zaterdag 31 december 2011

Merijn Knibbe over angst voor inflatie en over economen die de statistieken niet kennen

Een gastblog van Merijn Knibbe, die eerder reageerde op een bericht.

Uiteraard mijn grote dank om opgenomen te worden als 'blogpost'! 

Als aanvulling hierop het volgende: Het is, in toenemende mate, bevreemdend waar de angst van de 'inflationista's' vandaan komt. Want zelfs vanuit een naief-monetaristisch perspectief zou angst voor inflatie voortkomend uit een groei van de geldhoeveelheid toch gebaseerd moeten zijn op een groei van de geldhoeveelheid. En die geldhoeveelheid, die groeit niet meer zo snel, VOLGENS DE EENVOUDIG TE RAADPLEGEN STATISTIEKEN VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. Sterker nog: de groei neemt af en ligt nu, met 2%, ver onder de door de ECB gewenste groei van 4,5%. En dat is al drie jaar zo... 

En ook de voorspellingen van de ECB zelf geven aan dat, omdat de BTW-verhogingen in landen als Griekenland en Spanje volgend jaar uit de index zullen vallen en omdat de STIJGING van de energieprijzen minder wordt de inflatie volgend jaar lager zal zijn dan nu. Tel daarbij op een loonstijging die achter blijft bij de prijsstijging, terwijl de productiviteit wel stijgt... Ik begrijp werkelijk niet dat er economen zijn die zowel zichzelf als econoom serieus nemen en tegelijkertijd op dit moment waarschuwen voor het inflatiegevaar.

Maar goed. Een van de redenen daarvoor is duidelijk. Economie is een wetenschap die sterk op 'stel dat' redeneringen is gebaseerd, een hebbelijkheid die nog stamt uit het ondertussen toch tamelijk verre verleden dat we al die mooie gegevens over de loonstijgingen en de geldhoeveelheid niet hadden. Typerend is dat er in de opleidingen tot econoom nauwelijks aandacht is voor het ambacht van het meten van de economie: het bepalen van de definities, het operationaliseren van variabelen, het opstellen van meetprotocollen en wat dies meer zijn. En dat brengt met zich mee dat veel economen zich er nauwelijks van bewust zijn dat de theoretische definitie van allerlei variabelen fors afwijkt van de empirische definitie (een voorbeeld daarvan is dat veel economen er nog steeds niet vanuit gaan dat geldschepping per definitie gepaard gaat met schuldcreatie, men kijke er de statistieken van de ECB op na ('counterparts of M3', de activakant van de balans van de geldscheppende banken). 

Overigens ben ik niet van mening (nog zoiets) dat alleen banken geld scheppen. Neem groupons, postzegels, afnemerskrediet (in de business to business verkopen een post van tientallen miljarden!), kopieerkaarten, airmiles, de schuld die u aangaat als u een auto koopt met zo'n 0% lening bij Renault (heeft trouwens een bankenvergunning!), de OV-chipkaart - het zijn geheel volgens de definitie van geld allerlei vormen van pecunia, gebruikt voor transacties (voorbeeld: u koopt met Euro-geld een tegoed op de OV-chipkaart dat een ruilmiddel is, gewaardeerd in de gangbare rekeneenheid en dat ook een waarde vertegenwoordigd. Het is alleen geen 'algemeen' geld waar u overal mee kunt betalen.) Opmerkelijk detail: postzegels gebruikten altijd de gangbare munt als rekeneenheid, de PTT (oeps, TNT post) is daar onlangs vanaf gestapt. 

Conclusie: een stage bij een statistisch bureau moet een noodzakelijk en onontkoombaar onderdeel van de opleiding tot wetenschappelijk econoom worden. Directe kennis van en ervaring met de ambachtelijke zijde van het vervaardigen van economische data zoals dat gebeurt in de statistische bureaus hoort bij de opleiding tot economisch wetenschapper. Dat vereist natuurlijk wel voorafgaande stages van de docenten. 
Merijn Knibbe

Wanneer verbieden? Vuurwerk, roken en zwerfafval

Elk jaar rond deze tijd ontstaat de discussie over de wenselijkheid van een vuurwerkverbod. Eerder schreef ik een stuk voor Openbaar Bestuur, met een pleidooi voor een sociaalwetenschappelijke kijk op het vuurwerkverbod en op verbieden in het algemeen. Zie de link naar het manuscript onderaan dit bericht. Ik citeer hier de conclusie:
Als de overheid overweegt iets te verbieden, is het belangrijk in de beleidsafweging rekening te houden met sociaal-wetenschappelijke inzichten. Deze wijzen op de voorwaarden waaronder burgers gemakkelijker een verbod accepteren en op de sociale processen die de kans op naleving vergroten of verkleinen. Ook zonder hoge handhavingskosten is het rookverbod een succes gebleken waar dat verwacht kon worden, in het openbaar vervoer en restaurants. Dat bewijst de kracht van het wederkerigheidsbeginsel en van het mechanisme van de sociale beïnvloeding. Het laat ook zien dat de werking van dat beginsel een duidelijk signaal van de democratische overheid nodig kan hebben. Het is jammer dat de overheid dat signaal niet wil geven als het gaat om het knalvuurwerk op oudejaarsdag.
Ja, ik ben wel voor een vuurwerkverbod. In ieder geval op oudjaarsdag tot 18 uur 's avonds. Iedereen een prettige jaarwisseling toegewenst!
Wanneer verbieden def.doc - Google Docs:

'via Blog this'

donderdag 29 december 2011

Is de mensheid vreedzamer geworden? Steven Pinker

Timothy Snyder bespreekt het nieuwe boek van Steven Pinker, getiteld The Better Angels of Our Nature. Why Violence Has Declined. Zie het bericht hieronder.

Ik was enthousiast over Pinkers eerste boek, The Language Instinct (1994). Prachtig boek, alleen al om de beschrijving en weerlegging van het Social Science Standard Model, dat zo heeft huisgehouden in de sociale wetenschappen en dat het bestaan van een menselijke natuur als "biologisch" afwees. Later werkte hij die kritiek uit in The Blank Slate (2002), dat ik ook met veel plezier las. Daartussen in schreef hij How The Mind Works (1997), waar ik niet doorheen kwam.

Nu is er dus dit nieuwe boek. Hij verdedigt daar de stelling dat het geweld in de loop van de mensheidsgeschiedenis alleen maar is afgenomen. Volgens deze bespreking van Snyder zijn er volgens Pinker twee fundamentele overgangen geweest:
from the anarchy of hunting and gathering societies to the controlled violence of early states and then from a "culture of honor" associated with these states to a "culture of dignity" characteristic of the better moments of modernity.
Die tweede transitie kan goed kloppen. Agrarische maatschappijen waren sterk als statushiërarchieën georganiseerd en om die tot stand te brengen en in stand te houden was veel geweld en onderdrukking nodig. Met de industrialisering nam de onderhandelingsmacht van de factor arbeid toe, waardoor de ongelijkheid afnam. Als onderdeel daarvan kregen we algemeen kiesrecht en democratie. En democratie is een middel om conflicten anders op te lossen dan door gebruik van geweld. (Of de democratie levensvatbaar blijft, vroeg ik me hier af.)

Maar dat Pinker gelooft dat jagers-verzamelaarsmaatschappijen nog gewelddadiger waren dan agrarische maatschappijen is verbazingwekkend. Er zijn veel aanwijzingen dat jagers-verzamelaars goed in staat waren om de menselijke neiging tot statuscompetitie collectief te onderdrukken. Daardoor konden ze gemeenschappen vormen op basis van onderlinge samenwerking en coöperatief grootbrengen van de kinderen. Er kwam wel geweld voor, maar vooral gericht tegen degenen die anderen wilden overheersen en vooral op hun eigen belang uit waren. En dat geweld werd pas dan gebruikt als mildere, sociale sancties (uitsluiting, negéren, ridiculisering) niet hielpen.

Tussen gemeenschappen konden conflicten bestaan, maar die leiden zelden tot "oorlogen". Want in plaats van een conflict uit te vechten, wat in de natuur so wie so weinig gebeurt, kon je altijd met je medestanders vertrekken en ergens anders je geluk zoeken. En dat gebeurde ook op grote schaal, want het is al in dit jagers-verzamelaars tijdperk geweest dat onze verre voorouders zich over de hele aardbol verspreidden. Vanuit waarschijnlijk Oostelijk Afrika via Eurazië naar Australië en het Amerikaanse continent. Dat grote succes van die coöperatieve leefwijze is moeilijk te rijmen met de gedachte dat dit de meest gewelddadige periode was in de mensheidsgeschiedenis.

