk positieve emoties te ervaren en zo weinig mogelijk negatieve emoties. Daartegenover staat dat Japanners meer proberen om een goed evenwicht te handhaven tussen positieve en negatieve emoties, wat er toe leidt dat ze "kalm", "onverstoorbaar", "niet opgewonden" en dus "gezond" zijn. De extremen van zowel positieve als negatieve emoties worden gezien als slecht en dienen daarom te worden vermeden. Een citaat (p. 140):
Only when the person detaches him of herself from a seemingly natural desire for good feelings and an aversion against bad feelings can he or she most effectively immerse him of herself in the web of mutually sympathetic relations, which in turn may well ensure the emergence of subjective well-being, life satisfaction, and thus happiness. In East-Asia, therefore, happines may not be what one whishes to pursue. If one does, it will go away - if one doesn't, it may come.
Geluk moet je niet willen nastreven. Vanuit "onze" cultuur gezien: heeft dat niet iets heel aantrekkelijks?

The ECB’s Battle against Central Banking - J. Bradford DeLong - Project Syndicate

“If it be necessary to assume a grave responsibility, I dare say men will be willing to assume such a responsibility.” (Sir Robert Peel).

The ECB’s Battle against Central Banking - J. Bradford DeLong - Project Syndicate:
'via Blog this'

Be bold, Mario, put out that fire - FT.com

Martin Wolf schrijft in de Financial Times een open brief aan Mario Draghi, de opvolger van Trichet bij de Europese Centrale Bank. Weer een oproep, in navolging en met verwijzing naar Paul de Grauwe, om het roer om te gooien. Maak van de ECB een normale centrale bank, die niet alleen de prijsstabiliteit bewaakt, maar ook de geldschieter als laatste toevlucht is. Alleen omdat Spanje en Italië nu niet op het bestaan van zo'n bank kunnen terugvallen, en Engeland wel, moeten ze veel hogere rentes betalen dan Engeland. Terwijl ze er niet slechter voor staan.

Ik volg deze ontwikkeling zo intensief omdat er misschien iets van te leren valt over hoe een door de goegemeente als vanzelfsprekend aanvaarde gedachte uiteindelijk bezwijkt aan de feiten. Of, wie weet, we zitten er nog midden in, zijn aanhang versterkt door het When Prophecy Fails-mechanisme. Economie en economische politiek als object van sociale wetenschap.

Be bold, Mario, put out that fire - FT.com:

'via Blog this'

zondag 30 oktober 2011

Heb je die over de bankiers gehoord?

Thomas Friedman laat zien dat een korte en heldere samenvatting goed mogelijk is: 1. de financiële sector handelde immoreel, 2. de financiële sector doet nog steeds op grote schaal aan omkoping van politici, en dat mag nog ook. ("Our Congress today is a forum for legalized bribery.")

Voorlopig is het voor Europa minder duidelijk. We wachten af.

Did You Hear the One About the Bankers? - NYTimes.com:

'via Blog this'

zaterdag 29 oktober 2011

Geluk en ouder worden

Iedereen wil graag gelukkig zijn, maar verstaan we wel hetzelfde onder geluk? Nee, er zijn verschillen tussen mensen in de betekenis die ze aan geluk geven. Er zijn bijvoorbeeld verschillen naar culturele achtergrond van mensen. Daarover een andere keer.

Een ander interessant verschil is dat naar leeftijd. Er zijn aanwijzingen dat jongeren bij geluk meer denken aan opwindende ervaringen ("excitement"), terwijl ouderen geluk meer opvatten als vredigheid ("peacefulness"). Dit lijkt er mee samen te hangen dat jongeren meer op de toekomst georiënteerd zijn en ouderen meer op het heden.

Wat is wijs? Allebei? Kun je als jongere maar beter vanwege die toekomst die voor je ligt, vooral gericht zijn op opwindende en dus nieuwe ervaringen? Moet je zo'n fase door? Zodat je als je ouder wordt, meer bij het hier en nu kunt stil staan?

Kan zijn. Maar een andere interpretatie is dat mensen lange tijd nodig hebben om te leren wat geluk nu eigenlijk echt is. En dat ze dat pas doorkrijgen op latere leeftijd. Daarmee zou overeenkomen dat ouderen meer inzicht hebben in hun eigen, authentieke behoeften en minder bezig zijn met hoe ze op anderen over komen.

Voor die tweede interpretatie pleit dat geluk (welbevinden en tevredenheid met het leven), na een dal tussen de 20 en 50 jaar, met het ouder worden gestaag toeneemt. Over dat dal later een keer.

Falling Short In Europe (Again) - NYTimes.com

Ook na de "hele grote stap" (Rutte) is de eurocrisis niet opgelost. De rente die de Italianen moeten betalen, blijft stijgen. Dat is niet houdbaar. Oftewel een uitgebreider mandaat voor de ECB oftewel het einde van de euro (Krugman).

Hoeveel aanwijzingen er nodig kunnen zijn om aan de heersende opinie te gaan twijfelen...

Falling Short In Europe (Again) - NYTimes.com:

'via Blog this'

The World’s Most Bizarre Political Ads — The Monkey Cage

The World’s Most Bizarre Political Ads — The Monkey Cage:

'via Blog this'

donderdag 27 oktober 2011

EU-regeringsleiders, beleggers en informatietekorten

De verhoging van het noodfonds, volgens Rutte "een hele grote stap", is volgens Paul de Grauwe geen goede vervanging voor het inzetten van de Europese Centrale Bank. Alleen de ECB kan ongelimiteerd middelen inzetten. En dat is nodig om het vertrouwen van de beleggers terug te winnen. Als dat er een keer is, is er niet zo veel geld meer nodig.

De redenering van Paul de Grauwe wordt helder uitgelegd in dit paper, grotendeels te begrijpen, ook door een niet-deskundige zoals ik ben.

Wat mij steeds meer verbaast is dat we met zijn allen enerzijds via onze regeringsleiders proberen het vertrouwen van beleggers te winnen en dat anderzijds die beleggers voor ons en onze pensioenen aan het werk zijn. Ze zijn dus namens ons aan het proberen om hun middelen daar uit te zetten waar de verwachte opbrengsten, dus de verwachte economische groei, het hoogste is. Dat spreekt voor zich, lijkt me. Onze regeringsleiders zouden zich dus op het verhogen van de economische groei moeten richten. Misschien vinden ze zelf wel dat ze dat ook doen, maar daar kun je grote vraagtekens bij zetten, zeker voor de groei op korte termijn. Hoe dan ook, er is hier blijkbaar een informatietekort over de voorwaarden voor korte en lange-termijn economische groei. Of beter gezegd, de informatie bestaat misschien wel, maar is niet altijd op de goede plek aanwezig. In ieder geval zou iemand dat paper van Paul de Grauwe aan die regeringsleiders moeten uitleggen.

woensdag 26 oktober 2011

De ivoren toren van de Europese leiders

Paul de Grauwe en Paul Krugman (zie bericht hieronder) vragen de Europese leiders om eindelijk de economische en financiële realiteit onder ogen te zien.

Wild-Eyed Theorists In Pinstripes - NYTimes.com:

'via Blog this'

De "deskundigheid" en wijsheid" van Wim Duisenberg

Volgens dit bericht van Paul Krugman hebben centrale banken altijd een breder mandaat gehad dan alleen het handhaven van prijsstabiliteit. Ze hebben ook altijd de functie van geldverstrekker als laatste toevlucht gehad, wat ook het financieren van regeringen in hield in tijden van nood. En er zijn goede en welbegrepen redenen voor dat wijdere mandaat.

Maar de scheppers van de euro (waaronder "onze" Wim Duisenberg) hebben deze wijsheid overboord gegooid. Of ze hebben hem gewoon over het hoofd gezien. Daarom zitten we nu met een Europese Centrale Bank die gefixeerd is op inflatie, zonder iets te doen om de crisis op te lossen.

Ik herinner me dat iedereen, inclusief ikzelf, destijds onder de indruk was van de deskundigheid en wijsheid van Duisenberg. Het verbaast en verontrust dat deskundigheid en wijsheid in het publieke domein zo vaak een zeepbelkarakter aannemen.
The Amnesiac Economy - NYTimes.com:

'via Blog this'

Steve Jobs: een kwetsbare én grandioze, psychopathische narcist?

Maureen Dowd heeft de biografie van Steve Jobs gelezen. Afgaande op wat zij schrijft, in het bijzonder op deze twee alinea's:
The monstre sacré fancied himself an “enlightened being,” but he was capable of frightening coldness, even with his oldest collaborators and family. Yet he often sobbed uncontrollably.
Isaacson told me that Jobs yearned to be a saint; but one of the colleagues he ousted from Apple mordantly noted that the petulant and aesthetic Jobs would have made an excellent King of France.
zou je denken dat hij een psychopathische narcist was. Maar het is moeilijk om hem in te delen bij een van de twee typen narcisten die zijn te onderscheiden, het kwetsbare en het grandioze type. Een combinatie, lijkt het, maar die komt dus weinig voor.

Ik kom nog een keer terug op de sociologie van het verschijnsel Steve Jobs.

dinsdag 25 oktober 2011

Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon

Ik kom terug op de vraag of je je voor het begrijpen van de collectieve zelfvernietiging van Duitsland in 1944-'45 vooral moet richten op de persoonlijke eigenschappen van Hitler of vooral op het sociale proces van het ontstaan van een extreme statushiërarchie. In het vorige bericht beschreef ik hoe zo'n statushiërarchie kan ontstaan en eindigde ik met de vraag hoe cruciaal de rol van de persoon van de leider, in dit geval Hitler, in dat proces is. Ik probeer daar een antwoord op te geven, na herlezing van Sebastian Haffners Kanttekeningen bij Hitler. Bij citaten vermeld ik de nummers van de pagina's van de Rainbow Pocket editie van 2010. In dit bericht ga ik in op de persoonlijke eigenschappen van Hitler zoals die uit Haffners beschrijvingen te voorschijn komen.

Allereerst: Hitler was in extreme mate een narcist. Deze eigenschap staat er direct mee in verband dat Hitler, hoewel hij aanvankelijk aan het hoofd van een staat kwam te staan, hij vervolgens de staat afschafte en inruilde voor een absolute heerschappij, sociaalwetenschappelijk gezegd, een statushiërarchie. In de woorden van Haffner:
 hij heeft (...) het vermogen tot functioneren van de staat bewust opgeofferd aan zijn persoonlijke almacht en onvervangbaarheid (...) Het Derde Rijk bezat (...) op zijn laatst vanaf de herfst van 1934 geen (...) grondwet meer. Ook kende en respecteerde het geen grondrechten die de macht van de staat tegenover de burger inperkten (...) Hitler heeft daarentegen opzettelijk een toestand geschapen waarbinnen de verschillende zelfstandige gezagsdragers onbegrensd, elkaar beconcurrerend en elkaar overlappend, naast en tegenover elkaar stonden, met slechts hem aan het hoofd van allemaal. Alleen op die manier kon hij zich verzekeren van de door hem gewenste absolute handelingsvrijheid in alle richtingen. Hij had immers het volkomen terechte gevoel dat iedere grondwettelijke ordening van macht zelfs de machtigste grondwettelijke instelling beknot: ook de machtigste man binnen een constitutionele staat heeft uiteindelijk met bevoegdheden te maken; hij kan niet iedereen alles bevelen; en op zijn minst is er ook voor gezorgd dat de staat eventueel zonder hem verder kan. Hitler wilde echter noch het een noch het ander en om die reden schafte hij de grondwet af zonder haar te vervangen. Hij wilde niet de hoogste dienaar van een staat zijn, maar De Führer, een absoluut heerser... (57-58)
De karaktertrek waaruit dit streven voortkwam noemt Haffner op drie plaatsen in het boek (58, 139 en 141) bindingsangst, ook omschreven als vrees voor het definitieve, en, door Frits Boterman in het nawoord, als de angst om zich vast te leggen. Haffner denkt dat die bindingsangst samenhing met:
zijn bewondering voor zichzelf (...) Omdat hij zich als onfeilbaar beschouwde en blindelings op zijn intuïtie vertrouwde, kon hij geen instellingen scheppen die hem in de weg zouden zitten; en omdat hij zich als onvervangbaar beschouwde en zijn hele programma in ieder geval tijdens zijn leven gerealiseerd wilde zien, kon hij niets planten dat tijd nodig had om te groeien, kon hij niets aan zijn opvolgers toevertrouwen, zelfs niet eens voor opvolgers zorgen (de gedachte aan opvolgers had hij altijd opvallend onplezierig gevonden). (139)
Die bewondering voor zichzelf noemt Haffner ook:
een totaal gebrek aan vermogen tot zelfkritiek. Hitler was zijn hele leven lang buitengewoon met zichzelf ingenomen en daardoor altijd tot zelfoverschatting geneigd. Stalin en Mao hebben de cultus rond hun persoonlijkheid gebruikt als een politiek instrument, zonder zichzelf een rad voor de ogen te laten draaien. Hitler was niet alleen het onderwerp van de Hitlercultus, hij was er ook de vroegste, hardnekkigste en vurigste aanhanger van. (15)
 Dat gebrek aan zelfkritiek kan er de oorzaak van zijn dat er bij Hitler
geen sprake (is) van een ontwikkeling en rijping van zijn karakter of persoonlijkheid. Zijn karakter ligt al vroeg vast - een betere formulering is misschien 'loopt al vroeg vast' - en blijft op een verbazingwekkende manier altijd dezelfde; er wordt niets meer aan toegevoegd. Een weinig innemend karakter overigens. Alle zachte, vriendelijke en verzoenende trekken ontbreken, tenzij men zijn contactschuwheid, die soms op schuchterheid lijkt, als een verzoenende karaktertrek wil beschouwen. Zijn positieve eigenschappen - wilskracht, durf, dapperheid, uithoudingsvermogen - behoren alle tot de 'harde' kant. En dat geldt al helemaal voor zijn negatieve eigenschappen: meedogenloosheid, wraakzucht, trouweloosheid en wreedheid. (14)
Alle kenmerken van narcisme lijken hier aanwezig. Sterk egoïsme, zichzelf als het middelpunt van de wereld beschouwen. Hangt samen met een gebrek aan vermogen tot empathie. Anderen zijn er om voor jouw doeleinden te gebruiken. Ontbreken van enige interesse in het welbevinden van anderen. Onveranderlijkheid van gedrag: omdat alles van waarde in de persoon zelf reeds aanwezig is, kan er geen enkele informatie van buiten komen die aanleiding is tot verandering. Als er problemen met anderen ontstaan, zijn de anderen daar altijd de oorzaak van.

Die meedogenloosheid en wreedheid kunnen een gevolg zijn van gebrek aan empathie, maar niet iedereen met gebrekkige empathische vermogens is meedogenloos en wreed. Die wreedheid lijkt een zelfstandige karaktertrek, die van de psychopathie. In de woorden van Haffner:
Hitler heeft talloze onschuldige mensen laten ombrengen, niet ten gunste van een militair of politiek doel, maar geheel voor zijn eigen voldoening. (155)
hij (...) gebruikte (de oorlog) als voorwendsel voor het plegen van massamoorden die met die oorlog niets te maken hadden, maar die voor hem altijd een persoonlijk verlangen waren geweest. (156)
Vanaf eind 1941 (...) werd (hij) slechts nog door moorddadige gekte gedreven. (178-179)
In deze laatste drie jaar genoot Hitler geen successen meer zoals in de voorbije elf jaar. Het kostte hem echter geen moeite om daarvan af te moeten zien, omdat hij in plaats daarvan meer dan ooit tevoren de lust kon botvieren van een killer die zijn laatste bedenking heeft afgeworpen, zijn slachtoffer in handen heeft en met hem kan uithalen wat hij wil. (180)
Die combinatie van narcisme en psychopathie is niet verrassend, want narcisme behoort tot de criteria voor de psychopathische persoonlijkheidsstoornis.

Met deze eigenschappen, narcisme en psychopathie, was deze man tot zijn dertigste levensjaar een "obscure mislukkeling" (10). Hoe kan het dat hij daarna aan het hoofd kwam te staan van een nationale statushiërarchie? Daarover in het volgende bericht. Update. Zie Hoe ontstond de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind?

Richard Wilkinson: How economic inequality harms societies - YouTube

Neem vandaag even een kwartier voor dit verhaal van Richard Wilkinson over de schadelijke gevolgen van inkomensongelijkheid.

Richard Wilkinson: How economic inequality harms societies - YouTube: "http://youtu.be/cZ7LzE3u7Bw"

'via Blog this'

Occupy Wall Street en de extreem toegenomen inkomensongelijkheid

Mocht het je even zijn ontgaan waar Occupy Wall Street in Amerika over gaat, neem hier dan een paar minuten voor. Extreem toegenomen inkomensongelijkheid, volstrekt tegengesteld aan de meest basale morele gevoelens.

The Shocking, Graphic Data That Shows Exactly What Motivates the Occupy Movement | | AlterNet:

'via Blog this'

zondag 23 oktober 2011

Bonussen krijgen voor toevalsuitkomsten

Dit (zie hieronder) is een voorpublicatie uit het nieuwe boek van Daniel Kahneman. Hij laat er in zien dat de "prestaties" van financiële adviseurs vrijwel volledig op toeval berusten. Anders gezegd, het verband tussen wat een adviseur in een jaar presteert (gemeten naar hoe zijn adviezen uitpakken) en wat hij in een ander jaar presteert, is vrijwel afwezig. Die adviseurs worden beloond met bonussen waarvan de hoogte afhankelijk is van hun "prestaties".

In feite worden ze dus niet voor prestaties beloond, maar voor toevalsuitkomsten. Dat zou pleiten voor gewoon een vast salaris. Als je dat vertelt aan die adviseurs of aan hun bazen, dan verandert dat niet hun geloof in prestatiebeloning, dus in het nut van bonussen. Daar gaan ze dus gewoon mee door.

Zoals uit dit paper blijkt, zijn ook veel van de bonussen die CEO's ontvangen, gewoon beloningen voor toevalsuitkomsten. Maar die bonussen, daar gaan ze dus gewoon mee door.

Don’t Blink! The Hazards of Confidence - NYTimes.com:

'via Blog this'

zaterdag 22 oktober 2011

There's A Hole In The Bucket - NYTimes.com

De twee Paulen (de Grauwe en Krugman) zitten geheel op een lijn.

En ja, vandaag is ook de dag van muziek.

There's A Hole In The Bucket - NYTimes.com:

'via Blog this'

Pete Seeger Marches in Support of Occupy Wall Street | Music News | Rolling Stone

Van Tom Waits via Mary Gauthier naar Pete Seeger en Occupy Wall Street...

Pete Seeger Marches in Support of Occupy Wall Street | Music News | Rolling Stone:

'via Blog this'

Mary Gauthier "Mercy Now" - YouTube

Ik was gisteren, samen met vriend en overbuurman Jan, naar Mary Gauthier en Tania Elizabeth, in een volle Amstelkerk in Amsterdam. Indrukwekkend! Ze sloten af met Mercy Now.

Mary Gauthier "Mercy Now" - YouTube:

'via Blog this'

Tom Waits: Er is een gedeelde eenzaamheid die woekert van kust tot kust

Mooi interview van Vincent van Warmerdam met Tom Waits gisteren in de Volkskrant, naar aanleiding van Waits eerste nieuwe cd in zeven jaar, Bad As Me.

De opening is prachtig: "Er is een gedeelde eenzaamheid die woekert van kust tot kust, zei Tom Waits eens over Amerika." Niet alleen in Amerika.

En het einde: "Als je de schmink er afhaalt, ben ik eigenlijk vrij simpel", mag er ook zijn.

Zomaar; niet om de "boodschap".

vrijdag 21 oktober 2011

De verborgen kosten van schaalvergroting

Bij mij een paar straten verder staat een grote school voor voortgezet onderwijs. Leerlingen komen dus niet alleen uit de buurt, maar ook uit de wijde omtrek. De school lijkt mij een product van de golf van schaalvergroting die er in ons land in het onderwijs heeft plaats gehad. Voor, tussen en na de lessen brengen de leerlingen door in de buurt en in het nabij gelegen kleine winkelcentrum. En daar gebeurt wel eens wat, zoals dat nu eenmaal gaat. Het stadsblad meldt overlast, zoals zwerfvuil, geluidsoverlast en vernielingen. Als buurtbewoner krijg ik daar ik ook wel eens wat van mee. En omdat ik het prettig vind om door een schone buurt te wandelen of te fietsen, pak ik regelmatig een blikje of wat op en gooi het in een prullenbak. En ik moet toegeven dat ik me er wel eens aan erger.

Om wat te doen met de klachten uit de buurt en van de winkeliers, is er nu een convenant gesloten tussen de school, het wijkbureau van de politie, Toezicht en Handhaving, Halt en jongerenwerk. De burgemeester was bij de ondertekening aanwezig. Het convenant somt op wat alle partijen zullen doen om de overlast terug te dringen. Zoals gezegd, ik erger me ook wel eens, dus ik juich dit toe.

Maar sociaalwetenschappelijk gezien kun je ook op het idee komen dat dit een voorbeeld is van verborgen kosten van schaalvergroting. Het is bekend dat overlastproblemen zich meer voordoen hoe anoniemer de omgeving is. In buurten waarin meer mensen elkaar kennen, komen dit soort problemen minder voor. Zwerfafval zie je vooral op plekken waar veel mensen passeren en waar niemand thuishoort, zoals rond grote stations, grote winkelcentra, grote scholen en tankstations langs de snelweg.

Schaalvergroting, zoals van scholen, is in het verleden bepleit omdat het economische voordelen zou hebben. Maar je kunt je afvragen of in die berekening wel de kosten zijn meegenomen die voortkomen uit de toegenomen anonimiteit. Op de website van die school staat een foto van de vergadering waar vertegenwoordigers van al die partijen aanwezig zijn om het convenant te ondertekenen. Hoe vaak zullen ze hebben vergaderd? En gezien de omvang van het convenant, hoe lang is daaraan gewerkt en hoe veel meer uren aan activiteiten gaan er mee heen om het convenant uit te voeren en de overlast ook echt terug te dringen?