Goede bronnen voor dit inzicht zijn het werk van Christopher Boehm (Hierarchy in the Forest. The Evolution of Egalitarian Behavior), van Douglas P. Fry (Beyond War. The Human Potential For Peace) en van Sarah Blaffer Hrdy, die ik al eerder noemde (o.a. Mothers and Others. The Evolutionary Origins of Mutual Understanding).

Hoe komt Pinker dan tot zijn stelling? Ik zou het boek moeten lezen, maar de tijd is beperkt. Ik ga nu even af op Snyder:
Pinker's first target is the tendency to romanticize the distant past. Since he believes that people fantasize about a peaceful prehistory, he deliberately over­emphasizes its violence, dwelling at length on the bloodiest passages of the Old Testament. His cheerful admission of this writerly tactic presages not only the friendly tone of the entire book but also one of its shortcomings. Although Pinker writes as a scientist, his approach in this book is discursive rather than deductive, charmingly but not quite persuasively advancing his ex cathedra views about life in general. The research of others, although abundantly and generously cited, too often seems to footnote Pinker's own prior assumptions.
Dat wekt geen vertrouwen. Lees ook wat Snyder later in zijn bespreking zegt over hoe Pinker omgaat met het probleem van de twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw. Eerst zegt hij dat het "bad luck" was om twee van zulke conflicten vlak na elkaar te hebben. Dat komt niet sterk over. En hij claimt dat één individu, Adolf Hitler, toch vooral verantwoordelijk was. Als die er niet geweest was, ja, dan was de twintigste eeuw veel minder gewelddadig geweest. Tja, dat is wel een heel onwaarschijnlijke claim. Zie hierover ook mijn laatste bericht over de statushiërarchie van het Hitler-bewind.

Ik ben dus wat wantrouwend over Pinkers nieuwe boek. Als het in de boekhandel ligt, ga ik er eens door heen bladeren.
War No More | Foreign Affairs:

'via Blog this'

De zombie-ideeën van de eurocrisis

Door Krugman nu eens helder in een grafiek bijeen gebracht: de oorzaak van de eurocrisis was niet, dus niet, dat Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Ierland steeds maar meer schulden gingen maken. Integendeel, als je naar het gemiddelde van hun schulden als proporties van hun bruto nationale producten kijkt, dan was er tot 2007 een duidelijke daling. Europa was toen zeer tevreden met de prestaties van Spanje en Ierland. De toename van hun schulden daarna is een gevolg van de crisis. En de crisis is niet een gevolg van het onverantwoordelijk schulden maken. Zie het bericht hieronder.

Maar Krugman lijkt gelijk te hebben: er zijn van die "zombie" ideeën die onuitroeibaar zijn. Feiten helpen niet meer. Anders gezegd: de eurocrisis is een politiek probleem, niet een economisch probleem. En een verklaring vinden voor zulke "zombie" ideeën, is niet een economisch, maar een sociaalwetenschappelijk vraagstuk. Er is een sociaal proces aan de gang, waarin de "deskundigen" meer naar elkaar kijken om hun standpunten te bepalen, dan naar de feiten.

Dat is zacht gezegd wel heel sneu voor al die werklozen in Griekenland en in Spanje en in Ierland. En voor al die andere slachtoffers van de bezuinigingsobsessie van de Europese politici.

'via Blog this'

dinsdag 27 december 2011

De bezuinigingsobsessie - Paul Krugman

Paul Krugman: We zijn in een wereld van vraaguitval.... Het is een wereld waarin de bezuinigingsobsessie krankzinnig, slecht en gevaarlijk is.

America Is Not Exceptional - NYTimes.com:

'via Blog this'

Belang van nabijheid grootouders voor arbeidsparticipatie

Ik heb verschillende keren bericht over het belang van contacten met grootouders voor kinderen en hun ouders. Zo besluiten stellen eerder om een kind "te nemen" als ze meer contacten met hun ouders hebben. De verwachte nabijheid en aanwezigheid van grootouders vergroot de kindvriendelijkheid van de omgeving waarin die kinderen geboren worden. Ook zijn er aanwijzingen dat het pro-sociale gedrag van kinderen wordt bevorderd door het veel contact hebben met hun grootouders.

Er zijn meer aanwijzingen voor de gunstige gevolgen van de bijdrage die grootouders leveren aan het verminderen van het sociale isolement van gezinnen. Ik zag nu dit paper dat gebaseerd is op twee grote data sets in de Verenigde Staten. De onderzoekers concluderen dat het dicht in de buurt wonen van grootouders sterk bijdraagt aan de kans dat gehuwde moeders met jonge kinderen een betaalde baan hebben. Dat die moeders meer gaan werken dan moeders die geen ouders in de buurt hebben wonen, komt niet alleen doordat die grootouders hun geregelde bijdrage leveren aan de kinderopvang en het oppassen, maar ook doordat ze beschikbaar zijn voor het geval dat er ongeplande hulp nodig is. Ze dragen gewoon bij aan de gezins- en kindvriendelijkheid van de omgeving. En maken het daardoor gemakkelijker voor moeders om betaald werk te doen.

De onderzoekers maken melding van studies in Europa (en in Nederland) die dezelfde resultaten laten zien.

zondag 25 december 2011

Handel, the Entertainer - YouTube

Handel, the Entertainer - YouTube:

'via Blog this'

Messiah - Handel ( 1 ) - YouTube

Messiah - Handel ( 1 ) - YouTube:

'via Blog this'

Joseph Stiglitz over de inkomensongelijkheid in de Verenigde Staten

Dit artikel van Joseph Stiglitz in Vanity Fair van mei van dit jaar moet nog mee op dit blog voor het jaar is verstreken. Zie de link onderaan dit bericht.

Een (door mij vertaald) citaat:

... een groot deel van de oorzaak dat we zo veel ongelijkheid hebben, is dat de top 1 procent dat zo wil. Het meest duidelijke voorbeeld is de belastingpolitiek. Het verlagen van de belastingtarieven op vermogenswinsten, een grote inkomstenbron voor de rijken, heeft de welvarendste Amerikanen vrijwel een gratis rit gegeven. ... Veel van de huidige ongelijkheid is het gevolg van manipulatie van het financiële systeem, mogelijk gemaakt door veranderingen in de regels die zijn gekocht en betaald door de financiële sector zelf - een van zijn beste investeringen.

En let op de laatste alinea:

De top 1 procent heeft de beste huizen, de beste opleidingen, de beste artsen en de beste manier van leven, maar er is een ding dat ze met dat geld kennelijk niet aangeschaft hebben: een besef dat hun lot verbonden is met hoe de andere 99 procent leven. De hele geschiedenis door is dat iets dat de top 1 procent uiteindelijk toch leert. Te laat.

'via Blog this'

vrijdag 23 december 2011

Merijn Knibbe over de ECB en de ongegronde angst voor inflatie

Merijn Knibbe reageert op dit bericht. Ik neem hieronder zijn reactie ook op als bericht:

Nu bijna drie jaar geleden, ergens in januari of februari 2009, was er een interview met Onno Ruding op de Nederlandse t.v. Hoewel hij de noodzaak inzag van de maatregelen die destijds werden genomen door de Centrale Banken sprak hij wel zijn angst uit voor veel hogere inflatie - die er dus niet gekomen is. De 'kerninflatie' in de Europese Unie, zonder de invloed van (grotendeels in het buitenland bepaalde)energieprijzen en zonder alle BTW verhogingen bedraagt ongeveer 1,5%.

En wat de /ECB doet moet ten eerste tegen de achtergrond van landen als Griekenland worden gezien, waar de geldhoeveelheid ondertussen ongeveer 20% GEDAALD is. En ook in de hele EU ligt de geldgroei al drie jaar achtereen zwaar ONDER de norm van de ECB - en is deze groei ondertussen alweer sterk aan het afnemen (vooral door een vermindering van de hypothecaire kredietverlening, overigens.

En die laatste gegevens worden heel gewoon beschikbaar gemaakt door de ECB:  http://sdw.ecb.europa.eu/home.do?chart=t1.2

De geldhoeveelheid is dus niet aan het groeien - en deed de geldhoeveelheid dat maar, ten gevolge van de nieuwe acties. Maar het enige dat gebeurt is dat de reserves van de banken (gelukkig) toenemen, maar deze doen (helaas) niets met dit geld. De reserves van de banken horen, vanwege de laatste ontwikkeling overigens, NIET tot de geldhoeveelheid, omdat ze niet fungeren als betaalmiddel.

Het is ok geen "Geldzauber" - het is een heel gewone liquiditeitstransactie van de ECB, die aan het voorkomen is dat de hele bankensector in Zuid-Europa op zijn rug gaat (zie de gegevens over de geldhoeveelheid in Griekenland). Wel zorgelijk is dat de Italiaanse banken het onderpand (want dat moet er dus zijn...) voor deze leningen gecreerd blijken te hebben door snel geld aan elkaar te lenen en dat te salderen (ik leen jou 1000,-- en jij leent mij 1.000,--, dan bezitten we allebei een schuldenaar van 1.000,-- die we als onderpand kunnen gebruiken - precies het soort transacties dat mensen als Draghi en Monti in hun Goldman Sachs-tijd zo goed in de vingers hadden). O ja, er is nu ook al een Spaanse minister aangesteld, die bij Lehmann heeft gewerkt.

Merijn Knibbe

donderdag 22 december 2011

Het raadsel opgelost waarom mensen langer leven als het economisch slecht gaat?

Het is al langer bekend dat het sterftecijfer een pro-cyclisch patroon vertoont. Anders gezegd, dat minder mensen per jaar sterven als het economisch slechter gaat en meer als het economisch beter gaat.

Dat lijkt raadselachtig. Als het economisch beter gaat, hebben mensen meer geld te besteden en dat kunnen ze gebruiken om een meer ontspannen en gelukkiger leven te leiden en dat zal toch ook wel een langer leven zijn. Maar zo is het niet. De aanwijzingen daarvoor zijn sterk. Hoe kan dat?

In deze studie geven onderzoekers daarop een antwoord. Het zou kunnen dat in slechtere tijden met meer werkloosheid minder mensen de weg op gaan (de werklozen), waardoor er minder verkeersdoden vallen.

Maar daar blijkt de verklaring niet te liggen. Want de verschillen in sterfte tussen economische slechtere en betere tijden doen zich vooral voor bij ouderen, die niet meer aan het arbeidsproces deelnemen. En dat doet vermoeden dat de verklaring ligt in de kwaliteit van de gezondheidszorg voor ouderen.

Wat blijkt? Het aantal sterfgevallen in verzorgingshuizen hangt samen met de economische cycli. Als het economisch slecht gaat, met hoge werkloosheid, kunnen de verzorgingshuizen gemakkelijker aan personeel komen dan wanneer het economisch goed gaat. In goede tijden trekt de rest van de economie zoveel werk aan dat de belangstelling voor werk in de zorg voor ouderen afneemt. En daardoor kampen verzorgingshuizen in economisch goede tijden meer met personeelsproblemen, waardoor de zorg slechter is en meer ouderen sterven.

Als dat zo is, dan is het wrang. Als we rijker zijn, krijgen we het slechter voor elkaar om goed voor onze ouderen te zorgen.

woensdag 21 december 2011

Lost de ECB de eurocrisis op? Vervolg

Der Spiegel gaat nu in op de nieuwe actie van de Europese Centrale Bank waar ik eerder over berichtte. Zie het bericht hieronder. Wat ik er van begrijp is dat deze actie dicht in de buurt komt van "geld drukken". Dus van het uitoefenen van die lender of last resort functie. Er worden ook al "experts" opgevoerd die voor inflatie waarschuwen. Maar het verschil lijkt te zijn dat de ECB zich afhankelijk maakt van banken. Die kunnen wel of niet beslissen om met hun goedkoop verworven geld de staatsobligaties van die "zwakke" eurozonelanden te kopen. Dat doen ze voorlopig wel, vandaar die dalende rentes. Maar die zekerheid die normaliter door een gewone centrale bank wordt verschaft, is er nog steeds niet.

Het lijkt er op dat de ECB, om het dogma van haar beperkte rol in stand te houden, nu een alternatief kiest dat ook al meteen vrees voor inflatie oproept (waarschijnlijk onterecht) èn niet een afdoende oplossing biedt. Het blijft verbazen.

Ook Tyler Cowen denkt dat het niet gaat werken.
Bankenhilfe der EZB: Draghis gefährlicher Geldzauber - SPIEGEL ONLINE - Nachrichten - Wirtschaft:

'via Blog this'

maandag 19 december 2011

Het zesde probleem dat het kapitalisme moet oplossen: de democratie

Kenneth Rogoff noemt vijf problemen die opgelost moeten worden om van het kapitalisme een houdbaar stelsel te maken. Met trefwoorden samengevat: publieke goederen, ongelijkheid, gezondheidszorg, toekomstige generaties en het financiële stelsel.

Helemaal mee eens. Maar er is een zesde probleem, dat we moeten oplossen om tot oplossingen voor deze vijf te komen. Dat is het probleem van de democratie. Hoe zorgen we er voor dat burgers voldoende betrokken en voldoende geïnformeerd zijn om hun bijdrage tot de oplossing van deze vijf problemen te leveren? Dat is een levensgroot probleem, want die betrokkenheid en geïnformeerdheid zijn geen zaken die in het kapitalisme als vanzelf tot stand komen. De markt heeft er weinig interesse voor.

Integendeel, net zo als de markt meer kan verdienen aan een ongezonde leefstijl (televisiekijken, reclame tot je nemen, shoppen, uitgaan, pillen slikken) en een ongezond dieet (kant-en-klaar voedsel, snacks, teveel eten), kan de markt ook meer verdienen aan amusement en alle andere vrijetijdsbesteding waar geld aan te pas komt, dan aan mensen die zich eens ergens in willen verdiepen en gefundeerd een mening vormen over wat er in dat ingewikkelde publieke domein allemaal aan de hand is. Betrokkenheid bij het publieke domein en het je daarover informeren en er over nadenken, dat zijn natuurlijk commercieel geen interessante bezigheden.

Misschien is het functioneren van de democratie wel het grootste probleem. Ik ben er niet gerust op, met al die slecht geïnformeerde politici die denken dat ze het slecht geïnformeerde kiezers naar de zin moeten maken. En als ik lees wat er nu, door weinigen opgemerkt, in Hongarije aan de hand is, nee, dan ben ik er niet gerust op.

Kenneth Rogoff over de houdbaarheid van het kapitalisme

Net nu ik me hier afvroeg of het nog wel ondenkbaar is dat het kapitalisme wereldwijd bezwijkt, wijdt Kenneth Rogoff daar een mooie beschouwing aan. Rogoff schreef met Carmen M. Reinhart This Time Is Different. Eight Centuries of Financial FollyHij ziet vijf grote problemen waar het kapitalisme oplossingen voor moet vinden:

1. Het probleem van het beprijzen van publieke goederen als schone lucht en water. Dat er (in Durban) niet een wereldwijde klimaatovereenkomst is gesloten, is symptomatisch.

2. De grote inkomensongelijkheid in veel landen is niet alleen een bijproduct van innovatie en ondernemerschap, maar ook een gevolg van de onevenredig grote politieke invloed van de extreem rijken.

3. Het probleem van de efficiënte verschaffing en eerlijke verdeling van goede gezondheidszorg. Door informatieproblemen kan de markt voor gezondheidszorg niet als een gewone markt werken. Maar bovendien  lokt de manier waarop het kapitalisme functioneert een ongezonde leefstijl en een ongezond dieet uit.

4. Het probleem hoe rekening te houden met de belangen van toekomstige generaties. Tot nu toe is dat probleem "opgelost" door het ongeremde gebruik van natuurlijke grondstoffen. Maar die voorraad is eindig.

5. Het probleem van het verstandig inrichten en reguleren van het financiële stelsel, zodat dat stelsel niet zelf een bron is van onaanvaardbare risico's.

Is er een Paul de Grauwe onder de Nederlandse economen? Ja, zelfs twee.

Eerder vroeg ik me af waarom we in Nederland niet een Paul de Grauwe hebben. Een econoom die zich echt in de oorzaken van de eurocrisis heeft verdiept en inziet dat een muntunie zonder een normale centrale bank niet kan functioneren.