En nee, dat zulke verborgen kosten ooit zijn ingeschat en meegenomen in de afweging van de voor- en nadelen van schaalvergroting, dat geloof ik niet.
Update. Eigenlijk moet je het anders zeggen. De kosten waren verborgen en komen met zulke convenanten aan het licht.

Paul de Grauwe over de Europese bankencrisis

Paul de Grauwe schreef een tijdje geleden een heldere analyse van de eurocrisis, zo helder dat Paul Krugman er jaloers op was. Vandaag staat er een mooi stuk van hem in Liberales (zie hieronder). De ECB moet cash aanleveren. En maar blijven bezuinigen werkt averechts. Het is tijd om "dogma's en mythes" aan de kant te zetten.
Liberales:

'via Blog this'

donderdag 20 oktober 2011

Waarom schikkingen met banken oké zijn

Nu heeft ook Citygroup een schikking getroffen met de Amerikaanse toezichthouder SEC (Securities and Exchange Commission) om een proces wegens fraude te voorkomen. De aanklacht was dat de bank een portfolio van hypotheek-gerelateerde investeringen ter verkoop aanbood, die zorgvuldig zo waren geselecteerd dat de waarde waarschijnlijk zou dalen en de bank daar aan zou verdienen, zonder dat de investeerders daar van op de hoogte waren. Eerder zijn zulke regelingen getroffen met Goldman Sachs en JPMorgan Chase & Company.

Citygroup zegt tevreden te zijn met de schikking omdat er geen "bedoeld en roekeloos wangedrag" is vastgesteld. In plaats daarvan is de bank akkoord gegaan met de omschrijving "onachtzaam en misleidend". Oké, geen probleem. Hoewel de strafrechter er ook nog aan te pas kan komen, zijn er goede redenen om met zulke schikkingen en zulke omschrijvingen al heel tevreden te zijn. Want net zo als pro-sociaal gedrag meestal een collectieve prestatie is, is veel asociaal of immoreel gedrag ook een collectieve prestatie misdraging. Het is vooral belangrijk om de cultuur van onachtzaamheid en misleiding aan de kaak te stellen en dat lukt waarschijnlijk beter met zulke schikkingen dan met individuele strafzaken die er enkele personen als "boeven" of "schurken" uit lichten.
Zie het bericht hieronder voor meer details.
Citigroup to Pay $285 Million to Settle S.E.C. Complaint - NYTimes.com:

'via Blog this'

woensdag 19 oktober 2011

Maakt geweld in media ons echt agressiever? En hoe kan dat dan?

Worden we echt gewelddadiger door het kijken naar geweld op televisie en door gewelddadige games te spelen? Is het niet zo dat mensen die veel naar gewelddadige televisieprogramma's kijken en die graag gewelddadige games spelen, meer gewelddadig van aard zijn? Zodat al dat kijken en spelen daar niets aan toevoegt, maar gewoon een uiting is van hun al bestaande inborst?

Nee. In het onderzoek is met dit zogenaamde selectie-effect rekening gehouden. Dat gebeurt op twee manieren,  oftewel door een experimentele opzet van het onderzoek, oftewel door zogenaamd longitudinaal onderzoek.

In experimenteel onderzoek worden "proefpersonen", vaak kinderen, willekeurig over twee groepen verdeeld, een experimentele groep, die naar een gewelddadig programma kijkt (of een gewelddadige game speelt), en een controlegroep, die naar een ander soort televisieprogramma kijkt (of een andere soort game speelt). Na die "behandeling" observeren de onderzoekers hoe de kinderen zich gedragen als ze met andere kinderen spelen (zonder dat die onderzoekers weten welk kind tot welke groep behoorde). Er komt dan uit dat de kinderen uit de experimentele groep agressiever zijn dan de kinderen uit de controlegroep. Het gaat hier altijd om een korte termijn-effect van een korte periode kijken of spelen.

In longitudinaal onderzoek worden personen gedurende langere tijd gevolgd en worden op twee tijdstippen metingen gedaan. Bijvoorbeeld in deze studie stelden onderzoekers in de jaren zestig van de vorige eeuw van kinderen tussen de 6 en de 10 jaar vast hoe vaak ze naar televisieprogramma's keken waar veel geweld in voorkwam en verzamelden ze oordelen van klasgenoten over hoe agressief ze waren. Ongeveer 15 jaar later traceerden ze zoveel mogelijk van deze personen, die nu jongvolwassenen waren. Hun mate van agressief gedrag werd gemeten door ze er zelf naar te vragen, door een (door henzelf aangewezen) persoon in hun nabijheid daar naar te vragen en door na te gaan of ze voor een geweldsmisdrijf waren veroordeeld. Het blijkt dan dat jongvolwassenen die als kind meer naar gewelddadige televisieprogramma's keken, agressiever waren dan jongvolwassenen die als kind minder naar zulke programma's hadden gekeken. Het belangrijke is nu dat dit blijft gelden ook als je rekening houdt met de mate van agressiviteit als kind. Dat is een sterke aanwijzing voor een oorzakelijke relatie: het als kind veel gekeken hebben van gewelddadige televisieprogramma's verhoogt de mate van agressiviteit op jong-volwassen leeftijd. Door het longitudinaal te onderzoeken maak je het mogelijk dat het effect van het kijken naar gewelddadige programma's zich openbaart. Het is duidelijk dat het hier om een lange termijn-effect gaat.

Hoe kan het dat geweld in de media ons agressiever maakt? Het artikel waarnaar ik hierboven verwijs, noemt twee mogelijke verklaringen:

1. Door veel geweld waar te nemen leer je dat de wereld vijandig is en dat agressie een geschikt en aanvaardbaar middel is om problemen op te lossen. En naar die gedachten ga je handelen.

2. Het veel waarnemen van geweld maakt je er ongevoelig voor. We leren als kind gemakkelijk negatieve emotionele reacties op geweld aan. Maar het veel waarnemen van geweld zorgt er voor dat die reactie gedempt wordt. Je raakt er aan gewend. (Update. Dit komt overeen met de resultaten van dit onderzoek, dat ik eerder aanhaalde.) Als we in situaties terechtkomen waarop we agressief zouden kunnen reageren, is de drempel om dat te doen daardoor lager.

Beide verklaringen zie ik als mogelijke mechanismen die in overeenstemming zijn met de Dual Mode-theorie. Bedenk dat het hier altijd om geweld tussen personen gaat. Waardoor de context die van de statuscompetitie is. En we weten dat het vooral dat element van competitie is, dat de agressiviteit oproept.

Ik denk dat er bij dat geweld in de media nog een bijzonder mechanisme werkt. Er komt namelijk bij, in vergelijking met waarnemen van geweld op straat, dat makers van programma's (en van games), en hun bazen, kennelijk hebben besloten om zulke programma's en games te (laten) maken en uit te zenden en te verkopen. Dat kan je op de gedachte brengen dat geweld heus niet zo afkeurenswaardig is. Anders zouden ze dat toch niet uitzenden of verkopen? Geweld krijgt zo eigenlijk een soort officiële goedkeuring.

Rechtbanken voor en door de jeugd in de V.S. En in Nederland?

Tina Rosenberg meldt over het fenomeen van de jeugdrechtbanken in de V.S. Het gaat om rechtbanken voor en door de jeugd. Jongeren van tussen de 12 en 17 die voor de eerste keer een (niet-gewelddadig) vergrijp plegen, gaan niet het formele strafrecht in en worden niet door de politie thuis afgeleverd zonder enig vervolg, maar kunnen worden berecht door een Jeugdrechtbank. Rechters zijn leeftijdsgenoten die zelf eerder voor een Jeugdrechtbank zijn verschenen. De Jeugdrechtbank kan niet over schuldig of niet-schuldig oordelen, dus een voorwaarde is dat de jongere het ten laste gelegde bekent. Straffen kunnen bestaan uit het schrijven van een opstel, het aanbieden van excuses, het deelnemen aan gespreksgroepen en het betalen van een schadevergoeding. Bijkomende straf is altijd het optreden als rechter in zittingen van de Jeugdrechtbank. Als de opgelegde straffen niet binnen 120 dagen zijn uitgevoerd, gaat de jongere alsnog het reguliere strafrecht in.

Er zijn nu in de V.S. meer dan 1000 Jeugdrechtbanken. De eerste werd gesticht in 1996 door rechter Arthur Burnett, Sr. en Edgar Cahn, de man die ook het idee voor de Time Banks bedacht. Lees hier een kort verslag van hoe het bij zo een Jeugdrechtbank toegaat. En hier gaat Tina Rosenberg in op de voordelen er van en het succes dat er mee behaald is.

Bij dezelfde vergrijpen is de recidive lager. Het be- en veroordeeld worden door leeftijdsgenoten, in plaats van door "gezagsdragers", waar je je immers tegen hoort te verzetten, bevordert het pro-sociale gedrag. En de ervaring van het optreden als rechter draagt bij aan de ontwikkeling van verantwoordelijkheidsgevoel.

We hebben in Nederland ook een vernieuwingen in de behandeling van jongeren met kleine vergrijpen: de HALT-afdoening. Deze afdoening in in 2010 aangepast nadat gebleken was dat de recidive er niet door verminderde. Gebleven is dat we er op rekenen dat de jongere er voor in is om door gezagsdragers op het rechte pad te worden gebracht. Terwijl het nu eenmaal eigen is aan veel jongeren om daar weerstand tegen te hebben. Is het niet tijd voor Jeugdrechtbanken in Nederland?

dinsdag 18 oktober 2011

Geweld in media verhoogt agressiviteit

Volgens de Dual Mode-theorie verhoogt het in aanraking komen met asociaal gedrag van anderen de kans dat je jezelf ook asocialer gaat gedragen. Dus als je veel met interpersoonlijk geweld in aanraking komt, bijvoorbeeld doordat je opgroeit in een gewelddadige buurt, dan ga je jezelf ook gewelddadiger gedragen. Er zijn veel aanwijzingen voor die besmettingshypothese.

Het is zo langzamerhand ook duidelijk dat hetzelfde effect optreedt als het gaat om in aanraking komen met virtueel geweld, door veel te kijken naar televisieprogramma's waarin geweld voorkomt of door veel gewelddadige videogames te spelen. Er zijn aanwijzingen dat het effect meer wordt veroorzaakt door het competitie-element dan door het geweld zelf.

Hoe het precies werkt, wordt steeds duidelijker door hersenonderzoek. In een recente studie blijkt dat adolescenten die veel gewelddadige videogames spelen, waarin ze virtueel op mensen schieten, in reactie op emotionele beelden minder hersenactiviteit vertonen dan adolescenten die geen ervaring hebben met zulke games.

Je gaat dan denken dat het omgekeerde effect ook zou kunnen optreden: dat mensen door media-inhoud met veel pro-sociaal gedrag zich pro-socialer gaan gedragen. En dat blijkt ook zo te zijn.