Maar die hebben we wel. Zelfs twee. Bas Jacobs (zie hier) en vanochtend in de Volkskrant Dirk Bezemer met een helder stuk waarin hij er voor pleit dat de Europese Centrale Bank zich garant moet stellen voor obligaties. En waarin hij laat zien dat de argumenten daartegen niet kloppen.

zondag 18 december 2011

Het geloof in de "vrije markt" en andere ideologieën in en over het publieke domein

Ian Fletcher schrijft in het bericht hieronder dat iedereen die zegt in de vrije markt te geloven, dat op een abstract niveau ook wel inderdaad zal doen, maar praktisch gezien zo handelt dat hij als aanbieder altijd probeert om die vrije markt te ontwijken. Iedereen die iets aanbiedt, probeert volledige concurrentie tegen te gaan. Omdat dat winst oplevert. Vandaar al die pogingen tot productdifferentiatie, merkontwikkeling (branding) en andere drempels tot toetreding tot de markt voor anderen.

Maar iedere aanbieder is ook vrager van producten. En in die hoedanigheid zou hij altijd graag een volledig vrije markt voor zich willen zien, waarin hij volledig geïnformeerd is en alle mogelijke alternatieven voor zich ziet uitgestald. Als je dus een kerstboom wilt kopen (huur er liever een), dan zou je alle aangeboden bomen voor je willen zien, zodat je de mooiste en goedkoopste zonder enige moeite kunt uitkiezen.

Iemand die gelooft in de "vrije markt", gelooft daar dus  tegelijk wel en niet in. Wel op een abstracte manier, maar in concreto niet als aanbieder en wel als vrager. Dat betekent dat iedereen die in de vrije markt gelooft, in de woorden van Ian Fletcher, of liegt, of dom is, of het hele concept niet goed genoeg heeft doorgedacht.

Dat laatste, het concept niet goed genoeg hebben doorgedacht, is eigenlijk altijd het geval als wij nadenken en meningen vormen over het onpersoonlijke, publieke domein, dat sociale domein dat uitstijgt boven al onze sociale persoonlijke domeinen. We hebben het dan over "systemen" en "processen" die we alleen maar in behoorlijk abstracte termen kunnen beschrijven. Zoals de vrije markt, de economie, de overheid, de democratie, de politiek, de heersende machten, de tijdgeest, de publieke opinie, de cultuur. Het is het domein waarin en waarover ideologieën ontstaan, stelsels van abstracte ideeën die natuurlijk wel enig verband hebben met de werkelijkheid , maar die vooral ook door onderlinge sociale beïnvloeding tot stand komen. Als mensen weinig directe toegang hebben tot iets, dan hebben ze nu eenmaal de neiging om naar elkaar te kijken om hun oordeel te vormen. Denk aan de sociale zeepbellen.

Dat publieke domein staat altijd verder van ons af dan het persoonlijke domein, het domein waarin we onze persoonlijke relaties beleven. Dat laatste domein is behoorlijk concreet, we vormen onze oordelen over wat daar in gebeurt op grond van onze directe ervaringen of hoogstens "uit de tweede hand". Maar onze oordelen over het publieke domein berusten veel meer op de derde of de vierde of de vijfde of de zoveelste hand. We moeten ons er over informeren, door een goede krant te lezen of zelfs door kennis te nemen van wat wetenschappelijk onderzoekers er over te melden hebben. Als we al de neiging hebben om zulke oordelen te vormen, want we kunnen ook besluiten om ons maar zoveel mogelijk tot dat persoonlijke domein te beperken. En ons af te sluiten voor al die "informatie" die we toch niet kunnen bevatten.

Ian Fletcher geeft deze mooie omschrijving van dat verschil tussen ons denken over het persoonlijke en publieke domein:
Many people do their thinking about political ideology in an entirely different - and dreamily disconnected - mental space than they use for managing real life.
En het was eigenlijk deze zin die me er toe aanzette om dit bericht te schrijven. Het belang er van is algemener dan dat van het te eenvoudige geloof in de vrije markt. Want dit inzicht houdt in dat er over dit publieke domein so wie so heel gemakkelijk de meest uiteenlopende ideologieën ontstaan. In plaats van in de weldadige werking van de vrije markt kun je ook geloven in de weldadige werking van een almachtige overheid. En als velen dat doen, dan ontstaat de ideologie van het communisme. Zulke ideologieën kunnen naast elkaar bestaan. Dan is een deel van het volk aanhanger van het kapitalisme en noemt zich "liberaal" en een andere deel noemt zich sociaal-democraat of socialist of communist. Maar ook kunnen ideologieën elkaar opvolgen in populariteit. Als je ouder wordt, heb je dan een grote kans om golven van populariteit in verschillende richtingen te hebben meegemaakt.

Zulke populariteitsgolven lijken onvermijdelijk bij dat denken over het publieke domein te horen, omdat die "mentale ruimte" nu eenmaal niet zo direct met de werkelijkheid is verbonden. Wat je dan zou willen is dat de geschiedenis meer is dan alleen maar een afwisseling van zulke golven, zonder dat we bij elke golf wat geleerd hebben van de mislukkingen die er het gevolg van waren.

Ik weet niet of we er wel gerust op kunnen zijn dat dat laatste voldoende gebeurt. Hebben we uit het duidelijke falen van het communisme en het ineenstorten daarvan in 1989 wel meer geleerd dan dat we daarna triomfantelijk "de overwinning van het kapitalisme" hebben uitgeroepen? En zullen we in de (nabije?) toekomst, als het kapitalisme wereldwijd bezwijkt aan die zich steeds sneller opvolgende economische crisissen, de overwinning van, ja, van wat, afkondigen?

(Dat wereldwijde bezwijken, dat dat helemaal ondenkbaar is, hm, is dat nog wel vol te houden?)
Why Free-Market Economics is a Fraud « Real-World Economics Review Blog:

'via Blog this'

zaterdag 17 december 2011

Reacties op de diepzinnige beschouwing van Joseph Stiglitz

De diepzinnige beschouwing van Joseph Stiglitz over de economische crisis en over de mogelijke oplossingen heeft allerlei reacties opgeroepen. Brad DeLong gaat daar nu op in. Het is een spannende discussie. Die ik helaas (nog?) niet helemaal kan volgen. Zijn bericht eindigt er mee dat er drie soorten macro-economen zijn, de Wicksellianen, de Fisherianen en de Hicksianen. Maar dan ben ik al afgehaakt.

Ik ga als ik meer tijd heb, mijn Macro-economie van Jan Pen er op naslaan. Dat is misschien achterhaald (ik heb de eerste editie uit 1977), maar ik vind wel die drie namen, Wicksell, Fisher en Hicks, in het register.

En maar hopen dat Paul Krugman hierop reageert en meer helderheid verschaft.

vrijdag 16 december 2011

Lost de ECB toch de eurocrisis op?

Tyler Cowen linkt naar een bericht van Business Insider, dat zegt dat de Europese Centrale Bank nu zo goedkoop en tegen zo weinig onderpand geld aan banken uitleent, dat die banken winst kunnen maken door met dat geld staatsobligaties van Italië, Spanje, Portugal, Ierland en Griekenland te kopen. Daardoor is de rente op die obligaties nu ineens vrij fors gedaald.

Maar de vraag is of die banken dit blijven doen. Als het werkt, zou volgende week de eurocrisis opgelost zijn.

Maar als het niet werkt...

donderdag 15 december 2011

Hoe ontstond de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind?

Mijn vorige bericht over de statushiërarchie van het Hitler-bewind besloot met:
Met deze eigenschappen, narcisme en psychopathie, was deze man (Hitler) tot zijn dertigste levensjaar een "obscure mislukkeling". Hoe kan het dat hij daarna aan het hoofd kwam te staan van een nationale statushiërarchie?
Ik probeer nu een antwoord te vinden in Kanttekeningen bij Hitler van Sebastian Haffner.

Een obscure mislukkeling was Hitler tot zijn dertigste levensjaar. Maar ook in die fase van zijn leven was hij, in de woorden van Haffner, buitengewoon met zichzelf ingenomen en altijd tot zelfoverschatting geneigd. Daardoor concentreerde hij zich al vroeg op de politiek als levensvervulling, emigreerde hij met dat doel van Oostenrijk naar Duitsland en besloot hij om politicus te worden. Hij leefde in die tijd als steuntrekker, zonder beroep of enig beroepsperspectief. Er zijn altijd meer narcistische mislukkelingen, die zich van alles in hun hoofd halen. Hoe valt te verklaren dat in het geval van Hitler dat wat hij in zijn hoofd haalde ook in zo grote mate werd gerealiseerd?

Toen Hitler had besloten om politicus te worden, bleef hij ook in die positie de eerste tien jaar, tot 1930, een mislukkeling. Hij pleegde een mislukte putsch en zijn partij bleef tot 1929 een onbelangrijk splinterpartijtje.