Dat maakt het toch bepaald van belang met welke inhoud we de televisie en de videogames vullen.

maandag 17 oktober 2011

Inkomensongelijkheid is slecht voor (stabiele) economische groei - vervolg

Er is een nieuw boek uit van Robert H. Frank over de negatieve gevolgen van inkomensongelijkheid voor economische groei. De, niet zo goed gekozen, titel is The Darwin Economy. Aan deze column van Nicholas D. Kristof ontleen ik dat van 65 geïndustrialiseerde landen de landen met meer inkomensongelijkheid gemiddeld een lagere economische groei vertoonden. Bovendien was per land de economische groei lager in periodes met grotere inkomensongelijkheid dan in periodes met lagere inkomensongelijkheid.

Sociale wetenschap die er toe doet

Dit is een interessant bericht over de praktijken van "foot binding" in China en vrouwelijke besnijdenis in delen van Afrika. Het verwijst naar een artikel uit de American Sociological Review van 1996, waarin de auteur laat zien dat het hier om conventies gaat. En conventies blijven bestaan zolang iedereen gelooft dat anderen zich er aan blijven houden. Dat betekent dat conventies kunnen verdwijnen als dat geloof in wat anderen denken en doen wordt doorbroken.

In China gebeurde dat met die conventie van "foot binding" (was vergeefs op zoek naar de vertaling) binnen een generatie. In Senegal is datzelfde proces nu aan de gang met betrekking tot vrouwelijke besnijdenis. Het mechanisme is dat van een collectieve belofte, die door zoveel mogelijk mensen zo publiek mogelijk wordt gedaan, zo dat het informatietekort wordt verholpen. De informatie die ontbreekt is dat veel meer mensen wel van de conventie af zouden willen dan de meeste mensen denken. (In dit geval gaat het om een negatieve conventie; uiteraard zijn er ook positieve conventies. Ik noem maar wat, de conventie dat je anderen niet beledigt, waar de meeste mensen zich nog steeds aan houden.)
Sociale wetenschap die er toe doet.

When Social Science Matters — The Monkey Cage:

'via Blog this'

zaterdag 15 oktober 2011

Na financiële crises ruk naar links

Monkey Cage wijst op dit paper, dat laat zien dat voorafgaande aan financiële crises regeringen en kiezers politiek gezien meestal rechts van het midden gepositioneerd zijn. En dat na dat financiële crises zich hebben voltrokken, regeringen en kiezers opschuiven naar links van het midden.

Historisch gezien lijkt het dus gelukkig mee te vallen met het When Prophecy Fails-mechanisme.

vrijdag 14 oktober 2011

Patterns Of Misconduct - NYTimes.com

Met deze negen woorden formuleert Paul Krugman in dit bericht hieronder een heel diep sociaalwetenschappelijk inzicht over sociale beïnvloeding:

"...people are complicated, but gangs of people less so."

Jaloersmakend!

Patterns Of Misconduct - NYTimes.com:

'via Blog this'

Morele intuïties en het Godsbegrip van het vroege Jodendom

Probeerde het vroege Jodendom de "fallacy of misplaced concreteness" met betrekking tot het ontstaan van onze morele intuïties te vermijden? Ik maakte dat op uit het boek Gij zult zijn als Goden van Erich Fromm (deze Nederlandse druk verscheen in 1975; de oorspronkelijke, Amerikaanse, editie is van 1966). Fromm geeft in dit boek een, zoals hij het noemt, radicaal-humanistische interpretatie van het Oude Testament en zijn traditie. Hij maakt daarbij het voorbehoud dat zijn interpretatie weliswaar gebaseerd is op vele jaren studie, maar dat hij geen specialist is op het gebied van de Bijbelwetenschappen.

Ik maak op mijn beurt het voorbehoud dat mijn kennis van de Bijbel op niet veel meer berust dan dat het vak Bijbelkennis op het lesrooster van mijn lagere en middelbare school stond en dat ik het boek De Schrift betwist van Maarten 't Hart gelezen heb. Maar voor de beschouwing die volgt, baseer ik mij uitsluitend op het boek van Fromm. Ik blijf dicht bij zijn tekst. Vandaar dat dit bericht uit veel citaten bestaat en aan de lange kant is. Neem er, als het je interessant lijkt, even een keer de tijd voor. Aan het eind volgt mijn interpretatie van de interpretatie van Fromm.

Onze morele intuïties zijn gevoelens van goed en kwaad, van wat deugt en wat niet deugt, die we hebben ontwikkeld door als kinderen op te groeien in een morele gemeenschap, een sociale omgeving van vertrouwde relaties die ons met moreel gedrag in aanraking brengt. Door dat gedrag waar te nemen en door in die sociale omgeving te participeren, ontwikkelen we die gevoelens "als vanzelf" en grotendeels onbewust, zoals we ook onze eerste taal leren spreken.

Die intuïties zijn nooit helemaal afgerond, in de zin dat we ze niet precies kunnen omschrijven. (Wat samen kan gaan met een grote subjectieve zekerheid bij een morele beoordeling.) Ook kunnen we niet navertellen hoe we ze precies hebben geleerd.

Dat maakt het, als je er over nadenkt, tot een geheimzinnig iets. En mensen kunnen daardoor de fout van de misplaatste concreetheid maken door zich een concrete bron voor die morele intuïties te gaan voorstellen. Ik noemde, naast opvoeding, God als zo een bron. Daarbij er op wijzende dat in alle religies, naar mijn beste weten, moreel geladen noties van wederkerigheid en naastenliefde centraal staan. (Voor mij is God niet concreet, maar veel gelovigen schijnen een persoonlijke band met God te ervaren.)

Hoe zit dat volgens Fromm in het vroege Jodendom? Ik baseer me op de hoofdstukken II (Het concept God) en III (Het concept mens). Fromm wijst er op dat we de Bijbelse uitspraak dat de mens naar Gods beeld gemaakt is, moeten zien als de gedachte dat de mens kan worden als God, hij kan God imiteren. Wat dat betekent, is met de volgende citaten te verduidelijken.
Wat de mens te doen staat is het verwerven en in praktijk brengen van de belangrijkste karakteristieke eigenschappen van God: gerechtigheid en liefde (rachamim). Micha formuleert dit principe kort en bondig: "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is; en wat eist de Here anders van u dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben (of: en getrouwe liefde) en ootmoediglijk te wandelen met God?"
Dit idee van de imitatie van God vindt zijn voortzetting in de rabbijnse literatuur (...) En er is gezegd (Joël 2:32): (...) Zoals God barmhartig en genadig genoemd wordt, weest ook gij barmhartig en genadig en geeft gaven aan een ieder zonder iets terug te verlangen; zoals God rechtvaardig genoemd wordt...., weest ook gij rechtvaardig; zoals God liefdevol genoemd wordt...., weest ook gij liefdevol.'
Hermann Cohen heeft er op gewezen, dat Gods eigenschappen (midot), zoals deze in Ex.34:6-7 worden opgesomd, tot normen voor het menselijk handelen geworden zijn. "Alleen de werking van zijn wezen," zegt Cohen, "wil God aan Mozes openbaren, niet zijn wezen zelf."
In de traditie van de Bijbel tot Maimonides betekent "God kennen" en "als God zijn" Gods handelen navolgen en niet kennis dragen van of speculeren over God.
Ik maak hieruit op dat in deze manier van denken God niet een persoon of een entiteit is, maar staat voor een wijze van handelen. Dat handelen wordt rechtvaardig, liefdevol, barmhartig, genoemd. In de huidige sociaalwetenschappelijke terminologie zou je dat pro-sociaal en rechtvaardig noemen. Handelen volgens onze aangeleerde morele intuïties. Maar omdat we die morele intuïties niet precies en voor eens en altijd kunnen vastleggen, is het Godsbegrip ook niet precies te omschrijven. We moeten God navolgen, maar we kunnen hem niet kennen:
Wat betreft de betekenis van Gods "naam" is het van belang, dat ehjeh de onvoltooide tijd van het werkwoord "zijn" is. De vorm geeft aan, dat God is, maar dat zijn Zijn niet voltooid, niet voleindigd is zoals dat van een ding, maar dat het een levend proces, een worden is; alleen een ding, dat is, iets dat zijn uiteindelijke vorm bereikt heeft, kan een naam hebben.
Vandaar, zegt Fromm, dat de strijd tegen afgoderij het belangrijkste religieuze motief van het Oude Testament is. Afgoderij wordt gezien als het claimen Gods wezen te kennen. Waar dat toe leidt, wordt in dit citaat duidelijk:
Een afgod vertegenwoordigt het object van 's mensen centrale hartstocht: het verlangen terug te keren tot de aard-moeder, de begeerte naar bezit, macht, roem enz. (...) de mensheidsgeschiedenis (is) tot op de huidige dag hoofdzakelijk een geschiedenis van afgoderij geweest (...), vanaf de primitieve afgoden van hout en klei tot aan de moderne afgoden van de staat, de leider, produktie en consumptie  - geheiligd door de zegen van een tot afgod geworden God.
De mens brengt zijn eigen hartstochten en eigenschappen over op de afgod. Hoe meer hij zichzelf verarmt, des te groter en sterker wordt de afgod. De afgod is de vervreemde vorm van 's mensen zelfervaring. Door de afgod te vereren, vereert de mens zichzelf. Maar dit zelf is dan slechts één bepaald aspect van de totale mens: zijn intelligentie, zijn lichaamskracht, macht, roem e.d. Door zich met één enkel aspect van zichzelf te identificeren beperkt de mens zichzelf tot dit aspect; hij verliest zijn totaliteit als menselijk wezen en houdt op met groeien.
Fromm concludeert dan dat in de joodse traditie de navolging van Gods handelen de plaats inneemt van het kennen van Gods wezen. De rechte levenswijze neemt de plaats in van de theologie.

Hij vraagt zich dan af of het jodendom dan in wezen niet een ethisch systeem is, dat van de mensen vraagt, dat zij barmhartig, oprecht en rechtvaardig handelen. En zijn antwoord is goed beschouwd bevestigend. Maar hij maakt dan meteen een onderscheid tussen een autoritaire en een humanistische ethiek. In die autoritaire ethiek heeft de mens zich de voorschriften en verboden van de autoriteit tot de zijne gemaakt, als zijn geweten.
Iemand met een "autoritair geweten" beschouwt het als zijn plicht zich te voegen naar de eisen van de autoriteit, waaraan hij onderworpen is, ongeacht de inhoud van deze eisen: ja, er is geen misdaad, die niet ooit in de naam van plicht en geweten begaan is.
Daarentegen is het "humanistische geweten"
niet de verinnerlijkte stem van een autoriteit, die wij het graag naar de zin willen maken en wiens misnoegen wij vrezen; het is de stem van onze totale persoonlijkheid, die de eisen van leven en groei vertolkt. (...) Hij doet niet zijn "plicht", door een autoriteit waaraan hij "verplichtingen" heeft te gehoorzamen, maar hij handelt "verantwoordelijk", omdat hij "antwoord" geeft, reageert op de wereld waarvan hij als levend, innerlijk actief menselijk wezen deel uitmaakt.
Of we die ervaring van de stem van de totale persoonlijkheid (theïstisch of niet-theïstisch) religieus of niet-religieus willen noemen, doet vindt Fromm weinig ter zake. Hij spreekt daarom van de x-ervaring en geeft daar een psychologische analyse van. Het is interessant om die nog even te volgen. Hij noemt vijf aspecten van die ervaring:

1. De ervaring van het leven als een probleem, als een vraag die een antwoord vereist. Dit in tegenstelling tot de ervaring van de niet-x mens, die de betekenis van het leven vindt in werk of ontspanning, macht of roem of zelfs, zoals de autoritair-ethische mens, in het handelen volgens zijn geweten.