Toen begonnen de successen. Bij de verkiezingen in 1930 een verachtvoudiging van de stemmen. In 1932 nogmaals een verdubbeling. In januari 1933 werd hij rijkskanselier, waarna hij in juni van dat jaar alle concurrerende partijen ontbond. In 1934 werd hij ook rijkspresident en opperbevelhebber van de strijdkrachten. In een luttel aantal jaren van onbeduidende randfiguur tot almachtige dictator.

We moeten, schrijft Haffner, toegeven dat hij, toen hij eenmaal die almacht had, indrukwekkende prestaties leverde en grote successen boekte. Hij was een leek op het gebied van economie en economische politiek, maar hij had het benul om de 'financiële tovenaar', de econoom Hjalmar Schacht, aan te stellen als hoofd van de Reichsbank en daarna als minister van economische zaken. Die wist, o.a. door al bestaande stimuleringsplannen ook echt uit te voeren, de economie uit het slop te halen. Van zes miljoen werklozen in 1933 naar volledige werkgelegenheid in 1936 moet een prestatie genoemd worden.

Dat is opmerkelijk, want de economie had in de plannen van Hitler tot dan toe nauwelijks een rol gespeeld. Maar hij bezat, schrijft Haffner, voldoende politiek instinct om te begrijpen dat economische groei op dat moment belangrijker was dan budgettaire en monetaire stabiliteit. Omdat er nog een wereldwijde economische crisis heerste, ging dit economische wonder wel gepaard met het afsluiten van de Duitse economie van de rest van de wereld en met onder dwang opgelegde lage lonen en prijzen. Die dwang moet je heel letterlijk nemen, want de concentratiekampen waren er al.

De andere grote prestatie was dat Hitler in de eerste zes jaar van zijn heerschappij het land herbewapende, tot het in 1938 de sterkste land- en luchtmacht had in Europa. Dat wekte verbazing en bewondering omdat niemand dat van hem had verwacht. Je kunt vanuit het nu terugkijkend, van alles op deze prestaties afdingen, maar toen maakten ze het mogelijk dat hij als een wonderdoener werd gezien. En dat stak scherp af tegen het hulpeloos falen van alle andere regeringen en politieke partijen ten aanzien van de crisis.

Tot de successen begonnen, begin jaren dertig, had Hitler alleen zijn narcisme, zijn absolute geloof in zichzelf, en zijn vermogen tot volksmennerij, zijn hypnotiserende welbespraaktheid en zijn kunsten ter vervoering en beneveling van de massa. Onderdeel daar van waren de mateloze beledigingen aan het adres van de zittende regeringen. Alleen dat bracht hem echter tot niet meer dan vijf procent van de stemmen bij verkiezingen. Volgens Haffner steeg dat tot veertig procent door de economische crisis en dat volstrekte falen van alle andere partijen en tot vijftig procent door zijn prestaties. Het werd toen moeilijker om kritisch over Hitler te zijn, want "de man heeft toch heel wat gepresteerd". En je kon altijd en meestal gemeend er aan toevoegen dat "dat met de Joden mij ook niet bevalt".

(Een kleine vergelijking met het nu ligt zo voor de hand, dat ik het niet kan laten. Nu zien we in ons land dat veel, waarschijnlijk de meeste, Wilders-aanhangers ook denken en zeggen dat "dat met die Moslims mij ook niet bevalt". En verder moeten we natuurlijk afwachten wat Wilders nog echt gaat "presteren".)

Wat hebben we: narcisme, vermogen tot belediging en vervoering, prestaties. Wat ontbreekt er nog? Dat moeten het geweld en de agressie en de intimidatie zijn. Dat is de psychopathie. Die intimidatie moest worden opgebouwd. Hitler creëerde al eind jaren twintig zijn politieke partij, de NSDAP, en was daar absoluut leider van. Het was in de woorden van Haffner een partij vol strijdlust, een stomende en stampende verkiezingsmachine. En zijn tweede schepping was de SA, de Sturmabteilung, paramilitaire stoottroepen, strijdbaar, fanaat, gewelddadig en moordlustig. Vrees en intimidatie die door Hitler bewust werden aangewakkerd. Na zijn machtsovername zouden er koppen rollen. De SA had, schrijft Haffner, met bloeddorstige voorpret een 'nacht van de lange messen' aangekondigd. Die sfeer van intimidatie leidde er toe dat het bijna een opluchting was voor de prominenten van de voorgaande regeringen dat ze 'slechts' in concentratiekampen werden opgesloten.

Samengevat: hoe komt een narcistische mislukkeling, waarvan er zo veel zijn, aan de top van een nationale statushiërarchie te staan? Door dat volstrekte geloof in zichzelf goed te kunnen uitdragen, door beledigingen en door vervoering, door de duidelijke zwakte van de bestaande machthebbers, door een intimidatie-apparaat op te bouwen dat angst en vrees aanjaagt én door duidelijke prestaties te leveren. (Dat laatste en die zwakte van anderen hangen natuurlijk samen.)

Een andere keer over de moeilijke vraag wat we hier van moeten leren. Update. Zie Van narcistische mislukkeling tot leider van nationale statushiërarchie.

Bericht over dit blog en zijn lezers

Nog voor ik echt over het Kerstmenu ga nadenken, een kort bericht over dit blog en zijn lezers.

Ik ben dit blog begonnen op 29 augustus van dit jaar. Zoals je uit het blogarchief in de rechterkolom kunt opmaken, heb ik in totaal 188 berichten geplaatst (dit nog niet meegerekend), 3 in (de drie dagen van) augustus, 26 in september, 53 in oktober, 84 in november en 22 in de eerste 15 dagen van december.

Het aantal bezoeken (page views) was 11 in (de drie dagen van) augustus, 631 in september, 634 in oktober, 2455 in november en 913 in (de eerste vijftien dagen van) december. In totaal tot dit moment van schrijven: 4645.

De vijf meest gelezen berichten tot nu toe zijn:

1. De echte oorzaken van de eurocrisis (geplaatst op 6 november en 161 maal bekeken),

2.Tijd om de economie te stimuleren? De Nederlandse Bank zegt niet nee, maar zegt ze ja? (geplaatst op 11 december en 54 maal bekeken),

3. Een rijk sociaal leven en sterke sociale cohesie zijn maakbaar: de Kersentuin (geplaatst op 23 november en 51 maal bekeken),

4. Jeugdzorg en de taaie mythe van de opvoedbaarheid (geplaatst op 9 november en 47 maal bekeken),

5. Grootouders van belang voor pro-sociaal gedrag van kleinkinderen (geplaatst op 17 november en 42 maal bekeken).

Er zijn in totaal 6 reacties geplaatst.

Graag wil ik iedereen er op attenderen dat je je in de rechterkolom kunt aanmelden voor een abonnement per email (FOLLOW BY EMAIL).

En je kunt ook volger worden. Je wordt dan als lid vermeld in de rechterkolom. Klik dan onder VOLGERS op het vakje "Neem deel aan deze site"). Als meer mensen dat doen, kun je van elkaar zien wie dit blog volgen.

En, niet te vergeten, je kunt altijd reageren op een bericht. Zie reacties onderaan het bericht.

Of als gast een bericht schrijven. Stuur in dat geval een email naar henkdevo@gmail.com.

woensdag 14 december 2011

John McKnight: onze cultuur van competitie en waarom we onze buren niet kennen

John McKnight bespreekt het boek No Contest. The Case Against Competition van Alfie Kohn. Zie het bericht hieronder. Hij staat er bij stil hoeveel wij onze kinderen (en onszelf) aan een cultuur van competitie blootstellen. Overal is een prijs te winnen. En alles wat op zichzelf niet competitief is en leuk om te doen, veranderen we in een wedstrijd om wie de beste is. Koken is leuk om te doen, maar we veranderen het in een wedstrijd om wie de beste kok is. Dansen is leuk om te doen, maar we veranderen het in een wedstrijd om wie de beste amateur danser is. Een partner vinden, veranderen we in een wedstrijd wie er wordt uitgekozen. (En wie er wordt afgewezen.)

Het gevolg van deze winnen en verliezen-maatschappij is een diep geloof in de mythe dat competitie het beste in ons naar boven brengt. Het omgekeerde is het geval. Alfie Kohn laat empirisch zien dat mensen die samenwerken productiever zijn, meer leren, meer van het spel genieten, aangenamer zijn om mee om te gaan en betere relaties hebben met anderen.