2. Een waardenhiërarchie, waarin de hoogste waarde bestaat uit de optimale ontwikkeling van de eigen vermogens van rede, liefde, ontferming, moed. "Alle wereldlijke prestaties zijn aan deze hoogste menselijke (of geestelijke of x-) waarden ondergeschikt."

3. Terwijl voor de niet-x mens het leven een middel is om doeleinden te verwezenlijken die buiten de mens zelf liggen, "zoals genot, geld, macht en de vervaardiging en verspreiding van goederen", is voor de x-mens de mens doel, het enige doel, en nooit middel. "Zijn reactie op elke gebeurtenis wordt bepaald door de vraag of het hem kan helpen zich te ontwikkelen in de richting van grotere menselijkheid."

4. "De x-houding kan (...) omschreven worden als het loslaten van zijn "ego", van zijn hebzucht en daarmee van zijn angsten. (...) Hoe kan men zien, horen, voelen, liefhebben, als men vol zit met zijn ego, als men gedreven wordt door hebzucht en begeerte?"

5. De x-ervaring kan transcendent genoemd worden, maar dan als het uitstijgen boven het eigen ego, "de gevangenis van zelfzucht en afzondering".

Twee samenvattende citaten:
De x-ervaring wordt dus, of zij nu theïstisch is of niet, gekarakteriseerd door het verminderen, en in haar meest volmaakte vorm door het verdwijnen van het narcisme.
Het centrale probleem van de mens (...) is dat van de aan zijn bestaan inherente gespletenheid, van zijn afzondering, zijn vervreemding, zijn lijden, zijn angst voor de vrijheid, zijn verlangen naar eenwording, zijn vermogen tot haat en vernietiging en zijn vermogen tot liefde en eenheid.
Ziedaar de duale menselijke sociale natuur.

Mijn interpretatie, zo kort mogelijk geformuleerd. Het vroege Jodendom had een besef van de duale sociale menselijke natuur. En van het sociale ontstaansproces van de  morele intuïties van pro-sociaal gedrag en rechtvaardigheid, dat zich niet alleen in de vroege jeugd afspeelt, maar het gehele leven in beslag neemt. En van de functie van die morele intuïties om egoïsme, narcisme en statuscompetitie tegen te gaan. En van het nooit precies omschreven en voltooide karakter van die intuïties.

Daarom was het nodig te waarschuwen voor het aanwijzen van een God die je kunt kennen, als bron van die intuïties. Als iets belangrijks zich ontwikkelt en je bent bij die ontwikkeling betrokken, dan moet je er voor oppassen om er een naam aan te geven alsof het een ding is.

Tja, ik vind dit zo boeiend, dat ik er dit lange bericht aan moest wijden.

De economie van het konijnenhol en "When Prophecy Fails"

Paul Krugman vraagt zich af hoe het mogelijk is dat een grote politieke partij, in dit geval de Republikeinse partij in de V.S., zo extreem stijfkoppig kan blijven vasthouden aan ideeën, die van het marktdenken, die zo flagrant in strijd zijn gebleken met de feiten.

Het zijn natuurlijk niet alleen de Republikeinen. Ik blijf me er over verbazen dat wij in Nederland uitgerekend nadat het kapitalisme knarsend is vastgelopen, een neo-liberaal als premier hebben gekozen.

Het gaat steeds meer lijken op het gedrag van die sekteleden die Leon Festinger in de jaren vijftig bestudeerde. Toen hun voorspelling over het einde der tijden niet uitkwam, gingen ze niet aan hun ideeën twijfelen, maar integendeel er nog meer in geloven. (When Prophecy Fails.) Na de teloorgang van het communisme als politiek en economisch stelsel is het geloof in het ongereguleerde kapitalisme (het marktdenken) zo groot geworden dat het falen daarvan dat geloof niet verzwakt, maar integendeel versterkt.

Rabbit-Hole Economics - NYTimes.com:

'via Blog this'

donderdag 13 oktober 2011

Advies van Matt Taibbi aan Occupy Wall Street

Matt Taibbi adviseert de Occupy Wall Street demonstranten om zich te concentreren op deze vijf eisen:

1. Breek de monopolies in de financiële sector, want ze zijn boven de wet en niet onderhevig aan de discipline van de markt.

2. Hef een belasting op financiële transacties en laat daarmee de banken zelf betalen voor hun redding als die nodig is.

3. Geen publiek geld voor private lobby's. Als je door de overheid gered bent, is het verboden om met die gelden een presidentskandidaat te steunen.

4. Schaf de belastingvoordelen voor hedge-fund managers af. Door die voordelen betalen ze een tarief dat de helft is van dat van een onderwijzer.

5. Verbied bonussen die meteen uitbetaald worden voor verrichtingen waarvan de kwaliteit pas na jaren blijkt.

Ik vind het een goed advies. Van alle vijf is meteen duidelijk dat ze als ze ingewilligd zouden worden een einde zouden maken aan immorele praktijken.

My Advice to the Occupy Wall Street Protesters | Politics News | Rolling Stone:

'via Blog this'

Inkomensongelijkheid is slecht voor stabiele economische groei

Oké, inkomensongelijkheid heeft negatieve sociale gevolgen. Maar daar staan toch grote economische voordelen tegenover? Inkomensverschillen moeten toch aan de grote kant zijn om te zorgen voor voldoende prikkels om onderwijs te volgen, hard te werken en carrière te maken? Rijkdom laat toch aan iedereen zien wat je met hard werken kunt bereiken? En rijken zijn toch goed voor de economie omdat ze met hun bestedingen de economie aanjagen, waar iedereen van profiteert ("trickle-down")?

Nou, nee.

Deze analyse van medewerkers van het IMF (International Monetary Fund) laat zien dat grotere inkomensverschillen wel op korte termijn samen gaan met hogere economische groei, maar op langere termijn juist niet. Meer inkomensgelijkheid is bevorderlijk voor stabiele economische groei. De Gini-coëfficiënt  is een maat voor de inkomensongelijkheid; hoe hoger het getal, hoe meer ongelijkheid. Een daling van de Gini-coëfficiënt van 40 naar 37 gaat samen met een verlenging van 50 procent van de te verwachten periode van economische groei.

De meest opvallende illustratie hiervan is dat zowel voorafgaand aan de beurscrash van 1929 als de kredietcrisis in 2008 de inkomensverschillen sterk groeiden (mede door een "boom" in de financiële sector).

woensdag 12 oktober 2011

A Nobel Honor in Economics and a Challenge - NYTimes.com

Hier zit iets in. De New York Times redactie ziet de toekenning van de Nobelprijs voor economie aan Christopher Simms en Thomas Sargent als een bevestiging van de gedachte dat het vak economie bedoeld is om empirisch onderbouwde inzichten aan te leveren voor het verbeteren van de maatschappij.

En dus niet als een ideologie die zegt dat we aan economische stagnatie, toenemende werkloosheid en economische ongelijkheid niets kunnen veranderen.

A Nobel Honor in Economics and a Challenge - NYTimes.com:

'via Blog this'
Update. John Cassidy (auteur van How Markets Fail) is kritisch over de toekenning van de prijs aan Thomas Sargent.

A Sociology of Steve Jobs - Kieran Healy

Ik weet eigenlijk niet zo veel over Steve Jobs. Stond hij aan het hoofd van een statushiërachie? Welke algemene kenmerken van de statushiërachie zijn daar dan aan waar te nemen? En wat is eventueel bijzonder of uniek? Ik kom daar op terug.
A Sociology of Steve Jobs - Kieran Healy:

'via Blog this'

maandag 10 oktober 2011

Is inkomensongelijkheid slecht omdat hij statuscompetitie aanwakkert?

De aanwijzingen dat grote inkomensverschillen negatieve sociale gevolgen hebben zijn talrijk en, als ik het goed zie, nauwelijks meer omstreden. Wilkinson en Pickett vatten in 2009 de toen beschikbare inzichten samen in het boek The Spirit Level. Why more equal societies almost always do better. Inkomensongelijkheid gaat samen met minder sociale contacten, meer psychische en fysieke gezondheidsproblemen, lagere onderwijsprestaties, meer geweldsmisdrijven en minder gelijke kansen.

Het zou kunnen dat deze negatieve gevolgen tot stand komen doordat grote inkomensverschillen de statuscompetitie aanwakkeren. Een bekende aanwijzing daarvoor uit een onderzoek uit 1997 is dat in landen met grotere inkomensverschillen mensen minder sociale contacten hebben en elkaar minder vertrouwen en dat langs die weg de gezondheid negatief wordt beïnvloed. Daar is nu een aanwijzing bijgekomen. Uit een pas verschenen studie blijkt dat bewoners van landen met grotere inkomensongelijkheid meer de neiging hebben om hun eigen kwaliteiten in vergelijking met die van anderen te benadrukken en te overdrijven (self-enhancement; te vertalen als zelfverheffing?). Ze zijn minder bescheiden en zijn meer bezig met zich beter voor te doen dan ze waarschijnlijk zijn. Als je veel moet concurreren met anderen en er weinig onderling vertrouwen is, kun je maar beter proberen je zwakheden zoveel mogelijk te verbergen, zelfs voor jezelf.

De gedachte was dat de verschillen in de mate van zelfverheffing vooral een culturele achtergrond hebben. Mensen in meer individualistische (Westerse) landen zouden er meer last van hebben dan mensen in meer collectivistische (Oosterse) landen. Maar deze studie laat zien dat het meer ligt aan de achterliggende verschillen in inkomensongelijkheid.

An Interview with Richard Easterlin | Economics Intelligence

Krijgt Richard Easterlin vandaag de Nobelprijs voor economie? Zie hier onder een recent interview met hem door Olaf Storbeck. Easterlin heeft onderzoek gedaan naar de voorwaarden voor subjectief welbevinden, zeg maar, geluk. Van hem is de Easterlin-paradox. Volgens die paradox zijn rijkere mensen iets gelukkiger dan minder rijke mensen in hetzelfde land, maar als je landen vergelijkt, dan zijn afgezien van de allerarmste landen, mensen in rijkere landen niet gelukkiger dan mensen in minder rijke landen. En als je het gemiddelde geluk door de tijd volgt, dan blijkt dat economische groei mensen op de korte termijn wel, maar op de wat langere termijn niet, gelukkiger maakt.

In dit interview zegt Easterlin o.a. dat overheidsvoorzieningen, zoals ten behoeve van kinderen en ouderen, belangrijker zijn voor het menselijke geluk dan iets meer economische groei. En dat mensen zelf veel kunnen doen om gelukkiger te zijn, zoals meer tijd besteden aan sociale contacten en aan lichamelijke activiteit ("excercise").
An Interview with Richard Easterlin | Economics Intelligence:

'via Blog this'

Update. Nee, niet Easterlin. Wel Sargent en Simms.

zondag 9 oktober 2011

Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken. En over de Dual-Mode theorie

In dit bericht vatte ik het laatste hoofdstuk samen van Ian Kershaws boek Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945, waarin Kershaw de structuren en de mentaliteit van het charismatische Hitler-bewind als fundamentele oorzaken noemt voor de collectieve zelfvernietiging van Duitsland in de laatste twee jaren van de Tweede Wereldoorlog. Wat valt er over deze verklaring te zeggen als we er met een sociaalwetenschappelijke blik naar kijken?

Het Hitler-bewind was in allerlei opzichten uniek, maar het was ook "gewoon" een dictatuur zoals we die in de recente geschiedenis vaker hebben zien ontstaan. En gelukkig ook weer hebben zien verdwijnen. Denk aan het Stalin-bewind in Rusland, de Mao-heerschappij in China en het Pol Pot-regime in Cambodja. Het lijkt niet toevallig dat we deze vier gevallen meteen verbinden met de naam van de persoon die aan de top stond. En alle vier zijn extreme voorbeelden van een sociale vorm, die van de statushiërarchie, die mensen tot stand kunnen brengen. Die "structuren" en de "mentaliteit" die Kershaw noemt, zijn te herkennen als kenmerken van de statushiërarchie.

De statushiërarchie en de gemeenschap zijn de twee aan elkaar tegengestelde sociale vormen die mensen gemakkelijk tot stand brengen als aan de geëigende voorwaarden is voldaan. De stelling dat ze dat gemakkelijk doen, samen met de inzichten in de voorwaarden waaronder ze dat doen, zou je een sociaalwetenschappelijke theorie kunnen noemen. Maar die theorie heeft nog geen naam waaronder hij bekend is geworden. In mijn colleges (zie hier en hier) gebruikte ik de naam Dual Mode-theorie, evenals in dit ongepubliceerde rapport. En gemakshalve doe ik dat hier ook, afgekort als DM-theorie.

Op zijn eenvoudigst gezegd, bestaat de DM-theorie uit de volgende twee stellingen:

Stelling 1. In hun sociale gedrag (d.i. gedrag ten opzichte van anderen) zijn er twee bundels van gedragspatronen die mensen vaak onbewust en ongepland uitvoeren of gaan uitvoeren: het statuscompetitiepatroon en het gemeenschapspatroon.

Stelling 2. Mensen worden bij het aanleren en uitvoeren van deze gedragspatronen sterk beïnvloed door de mate waarin ze met het ene dan wel het andere gedragspatroon in hun sociale omgeving in aanraking komen. (Speltheoretisch gezien gaat het om frequentie-afhankelijke strategieën.)

Ik zal in de nabije toekomst in dit blog uitvoeriger op deze theorie en op de empirische onderbouwing er van ingaan, omdat hij naar mijn ervaring kan helpen bij het begrijpen en mogelijkerwijs oplossen van allerlei sociale en maatschappelijke problemen. Nu heb ik het vooral over dat statuscompetitiepatroon.

Wat betekent het om je te gedragen volgens het statuscompetitiepatroon? Dat hangt er van af of er al een statushiërarchie heerst of niet. Als dat niet zo is, dan is er een toestand van statuscompetitie. In dat geval zijn de krachtsverhoudingen nog onduidelijk en is iedereen een concurrent in de strijd om macht en status. Er is een voortdurende dreiging dat je het in die strijd zult verliezen (een loser bent) en dus is het zaak om je zwakheden te verbergen, je met andere woorden beter voor te doen dan je bent. Omdat iedereen dat doet, is er dus alom een informatietekort. Iedereen doet zich voor als sterk en krachtig en competent en succesvol en niemand weet wie dat meer en wie dat minder waar kan maken. (Uiteraard is er in een statuscompetitie geen onderling vertrouwen en geen ander "pro-sociaal" gedrag, als het er is, dan om daarmee een strategisch voordeel te bereiken.)

Dat is een toestand waarin kleine verschillen grote gevolgen kunnen hebben. Dat komt doordat in die strijd om kracht en sterkte voor te wenden, ook een rol speelt hoeveel anderen jij achter je hebt staan, hoeveel anderen je kunt mobiliseren. En doordat iedereen bij een informatietekort gericht is op indirecte informatie, dat wil zeggen, informatie die voortkomt uit het waarnemen van het gedrag en de oordelen van anderen (Stelling 2). Elke aanwijzing dat iemands aanhang van volgelingen en bewonderaars groeiende is, wordt nauwlettend gevolgd en kan precies dat stukje informatie geven dat anderen doet besluiten om de strijd op te geven en ook een volgeling te worden. Zo kan er snel een cascade ontstaan waarin een leider boven komt drijven (vergeef de beeldspraak), die maar weinig echt van de anderen hoeft te verschillen. Zijn (of haar, maar meestal zijn) aanhang groeit, dus moet er wel iets bijzonders met hem aan de hand zijn. Wat hij voorwendde te zijn, sterk, krachtig, competent, bijzonder, dat zal hij ook wel zijn, want zoveel mensen kunnen zich niet vergissen.

Zo kan een leider naar boven komen. Hoewel dat verschil met anderen dus maar klein kan zijn, is deze leider in ieder geval altijd iemand die zeer bedreven is in het voorwenden van al die prachtige eigenschappen. En wat helpt bij dat voorwenden? Ja, precies, een sterk geloof in eigen kunnen, een sterke overtuiging van de eigen bijzondere gaven en talenten. Anders gezegd, wie precies uit dit sociale proces als leider te voorschijn komt is behoorlijk toevallig, maar de kans is groot dat het iemand is met sterk narcistische trekken. En dat klopt met het gegeven dat narcisten heel goed zijn in het verwerven van leiderschapsposities. (En slecht in het uitoefenen van die posities.)

Als de statushiërarchie er eenmaal is, dus stabiel is, dan schikken de meesten zich naar deze nieuwe omstandigheden. Er is een leider en er zijn volgelingen en van die volgelingen zijn er sommigen die dichter bij de leider staan dan anderen en anderen die weer dichter bij die volgelingen staan, enzovoort. Dat betekent dat er een rangorde ontstaan is en dat, afgezien van de leider zelf en van de allerlaagsten in rang, iedereen twee gedragspatronen combineert, dat van de onderwerping (eer betonen aan degene die boven je staat) en de overheersing (laten merken dat je hun baas bent aan degenen die onder je staan). In het dagelijkse spraakgebruik heet dat "likken naar boven en trappen naar beneden". Dat klinkt heel negatief en zo is het ook bedoeld. Want hoewel we in een statushiërarchie terecht kunnen komen, is het geen arrangement waar we echt van houden.

Zulke statushiërarchieën zijn vaak onschuldig, in de zin dat mensen zich er aan kunnen onttrekken als de gang van zaken hen niet meer bevalt. Op het schoolplein kun je andere "vriendjes" zoeken of op straat zoek je een andere hangplek. En op het werk kun je een andere baan zoeken, je ziek melden of naar de media stappen, zoals kort geleden gebeurde bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)  toen daar de statushiërarchie uit de hand was gelopen en de werksfeer verziekt was. Zolang er voldoende mogelijkheden voor een exit zijn, kunnen die narcistische leiders maar beperkt kwaad doen.

Dat wordt anders als die exit-mogelijkheden er voor velen niet bestaan. Als de hele bevolking van een land een statushiërarchie geworden is, dan is de mogelijkheid van emigratie altijd maar voor enkelen weggelegd. Daardoor is een nationale statushiërarchie altijd zeer gevaarlijk. En dat verklaart de populariteit van democratisch bestuur als de manier om dat gevaar in te dammen. Als narcisten in een democratie aan de macht komen, kunnen we ze bij de volgende verkiezingen wegstemmen en dat is vaak tijdig genoeg om veel narigheid te voorkomen.

Maar die rem van de democratie is niet gegarandeerd. Narcistische leiders die aan de macht zijn gekomen, zullen naar hun aard de mogelijkheden verkennen om de rem van de democratie te verzwakken of buiten werking te stellen. (Als we het nieuws volgen zien we dat met regelmaat gebeuren. Denk dicht bij huis aan Berlusconi, wel een heel puur voorbeeld van een narcist aan het stuur.) Om dat te voorkomen is het nodig dat er onder de bevolking een duidelijk zichtbare steun is voor de handhaving van de democratie. En er is nodig dat onafhankelijke machtscentra, zoals alternatieve politieke partijen en de rechterlijke macht, duidelijk zichtbaar blijven bestaan.

Aan die voorwaarden was in Duitsland ten tijde van de opkomst van het nazibewind maar beperkt en in de periode waar Kershaw het over heeft, helemaal niet voldaan. De democratie was buiten werking gesteld. Andere politieke partijen konden alleen ondergronds en in het diepste geheim enig verzet plegen. De rechterlijke macht was er niet meer of was niet meer onafhankelijk. In feite was er niet meer een overheid zoals wij die kennen. Die was volledig overgenomen door de nationaal-socialistische partij, met een persoon, Hitler, aan de absolute macht. Er was dus onbegrensde ruimte voor terreur en intimidatie.

En speelde de persoon van Hitler, zijn narcisme, zijn charisma, zijn pathologie, daarin nu een cruciale rol? Was het zoals ik als jongen en puber dacht dat al het kwaad voort was gekomen uit het gegeven dat er nu eenmaal boeven en schurken bestaan? Of was die rol, hoewel belangrijk, toch ondergeschikt aan dat hele sociale proces van het ontstaan van een extreme statushiërarchie, waar miljoenen mensen met meer of minder of geheel geen tegenzin aan hadden meegewerkt?

Die lastige vraag probeer ik te beantwoorden nadat ik eerst nog een keer Sebastian Haffners Kanttekeningen bij Hitler heb gelezen. In een reactie op mijn eerste bericht over Kershaws boek spoorde Rudi Wielers mij daartoe aan. Wordt vervolgd.

Protesters Against Wall Street - NYTimes.com

Protesters Against Wall Street - NYTimes.com:

'via Blog this'

Wall Street Protest Spurs Online Conversation - NYTimes.com

Wall Street Protest Spurs Online Conversation - NYTimes.com:

'via Blog this'

Wall-Street-Besetzer: Hier reden die Revoluzzer - SPIEGEL ONLINE - Nachrichten - Wirtschaft

Wall-Street-Besetzer: Hier reden die Revoluzzer - SPIEGEL ONLINE - Nachrichten - Wirtschaft:

'via Blog this'

zaterdag 8 oktober 2011

Anatomie van zelfvernietiging

Zoals aangekondigd kom ik terug op het boek Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945 van Ian Kershaw. Ik heb het van begin tot eind gelezen. Dat is het vermelden waard, want het valt niet mee om deze aaneenrijging van misère en gruwelen tot je te nemen. Dosering is nodig, evenals te proberen de nodige afstand in acht te nemen. Maar dat lukt met dit soort geschiedschrijving niet altijd. Zo heb ik bijvoorbeeld Nazi-Duitsland en de Joden van Saul Friedländer tot nu toe maar tot net over de helft kunnen lezen.