McKnight voegt daar aan toe dat er voor iedereen een kant-en-klare en toegankelijke omgeving aanwezig is die ons en onze kinderen kan introduceren in een leven van samenwerking. Dat is voor iedereen de buurt waarin hij of zij woont. En als we ons realiseren dat we onze buren niet kennen, dan wordt duidelijk dat de meest voor de hand liggende plek om samen te werken in ons leven ontbreekt.

In hoeverre komt dat doordat we in ons leven zo voortdurend worden blootgesteld aan die cultuur van competitie?
Posts: How to Teach Children to Lose by Winning (12-06-2011) - Abundant Community:

'via Blog this'

Een diepzinnige beschouwing over de economische crisis

Joseph Stiglitz houdt een diepzinnige beschouwing over de economische crisis in de Verenigde Staten. Zie het bericht hieronder. Mijn poging tot een puntsgewijze samenvatting (aan het eind de vraag naar de toepasbaarheid op Europa):

1. De kredietcrisis was een gevolg van de huizenzeepbel en de excessen van de bankensector.

2. Die huizenzeepbel, het overmatige lenen dat daarmee mogelijk werd, en daardoor de op peil blijvende consumptie tot 2008, onttrokken de inkomensdaling van de meeste Amerikanen aan het zicht. Daarzonder was er ook al voor de kredietcrisis een veel hogere werkloosheid geweest. De economie was dus al zwak.

3. De oorzaak van die zwakte was een verschuiving van de economie van industrie naar diensten. Zestig jaar geleden werkte nog een derde van de beroepsbevolking in de industrie, nu is dat minder dan een tiende. Een oorzaak daarvan is een grotere productiviteit in de industrie, waardoor daar minder banen nodig zijn. En de tweede oorzaak is globalisering, waardoor banen verdwenen naar lage lonenlanden of naar landen die meer investeerden in infrastructuur of technologie.

4. Het is niet zo dat dit probleem zichzelf nu zou oplossen als de lonen nu nog maar meer zouden dalen. Dit was niet zo gedurende de Grote Depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw en het is nu niet zo. Nog lagere lonen zouden de vraag nog meer afknijpen en de economie nog meer verzwakken. Ook overheidsbezuinigingen met het doel door toename van de werkloosheid de lonen nog meer te laten dalen, werken averechts.

5. Het probleem kan ook niet opgelost worden door uitsluitend monetair beleid.

6. Wat nu nodig is, net als tachtig jaar geleden, zijn overheidsinvesteringen. Toen kwamen die op gang door de voorbereidingen op de Tweede Wereldoorlog. Nu moeten we investeren om de kwaliteit van leven en de werkelijke productiviteit te verhogen. (Werkelijk wil zeggen: niet zoals de zogenaamde productiviteitsverhoging door "innovatie" in de bankensector.) De netto-opbrengst van die investeringen zijn hoog omdat de rente uitzonderlijk laag is en omdat er een grote achterstand is in investeringen in infrastructuur, technologie en onderwijs. Als we tegelijkertijd de belastingen verhogen voor de top 1 procent, dan verhogen we de houdbaarheid van onze schulden zelfs nog meer.

7. Dus: investeer in infrastructuur (wegen, spoorwegen, dijken, energiecentrales), onderwijs, fundamenteel onderzoek en duurzame energie-opwekking en energiebesparing.

8. En tenslotte moeten we de financiële sector zo herstellen dat de gevaarlijke speculatiepraktijken worden beëindigd en het saaie geld uitlenen weer op de voorgrond komt te staan. We hebben de banken laten volstromen met overheidsgeld zonder voorwaarden en zonder een visie op het bankensysteem dat we nodig hebben. Het bankensysteem is er om de maatschappij te dienen, niet andersom.

9. Mensen beginnen te begrijpen wat er gebeurd is en wat er aan de hand is. Degenen die in het hele land protesteren, aangewakkerd door de Occupy Wall Street beweging, weten het al.

Natuurlijk zijn er specifiek Amerikaanse omstandigheden die maken dat dit verhaal niet zonder meer van toepassing is op Europa. En op Nederland. Ik denk aan de inderdaad extreme mate waarin de Verenigde Staten hun infrastructuur en hun onderwijs hebben verwaarloosd. En misschien ook wel hun investeringen in technologische ontwikkelingen. (Zou ik moeten uitzoeken.) Dat lijkt in Europa minder het geval. Maar verder lijkt mij deze beschouwing uiterst relevant voor deze kant van de Oceaan. En voor al die politici die denken dat bezuinigen en daarmee afknijpen van lonen de oplossingen voor alle problemen zijn.

'via Blog this'

dinsdag 13 december 2011

Republikeinen daar en de VVD hier: de ideologie van de kleine overheid

Mark Thoma en Paul Krugman vinden dat niet genoeg benadrukt kan worden dat de Republikeinen (de GOP, afkorting van Grand Old Party) in de Verenigde Staten weliswaar zeggen dat ze het overheidstekort willen terugdringen, maar dat het hen daar helemaal niet om gaat. Ze gebruiken hun "zorg" om het overheidstekort als een middel om de verzorgingsstaat af te breken. (En om Obama dwars te zitten.) Zie het bericht hieronder. Er zijn veel redenen om te denken dat Thoma en Krugman daar gelijk in hebben.

Maar hoe zit het dan met onze huidige regering? Die maar wil blijven bezuinigen, in een tijd dat een bestedingsimpuls eigenlijk meer voor de hand ligt? Zoals de Nederlandse Bank eigenlijk zegt of bijna zegt (zie dit bericht).

Of is het deze regering, en vooral de VVD, eigenlijk meer te doen om de verwezenlijking van het ideologische ideaal van een kleinere overheid? Daar is Mark Rutte in deze speech heel duidelijk over: ja, daar is het hem om te doen. Kijk vooral naar de passage na iets meer dan 7 minuten. De economische crisis is eigenlijk bijzaak. Hij wil so wie so een kleinere overheid. Dus bezuinigen. Dat die kleinere overheid dan ook "sterker" is, dat berust nergens op. Dat is: ideologie. Parmantige ideologie.

'via Blog this'

maandag 12 december 2011

De hechtingstheorie van Bowlby en de mythe van de opvoedbaarheid

De mythe van de opvoedbaarheid houdt de wijdverbreide, maar onjuiste, gedachte in dat opgevoed worden door de ouders voldoende, of zelfs het beste middel, is voor een goede sociale en morele ontwikkeling van kinderen. In dit bericht en dit bericht ben ik op deze mythe ingegaan.

Dat deze gedachte zo wijdverbreid is, moet wel voortkomen uit het historisch gezien vrij unieke sociale isolement van onze huidige gezinnen. Als kinderen zoveel tijd uitsluitend met de eigen ouders doorbrengen en zo weinig tijd met andere vertrouwde volwassenen en oudere kinderen, dan kom je gemakkelijk op het idee dat die ouders en hun opvoeding wel voldoende zullen zijn voor hoe hun kinderen zich sociaal en moreel ontwikkelen. Zeker als je er van uitgaat, in strijd met wat de sociale mensheidsgeschiedenis ons leert, dat deze toestand van isolement de normale toestand is. Dan lijkt het "natuurlijk" dat ouders de rol van opvoeders op zich nemen en dat kinderen door die opvoeding leren om verantwoordelijk te zijn voor zich zelf en voor anderen.

We weten dat het coöperatief grootbrengen van kinderen juist voor de overleving van onze verre voorouders cruciaal is geweest en dat onze sociale vermogens, onze intuïties van goed en kwaad en onze sociale behoeften hun fundament hebben in dat coöperatief groot gebracht worden. Dus in het bestaan van een vertrouwde sociale omgeving rondom het gezin. Zie dit bericht over cooperative breeding.

De keren dat ik dit inzicht heb uitgedragen heb ik verschillende keren de vraag gehad of een veilige gehechtheid aan de eigen moeder niet op zich voldoende of juist precies ideaal is voor een goede ontwikkeling in het latere leven. Als er maar een persoon is, liefst de eigen moeder, die zorgt voor veiligheid en continuïteit en een warme band, dan leert het kind dat andere mensen beschikbaar zijn om relaties mee aan te gaan. Er is dan een veilige gehechtheid. Maar als die moeder niet continu beschikbaar is of als ze niet in staat is om veiligheid en warmte te geven, dan ontstaan hechtingsproblemen, zich uitend in angst of vermijding.

Het voorgaande is een heel korte samenvatting van de hechtingstheorie van John Bowlby. En de keren dat ik die vraag kreeg, werd die naam er ook meestal bij genoemd. Ik vroeg me daarom al een poos af of Bowlby misschien mede-verantwoordelijk is geweest voor de mythe dat een sociaal geïsoleerd gezin, in plaats van het beroemde "dorp", voldoende is om een kind goed groot te brengen. Dat wil zeggen, zolang er maar een moeder is die continu zorg en contact verschaft.

Op zoek naar een antwoord sloeg ik dat boek van Sarah Blaffer Hrdy er op na dat ik noemde in het bericht over cooperative breeding. (In het Nederlands is het verschenen als Een kind heeft vele moeders. Hoe de evolutie ons sociaal heeft gemaakt.)

Hrdy gaat daar inderdaad in op het werk van Bowlby en verwijst naar zijn boek Attachment uit 1969 als bron van de gedachte van de noodzaak van de continue zorg en contact met de moeder. Hij had dat patroon gezien bij o.a. de chimpansees en gorilla's en had daaruit afgeleid dat het dan ook wel zou hebben gegolden voor onze vroege voorouders, als noodzakelijke bescherming tegen roofdieren.

Maar zo eenvoudig kun je Bowlby ook weer niet "de schuld geven". Want verderop in het boek schrijft Hrdy dat hij niet zo dogmatisch vasthield aan die continue-zorg-en-contact van de moeder. Ze citeert het volgende uit een lezing van hem in 1988 (p. 124):
very often it is the other parent (who provides this help); in many societies, including more often than is realized our own, it comes from a grandmother. Others to be drawn into help are adolescent girls and young women. In most societies throughout the world these facts have been and still are, taken for granted and  the society organized accordingly. Paradoxically it has taken the world's richest societies to ignore these basic facts.
En zelfs in dat boek uit 1969 staan al zulke passages. Hij noemt het daar (p. 303 van mijn editie uit 1982) een misverstand dat hij gezegd zou hebben dat moederzorg niet veilig verdeeld kan worden over verscheidene personen. En hij wijst de gedachte af (p. 308) dat de hechting aan de moeder te lijden zou hebben van de hechting aan andere personen.

Toch jammer dat het algemene beeld is geworden dat Bowlby het sociale isolement van het gezin geen probleem zou hebben gevonden.

zondag 11 december 2011

Tijd om de economie te stimuleren? De Nederlandse Bank zegt niet nee, maar zegt ze ja?

In Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten, december 2011/nr.2 (hier te downloaden) gaat de Nederlandse Bank in op de vraag of de regering de economie niet moet gaan stimuleren nu we weer in een recessie terecht komen. In plaats van nog meer te gaan bezuinigen. Het antwoord zit min of meer verstopt in Box 1, die begint op p. 12. De DNB constateert dat er inderdaad enige onbenutte capaciteit in de economie is. Dat zou pleiten voor een bestedingsimpuls. Daarvoor pleit ook dat er geen inflatie is te verwachten en dat de rente er ook niet door zal gaan stijgen.

Doen dus, zou je zeggen. Maar nee, want dan komt het vertrouwenssprookje, zoals Paul Krugman dat graag noemt. De DNB veronderstelt (let wel: veronderstelt) dat de financiële markten zullen gaan twijfelen over de bereidheid om verder te "consolideren" (bedoeld is: bezuinigen) als er nu een bestedingsimpuls komt. En daardoor zal de rente op staatsleningen gaan stijgen. Ik ben natuurlijk nog steeds geen deskundige, maar toch vermoed ik dat die financiële markten al tijden op zoek zijn naar economische groei vooruitzichten. En dat consolideren versterkt alleen maar de recessie. (Als leek zou je denken: ga eens met die beleggers praten...)

Dat vertrouwenssprookje is het eerste argument om het niet te doen. Het tweede is de grote onzekerheid bij de huishoudens, waardoor ze van die financiële meevallers, als gevolg van die bestedingsimpuls van de overheid, veel zouden gaan sparen. In plaats van het te gaan uitgeven en dat zou je willen, want dat jaagt de economie aan. Ja, dat zou kunnen. Maar is het ook niet zo dat die onzekerheid vooral wordt aangewakkerd door dat steeds maar bezuinigen? Is dit eigenlijk niet ook een vertrouwenssprookje?

Maar al met al, is de conclusie dat de zogenaamde multiplier, dat is de mate waarin een bestedingsimpuls het nationale inkomen zou vergroten, weliswaar kleiner is dan ten tijde van de kredietcrisis, maar kennelijk wel als positief wordt ingeschat. Komt het er dan op neer dat De Nederlandse Bank adviseert tot een bestedingsimpuls?

De mythe dat ongelijkheid nodig is voor economische groei

Eerder, in dit bericht, linkte ik naar een studie van het IMF die aantoont dat grotere inkomensongelijkheid slecht is voor stabiele economische groei. Vandaag gaat Eduardo Porter in de New York Times op hetzelfde onderzoek in. Grote ongelijkheid is bevorderlijk voor boom-and-busts, een economie dus die van crisis naar crisis wankelt. En dat komt door deregulering en het onverantwoordelijke gedrag van de rijken dat daarmee wordt uitgelokt. En door overmatige schulden die voor de middenklasse en de armen nodig zijn om hun consumptie op peil te houden.

zaterdag 10 december 2011

De statushiërarchie van de schoolklas

Eerder schreef ik over de negatieve effecten van statushiërarchie en statuscompetitie. Zie de berichten achter deze labels. Ik kreeg nu een aardig artikel onder ogen over de schoolklas als een groep die meer of minder een statushiërarchie kan zijn. Het artikel is verschenen in het tijdschrift Social Networks en het maakt gebruik van sociale netwerk-theorie. In die theorie wordt de mate waarin een groep een statushiërarchie is, de centraliteit van de groep genoemd. Eenvoudig gezegd: hoe hoger de centraliteit, hoe meer er een persoon is die centraal in het netwerk zit en de hoogste status heeft. En andersom: hoe lager de centraliteit, hoe mee de leden van de groep elkaars gelijken zijn, dus hoe meer de groep egalitair is.

Iedereen heeft in een schoolklas gezeten en dus zijn we allemaal ervaringsdeskundigen. Je kunt je gemakkelijk voorstellen hoe het is om in een klas te zitten met een sterke statushiërarchie, waarin een persoon de informele leider is en iedereen bij die persoon in het gevlei wil komen, of in een egalitaire klas, waarin de leerlingen op gelijke voet met elkaar omgaan. Maar naar de gevolgen van het een of het ander is tot nu toe weinig onderzoek gedaan.

In dit artikel is gekeken naar de gezondheidseffecten, ook op langere termijn. Van bijna 16000 kinderen in Aberdeen in Schotland die in 1962 op school zaten, zijn gegevens bekend over de mate van statushiërarchie in hun schoolklas. Ook zijn gegevens bekend over gedrags- en emotionele problemen die de kinderen in die tijd hadden. En van bijna 7000 van deze kinderen was de door hen zelf gerapporteerde gezondheidstoestand ongeveer veertig jaar later bekend. (Het gaat om gegevens van de Aberdeen Child Development Study).

Het blijkt nu dat kinderen die in 1962 in klassen zaten met een hogere mate van statushiërarchie in die tijd meer last hadden van gedrags- en emotionele problemen. En veertig jaar later was hun gezondheidstoestand (iets) slechter dan degenen die in 1962 in een meer egalitaire klas hadden gezeten, ook als met die gedrags- en emotionele problemen in de statistische analyse rekening werd gehouden. Dat laatste is een aanwijzing, niet meer dan een aanwijzing, dat het op school meer moeten omgaan met de stress van de statushiërarchie, langdurige negatieve gezondheidseffecten heeft.

Europese regeringsleiders negeren Inleiding Economie

Paul Krugman, naar aanleiding van Kevin O'Rourke: De Europese regeringsleiders hebben niet het excuus dat ze niet weten wat er aan de hand is. Wat ze doen, komt neer op het bewust negeren van inzichten op het niveau van het vak Inleiding Economie.
Orwellian Currency Area - NYTimes.com:

'via Blog this'

donderdag 8 december 2011

Inkomensongelijkheid toegenomen

Volgens het nieuwste rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de inkomensongelijkheid in de meeste landen vergeleken bij het vorige rapport uit 2008 verder toegenomen. Zie de Engelstalige samenvatting en zie de Nederlandstalige samenvatting daar weer van. Ik maak uit het rapport op dat de voornaamste oorzaken zijn:

1. De technologische ontwikkeling, vooral op het gebied van de informatie en communicatie (ICT), waardoor de vraag naar hooggeschoolde werknemers is gestegen.