Kershaw begint zijn concluderende hoofdstuk, met als titel Anatomie van zelfvernietiging, met nog eens  weer te geven waar het hem om ging.
Dit boek wees (...) op de buitengewone zeldzaamheid dat een land bij machte en bereid is tijdens een oorlog tot aan zijn totale vernietiging door te vechten. Het is even zeldzaam dat de invloedrijke elites van een land, en meest voor de hand liggend het leger, niet bij machte of van zins zijn een leider te verwijderen die hen met hem naar complete rampspoed voert. Toch, erkend door allen dat dit plaatsvond (en steeds onvermijdelijker), was deze gang naar een alomvattende, nationale catastrofe - een totale militaire nederlaag, fysieke ondergang, vijandelijke bezetting en, zelfs meer dan dat, moreel bankroet - precies wat er in 1945 in Duitsland gebeurde. De voorgaande hoofdstukken hebben geprobeerd te verklaren hoe dit mogelijk was.
Kershaws samenvatting van die poging tot verklaring gaat ongeveer als volgt. Allereerst was het niet zo dat de bevolking Hitler en het naziregime tot het eind toe steunde. Hitlers populariteit verkeerde in deze periode in een vrije val en de nazipartij werd in brede kring gehaat. Maar daar stond de terreur tegenover het eigen volk tegenover. Elke vorm van verzet of twijfel was levensgevaarlijk. Zogenaamde standrechtbanken trokken het land door en velden doodvonnissen als routine. Het effect daarvan was zeer intimiderend.

Maar de generaals werden niet geterroriseerd, hoogstens ontslagen. Wel waren ze onderling verdeeld. En zelfs als ze fundamenteel met Hitlers tactiek van mening verschilden, en die tactiek was steeds meer van de werkelijkheid vervreemd, betwistten ze niet zijn recht om bevelen uit te vaardigen. Ook voor het viermanschap dat het meest direct met Hitler in contact stond - Bormann, Goebels, Himmler en Speer - geldt dat ze onderling verdeeld waren en elkaar wantrouwden. En ze wisten dat hun gezag volledig van Hitler afhing. Er was naast Hitler niet een enigszins zelfstandige groep of instantie die kon dienen om tegenwerk te organiseren. Zoals Kershaw zegt, was de personalisatie van het bestuur extreem.

Dat kwam ook doordat de bestuursstructuur in de laatste periode volledig was afgebrokkeld. Hitler was staatshoofd, opperbevelhebber van de strijdkrachten, hoofd van de regering en hoofd van de partij. Dit kon er toe leiden dat in die laatste fase de bevolking in feite was uitgeleverd aan de partij, in concreto aan de Gauleiter, die via Bormann direct aan Hitler verantwoording aflegden. Daarover Kershaw:
Als Rijksdefensiecommissarissen, die verantwoordelijk waren voor de civiele verdediging in hun gebieden, beschikten ze over een enorme armslag om op praktisch alle terreinen van het dagelijks leven tussenbeide te komen (en voor niet nakoming standrechtelijke vergelding op te leggen). Zij en hun ondergeschikten op districts- en plaatselijk niveau gingen onder meer over de verdeling van bijstand, verplichte evacuatie van burgers uit bedreigde gebieden, toegang tot schuilkelders tegen luchtaanvallen, opruimen van bomschade en verplichte rekrutering voor dwangarbeid bij verdedigingsinstallaties. Ze speelden ook een sleutelrol in het 'totale oorlog'-programma van Goebbels om voor het verwerven van mannen voor de Wehrmacht kantoren en werkplaatsen uit te kammen op de laatste reserves aan mankracht. (...) Tijdens de laatste oorlogsmaanden was Duitsland een totaal gemobiliseerde en gemilitariseerde samenleving zo dicht genaderd als maar mogelijk is. De Duitse massa's werden onderdrukt, gekoeioneerd en geordend als nooit tevoren.
Het naziregime was vanaf het begin een charismatische heerschappij geweest, sterk gebaseerd op persoonlijke banden van de hoogste leiders met Hitler. Daarin heeft Hitlers overheersende persoonlijkheid zeker een grote rol gespeeld. Hij was volstrekt onbuigzaam, in de betekenis van overtuigd van het eigen gelijk, in de contacten met de generaals en de leiders om hem heen. Die overtuiging was zo immens groot dat het hem kennelijk vanzelfsprekend leek dat met hem ook het Duitse volk ten onder moest gaan. Maar ook toen die massale charismatische aantrekkingskracht allang was verdwenen, bleven de structuren en mentaliteit van een charismatische bewind bestaan tot aan Hitlers dood in de bunker in Berlijn. (Even opvallend is dat dit alles zeer snel veranderde toen het bericht van zijn zelfmoord zich verspreidde.) Die bestuursstructuren en de onderliggende mentaliteit zijn dan ook volgens Kershaw de meest fundamentele oorzaken dat Duitsland in staat was en van zins was om tot het einde toe te vechten.

Wat valt over deze verklaring, die ik hier grotendeels in Kershaws eigen woorden heb samengevat, te zeggen met een sociaalwetenschappelijke blik? Daarover in het volgende bericht.

Wall Street Weeks - NYTimes.com

"We all complain, but they showed up."

Wall Street Weeks - NYTimes.com:

'via Blog this'

vrijdag 7 oktober 2011

Is het juist om "Wall Street" moreel te veroordelen?

Paul Krugman omarmt de morele veroordeling van de Amerikaanse financiële sector, kortweg: Wall Street, door de Occupy Wall Street demonstranten. Zie zijn column in de New York Times van vandaag onderaan dit bericht. Om ernstig immoreel gedrag binnen de perken te houden, is een brede veroordeling noodzakelijk en het is dus goed dat die nu op gang komt. Krugman maakt nog eens duidelijk waaruit dat moreel laakbare gedrag van Wall Street nu precies bestond bestaat.

De financiële crisis en de er uit voortkomende economische misère waar we nu in zitten, kun je, schrijft hij, zien als een drama in drie aktes. In de eerste akte maakten de boosdoeners gebruik van de deregulering van het bankbedrijf door gedrag met hoge risico's voor anderen, terwijl ze daarvoor zichzelf vorstelijk beloonden. In de tweede akte barstte de zo opgeblazen zeepbel en werden de boosdoeners, zonder voorwaarden, door de belastingbetalers gered, terwijl de gewone werkende bevolking de negatieve gevolgen, inkomensachteruitgang en werkloosheid, draagt. In de derde akte "tonen de boosdoeners hun dankbaarheid" door met hun door die reddingsactie nog steeds obsceen hoge vermogens te lobbyen voor lage belastingen voor henzelf en verzwakking van de al milde regulering die herhaling van dit drama moet voorkomen.

Als je dit als scenario voor een speelfilm zou indienen, dan zou je de opdracht krijgen om een minder onrealistische en minder overdreven versie te maken. Soms overtreft de werkelijkheid de fantasie.
Confronting the Malefactors - NYTimes.com:

'via Blog this'

donderdag 6 oktober 2011

Maakt het marktdenken mensen minder pro-sociaal?

Zijn de werknemers in het bedrijfsleven minder pro-sociaal dan die in de publieke sector omdat minder pro-sociale mensen er meer voor kiezen om in het bedrijfsleven te werken? Of zijn ze ook door het werken in het bedrijfsleven minder pro-sociaal, dus egoïstischer, geworden?

Het zou kunnen dat dat laatste effect, het beïnvloedingseffect, optreedt naast dat eerste, het selectie-effect. In onze maatschappij komt natuurlijk iedereen vaak in aanraking met het marktdenken, dat wil zeggen met het idee dat het najagen van eigenbelang gerechtvaardigd is omdat het marktmechanisme er wel voor zorgt dat dan toch alles goed komt. Maar je kunt vermoeden dat werknemers in het bedrijfsleven er meer mee in aanraking komen dan werknemers in de publieke sector. Als je in de publieke sector werkt, het bestuur, het onderwijs of de zorg, dan zul je vaker horen dat je met je werk direct in dienst staat van het algemene belang of het belang van anderen (leerlingen, cliënten). En dat jij en je collega's daar ook een deel van de motivatie uithalen.

Of het in aanraking komen met dat marktdenken mensen minder pro-sociaal maakt, zou niet alleen uit de beroepskeuze, maar ook uit de studiekeuze kunnen blijken. Maakt het studeren van het vak economie, en dan in het bijzonder het volgen van college's waarin dat marktdenken wordt gedoceerd, studenten minder pro-sociaal? Aanwijzingen dat dat inderdaad zo is, zijn te vinden in deze en deze studie van de econoom Robert H. Frank.

woensdag 5 oktober 2011

Werkers in publieke sector zijn pro-socialer dan in bedrijfsleven

Volgens dit onderzoek op basis van gegevens uit de World Values Survey zijn werknemers in de publieke sector pro-socialer dan werknemers in het bedrijfsleven. De publieke sector bestaat uit bestuur, justitie, politie, onderwijs, zorg, openbare bibliotheken en nog het een en ander.

In 30 van de 50 landen waarvoor gegevens beschikbaar waren, geldt dat werknemers in de publieke sector meer intrinsiek gemotiveerd zijn (belangrijk werk willen doen) dan werknemers in het bedrijfsleven (statistisch significant voor 6 landen). Meer extrinsiek gemotiveerd ben je als je vooral het inkomen of de werkzekerheid van een baan belangrijk vindt.

In 33 van de 50 landen waarvoor gegevens beschikbaar waren, geldt dat werknemers in de publieke sector het belangrijker vinden om de mensen om zich heen te helpen en te geven om hun welbevinden dan werknemers in het bedrijfsleven (statistisch significant voor 10 landen).

En in 48 van de 51 landen waarvoor gegevens beschikbaar waren, geldt dat werknemers in de publieke sector  meer doen aan het ondersteunen van goede doelen en milieu-organisaties dan werknemers in het bedrijfsleven (statistisch significant voor 18 landen).

Resultaten als deze kunnen voortkomen uit een selectie-effect en uit een beïnvloedingseffect. Het selectie-effect houdt in dat mensen die meer pro-sociaal zijn er meer voor kiezen om in de publieke sector te werken. Omdat het werken daar meer tegemoetkomt aan die pro-sociale motivatie, misschien vanwege de aard van het werk, denk aan zorg en onderwijs, maar misschien ook doordat aan publieke sector-banen minder het winstmotief kleeft dan aan banen in het bedrijfsleven. Maar naast dat selectie-effect kan ook beïnvloeding een rol spelen. Je pro-sociale geneigdheid zal wellicht versterkt worden als je in de publieke sector terechtkomt en daar omringd wordt door gelijkgezinden en verzwakt worden als je in het bedrijfsleven gaat werken, waar het werk meer in het teken staat van financiële winstgevendheid.

Met beide effecten komt overeen dat in die landen waar publieke sector-werknemers niet meer intrinsiek gemotiveerd waren, maar juist meer extrinsiek, precies die landen waren die hoog scoren op de corruptie perceptie index.

Je kunt er allerlei gedachten bij hebben. Een gedachte van mij was dat je met een (integere) publieke sector er aan bijdraagt om een reservoir aan pro-sociale motivatie en gedrag in stand te houden. En dat een terugdringing van die publieke sector, door privatisering en verzelfstandiging van overheidstaken, dat reservoir kan verkleinen.

Rescuing America from Wall Street - The Washington Post

Rescuing America from Wall Street - The Washington Post:

'via Blog this'

dinsdag 4 oktober 2011

Het belang van Occupy Wall Street als een moreel oordeel

De Occupy Wall Street beweging lijkt te groeien. Zie het bericht hieronder uit de New York Times van vandaag. Het lijkt mij een belangrijke ontwikkeling. Het is zo langzamerhand overduidelijk dat de excessen in de financiële wereld (misleiding, riskant gedrag, bonussen, zelfverrijking) en de ideologische rechtvaardiging daarvan door het ongefundeerde geloof in ongebreidelde marktwerking, in aanmerking komen voor een moreel oordeel. En dat oordeel is vernietigend.

Eerder schreef ik over de mankementen die kunnen kleven aan de toepassing van morele overtuigingen uit het persoonlijke domein op handelingen in het publieke domein. Een voorbeeld daarvan is dat je het overheidshandelen niet altijd op precies dezelfde wijze moreel kunt beoordelen als je het handelen van een gezin zou doen. Maar ik begin steeds meer te denken dat een morele beoordeling van het gedrag in de financiële sector dat de kredietcrisis voortbracht en aan de huidige economische problemen heeft bijgedragen, zonder voorbehoud gerechtvaardigd is. Het gevoel dat het niet deugde lijkt mij een gepast gevoel. En velen die het beter kunnen weten dan ik, vinden dat ook. Denk aan James Galbraith, de zoon van de grote John Kenneth Galbraith, die tot dit oordeel komt:
Fraud was not a bug in the system, it was a feature.
Een citaat dat het waard is om te onthouden. Het komt uit deze lezing, voor de kennisname waarvan iedereen even de tijd zou moeten nemen.

Mijn indruk is dat de morele verontwaardiging bij velen bestaat, maar dat uitingen daarvan nog tegengehouden worden door onzekerheid over hoeveel anderen hem delen. De Occupy Wall Street beweging mankeert het aan concrete eisen, zoals door sommigen is opgemerkt. Maar daar gaat het even niet om. Ze hebben vooral de functie om de informatie te verspreiden over het wijd verbreid zijn van de morele beoordeling.

Anti-Wall Street Protests Spreading to Cities Large and Small - NYTimes.com:

'via Blog this'

maandag 3 oktober 2011

Samen eenzaam

Moniek van Dijk mailde me over het interview met Sherry Turkle (Ned. 2, 25 september), de schrijfster van het boek Alone Together. Why We Expect More From Technology and Less From Each Other. Moniek was getroffen door de stelling dat mensen wel contact maken (steeds meer virtueel), maar het steeds moeilijker vinden om echt verbinding te maken.

Ik heb het boek niet gelezen. Maar ben wel dat interview gaan zien, heb het interview van Margriet Oostveen met de schrijfster gelezen en heb rondgeneusd in de besprekingen van het boek op Amazon. De stelling die Moniek trof, is wat verder uitgewerkt te vinden in deze bespreking op Amazon:
Distance communication in all of its forms (print media, broadcasting, telecommunications, online) tends to facilitate what the sociologists call `weak (or loose) ties'. One sociological argument is that society at large depends on the maintenance of loose ties between distant acquaintances and those we know only indirectly, functioning as a sort of social glue, in addition to the strong ties and commitments that bind us rather more closely to our `immediate' family and `close' friends. As a psychoanalyst, however, the author argues that the personal cost may be that we are coming to rely too much on online communication with relative strangers at the expense of intimacy with, and commitment to the people we know from face-to-face interaction. For instance, her earlier enthusiasm for online worlds as `identity workshops' is tempered by a concern that the mediation of a screen encourages more premeditated behaviour, which has in turn led many teenagers to prefer texting to speaking on the phone because speech `reveals too much'.
De stelling lijkt te zeggen dat we ons erg aangetrokken voelen tot het communiceren met anderen die we niet zo goed kennen op het net, zoals op Facebook of door texting, maar dat we uiteindelijk slechter af zijn als we daardoor minder face-to-face communiceren met familie en vrienden. Dat roept twee vragen op: 1. vanwaar die aantrekkingskracht?, en 2. waarom zijn we uiteindelijk slechter af?

Ik begrijp, ook uit deze bespreking in de New York Times, dat die aantrekkingskracht er in ligt dat de communicatie gemakkelijker gecontroleerd kan worden dan wanneer je direct contact hebt, via de telefoon of face-to-face. Een citaat van een student in het boek illustreert dat:
“When you talk on the phone, you don’t really think about what you’re saying as much as in a text. On the telephone, too much might show.”
 En dit citaat uit dat interview verduidelijkt dat nog:
As Ms. Turkle sees it, online life tends to promote more superficial, emotionally lazy relationships, as people are “drawn to connections that seem low risk and always at hand.” This tendency to treat other people as objects that can be quickly discarded, she says, is embodied at its most extreme by the social Web site Chatroulette, “which randomly connects you to other users all over the world”:
“You see each other on live video. You can talk or write notes. People mostly hit ‘next’ after about two seconds to bring another person up on their screens.”
En in dat interview op Ned. 2 zegt Sherry Turkle dat on line communicatie de illusie van vriendschap verschaft, zonder de verplichtingen en de moeilijkheden die nu eenmaal bij een echte vriendschap horen. Kortom, volgens de stelling ligt de aantrekkingskracht er in dat we iets krijgen dat slechts oppervlakkig belonend is, maar waar we toch voor kiezen omdat het weinig kost en weinig risico's met zich mee brengt.

En uiteindelijk zouden we slechter af zijn (vraag 2) omdat we de beloningen van diepere, intieme vriendschappen meer aan ons voorbij laten gaan dan wanneer we daar meer tijd aan zouden besteden. Het zou een voorbeeld zijn van de algemeen-menselijke zwakte om verleidingen het hoofd te bieden die korte-termijn genoegens opleveren, maar het lange-termijn welzijn verlagen.

Daar komt misschien nog bij dat we minder oefenen in het onderhouden van echte vriendschappen en dus minder goed leren hoe dat moet. In plaats daarvan zijn we voortdurend bezig met ons zo goed mogelijk voor te doen, dus een schijn ophouden, waarbij steeds de vrees aanwezig is dat we een keer door de mand vallen. Daardoor worden we met zijn allen wat narcistischer, want een kenmerk van narcisme is dat je andere mensen als object beschouwt, die er alleen maar zijn om er aan bij te dragen dat jij je goed voelt. En het is bekend dat narcisme weliswaar op korte-termijn goed voelt, maar op langere termijn slecht uitpakt.

Ik formuleer met enige terughoudendheid omdat Sherry Turkle in dat boek haar stelling alleen anekdotisch onderbouwt. Het is een zogenaamde kwalitatieve studie, in die zin dat de ondervraagden niet representatief zijn voor de gehele bevolking of voor een bepaalde leeftijdsgroep. Ook baseert ze zich niet op experimenteel of vergelijkend onderzoek.

Maar je komt de stelling vaker tegen. Toevallig dit weekend in het Volkskrant magazine, met een voorpublicatie uit het boek Allemaal losers - De kunst van het verliezen van Wilma de Rek. Die schrijft dat we ons allemaal beter proberen voor te doen dan we zijn, uit angst om als een loser te worden gezien. Die neiging wordt tegenwoordig aangewakkerd door "reclamemensen,  filmregisseurs, journalisten, modeontwerpers, architecten, fotografen, romanschrijvers, designers, (...), koks, pr-jongens, lobbyisten, kappers, psychologen, winkeliers, scenarioschrijvers", die ons elke dag een keer of duizend "een volmaakte schijnwereld" opdringen. Uit de gesprekken die zij voor haar boek voerde, ook hier is de onderbouwing anekdotisch, werd het haar duidelijk
dat ongeveer iedereen zich geregeld een loser voelt. Het maakt weinig uit of mensen belangrijke banen hebben of huisman zijn, of ze vier prachtige kinderen hebben of nul, of ze in een klein appartement wonen of in een dure villa. (...) Diep in veel mensen blijkt de angst te schuilen die ik ook ken: op een dag val ik door de mand. Op een dag komen ze erachter dat ik eigenlijk niks kan. Wat zullen ze lachen.
Sociaalwetenschappelijk gezien lijkt het me dat de neiging van mensen om zich beter voor te doen dan ze zijn vooral optreedt in situaties waarin ze omgeven worden door anderen die ze (nog) niet zo goed kennen. Waarin er weinig informatie over elkaar is en waarin het er op aankomt welke indruk je op anderen weet te maken. Situaties dus waarin het publieke domein meer plaats inneemt dan het persoonlijke domein, dat van je familie en vrienden. Die kennen je goed genoeg om te voorkomen dat jij een schijn ophoudt. En dus hoef je die angst om een loser te zijn daar ook niet te hebben.

Dat klopt met de bevinding die ik eerder noemde dat het in een stad wonen of opgegroeid zijn negatieve effecten heeft op de manier waarop je met sociaal-evaluatieve situaties omgaat. Het lijkt er op dat het stadsleven mensen gevoeliger maakt voor negatieve oordelen van anderen. Anders gezegd (mijn woorden): ze zijn meer bezig met het niet willen falen in de ogen van anderen. Dus meer met het proberen eigen zwakheden te verbergen. Stadsbewoners bewegen zich in het algemeen meer in dat publieke domein van mensen die weinig informatie over elkaar hebben dan dorpsbewoners dat doen.

Ook komt er mee overeen dat studenten van grotere Amerikaanse colleges minder hechte en diepgaande vriendschappen hadden dan studenten van kleinere colleges. Op die grotere colleges zijn er meer medestudenten die je niet zo goed kent en zijn er dus meer alternatieven om vriendschappen te sluiten. Dat leidt er toe dat vooral vriendschappen ontstaan tussen studenten die meer op elkaar lijken. Maar die vriendschappen zijn dus minder hecht en diepgaand. En je kunt dus verwachten dat narcisme en de angst om loser te zijn meer op die grotere colleges voorkomen dan op de kleinere.

En er komt tenslotte mee overeen dat narcisme meer voorkomt bij "celebrities", dus bij mensen die sterk worden aangetrokken door het publieke domein en daar veel tijd doorbrengen, dan bij de gemiddelde bevolking. "Celebrities" hebben wellicht ook een meer dan gemiddelde angst om door de mand te vallen, maar ik ken geen onderzoek dat dat vermoeden ondersteunt.