2. Hervormingen van de arbeidsmarkt om de flexibiliteit te bevorderen, waardoor meer mensen aan het werk zijn geholpen, maar vooral in banen met lage lonen.

3. De toename van deeltijdarbeid, atypische arbeidscontracten en afgenomen dekking van collectieve arbeidsovereenkomsten.

4. De toename van eenoudergezinnen.

5. De toename van huwelijken tussen gelijkverdienenden (de arts trouwt niet meer met een verpleegster, maar met een collega-arts).

6. De afname van inkomensherverdeling door belastingen en sociale voorzieningen sinds het midden van de jaren negentig. De marginale belastingtarieven voor de hogere inkomens zijn gedaald. Maar vooral zijn de sociale voorzieningen schraler geworden en komen mensen er minder gemakkelijk voor in aanmerking.

Ik heb in eerdere berichten stilgestaan bij de sterk negatieve sociale gevolgen van een grote inkomensongelijkheid. Zie de berichten achter het label inkomensongelijkheid. Kijk bijvoorbeeld ook nog eens naar de video van Richard Wilkinson. Dat de inkomensongelijkheid blijft toenemen is dus verontrustend. Wat is er aan te doen?

De OESO beveelt allereerst aan om een economisch beleid te voeren dat meer en betere banen oplevert. En verbeter het onderwijs en de mogelijkheden voor levenslang leren. Maar de toegenomen ongelijkheid maakt het ook mogelijk om de belastingen voor hogere inkomens te verhogen, door hogere tarieven en/of door vermindering van aftrekposten (hypotheekrente-aftrek in ons land!). En zorg voor goed toegankelijke publieke voorzieningen van hoge kwaliteit op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en gezinsondersteuning (kinderopvang, thuiszorg, jeugdzorg, ouderenzorg). Of kleed die voorzieningen niet verder uit.

Wat mij opvalt is dat - wanneer was dat? ergens in de jaren negentig? - bijna alle politieke partijen het zonder meer vanzelfsprekend vonden dat de belastingtarieven voor de hoge inkomens omlaag moesten. De hoogste tarieven zijn volgens het OESO-rapport ook inderdaad gedaald van 60 tot 70 procent naar ongeveer 40 procent. Het zou mensen aansporen tot harder werken en het zou goed zijn voor de economische groei. Maar ondertussen hebben we door de kredietcrisis geleerd dat die groei die er was vooral fictief was.

woensdag 7 december 2011

Leeftijdssegregatie is slecht voor kinderen

In de powerpoint bij dit bericht maakte ik melding van de sterke leeftijdssegregatie die kenmerkend is voor hoe onze kinderen opgroeien. Het buiten het eigen gezin vrijwel alleen maar in aanraking komen met andere kinderen van vrijwel dezelfde leeftijd, in de kinderopvang, op school en in de vrije tijd, is niet bevorderlijk voor een goede sociale en morele ontwikkeling.

Dit artikel (betaalpoort), verschenen in Developmental Psychology, gaat op dit probleem van leeftijdssegregatie dieper in. Het is onderdeel van een bredere beschouwing over de evolutionaire achtergrond van riskant adolescentengedrag. De gedachte is dat veel problematisch adolescentengedrag niet pathologisch is, maar een aanpassing aan de huidige sociale omgeving waarin kinderen opgroeien. Hoe meer kinderen opgroeien in een veilige, vertrouwde sociale omgeving, hoe meer pro-sociaal ze zich gedragen. Maar hoe minder veilig en vertrouwd die omgeving is, hoe meer kans op statuscompetitiegedrag. Dat berust op een evolutionair "gegroeid" vermogen tot aanpassing aan de aard van de, in dit geval sociale, omgeving. Statuscompetitiegedrag is een goede aanpassing aan een omgeving die door statuscompetitie wordt gekenmerkt. Denk aan de Dual Mode-theorie.

Die veilige en vertrouwde omgeving die nodig is voor wat wij een goede sociale en morele ontwikkeling vinden, is in het verleden altijd een geweest waarin kinderen opgroeiden in een sociaal netwerk van vertrouwde anderen van verschillende leeftijden. Leeftijdsmenging is tot niet zo lang geleden voor opgroeiende kinderen de normale toestand geweest. En dat artikel waar ik hier boven naar link, vermeldt aanwijzingen dat leeftijdsgemengd opgroeien leidt tot minder agressief gedrag en tot meer zorgzaamheid en  hulpvaardigheid. Dat werkt twee kanten op. Jongere kinderen zien hoe oudere kinderen en volwassenen elkaar en jongere kinderen ondersteunen en nemen dat over. Maar ook komen oudere kinderen veel in aanraking met jongere en dat op zich roept bij hen de neiging op om te helpen. En dat alles gebeurt spontaan, alleen al door die leeftijdsmenging. Misschien overbodig om te vermelden dat leeftijdsmenging en coöperatief grootbrengen van de kinderen (cooperative breeding) in hoge mate samengaan.

Dit staat in schril contrast met naar leeftijd gesegregeerd opgroeien, ook al omdat in die groepen van dezelfde leeftijd meestal maar beperkte vertrouwdheid heerst. Dat verhoogt de kans op statuscompetitiegedrag.

Als je dat bedenkt en bedenkt hoe wijdverbreid leeftijdssegregatie in onze maatschappij is en hoe normaal wij dat zijn gaan vinden, dan zinkt je de moed in de schoenen als je nadenkt over hoe we dit kunnen veranderen.  De auteurs van dat artikel pleiten er daarom voor om in ieder geval te bevorderen dat mensen zich meer bewust worden van het grote belang van leeftijdsmenging. Dat kan er toe leiden dat buurtbewoners een groter belang gaan hechten aan veilige ontmoetingsplekken en daarmee een socialer buurtleven.

Maar ook zijn er meer specifieke "interventies" die leeftijdsmenging bevorderen en die bewezen gunstige effecten hebben. Ze noemen "mentoring" programma's, wij noemen dat maatjesprojecten, waarin jongeren die in de problemen zijn gekomen, gekoppeld worden aan een oudere mentor. En ze noemen programma's waarin oudere kinderen de gelegenheid krijgen om jongere kinderen te helpen. Daarbij moest ik denken aan die jongens in Parkwijk-Leidsche Rijn, die elke week een speelmiddag organiseren voor de kleintjes. Ik vond later uit dat iets dergelijks in meer buurten gebeurt, maar kan de bron niet terugvinden.

Martin Wolf: Duitsland weigert de echte oorzaken van de eurocrisis onder ogen te zien

Martin Wolf wijst nog eens op de echte oorzaken van de eurocrisis. En op de weigering of het onvermogen van Duitsland om die onder ogen te zien. Zie het bericht hieronder uit de Financial Times van vandaag.

Dat betekent dat het onderliggende probleem blijft bestaan, ook als er deze week een korte termijn "oplossing" wordt gevonden. Het probleem dus dat een muntunie kwetsbaar is voor betalingsbalans crises als er geen fiscale én financiële integratie is. En financiële integratie betekent: een lender of last resort mandaat voor de Europese Centrale Bank.

Dat laatste komt geheel overeen met mijn vermoedens aan het eind van dit bericht. Ik citeer mezelf:
En er blijft, denk ik, het probleem van het ontbreken van een centrale bank met een lender of last resort functie in de euorozone. Want ook als uiteindelijk de euro, vooreerst, gered is, en als die zwakkere landen een beter beleid zijn gaan voeren, dan blijft het "probleem" bestaan dat niet alle landen economisch even sterk kunnen zijn. Niet iedereen kan, zoals in Lake Wobegon, boven het gemiddelde zitten. Dat moet, als Paul de Grauwe gelijk heeft, betekenen dat ook dan nog steeds het gevaar dreigt van een run van de financiële markten op het land dat dan het zwakste is. Misschien is dat dan Duitsland wel. Of Nederland.
 Merkozy failed to save the eurozone - FT.com:

'via Blog this'
Update. Zie nu ook dit bericht van Paul Krugman.

Obama over de schande van de economische ongelijkheid

Obama heeft een speech gehouden die ongetwijfeld voor Amerika van groot belang gaat worden, omdat hij de schande van de zo sterk gegroeide ongelijkheid in zijn land zonder enige terughoudendheid veroordeelt. En wat van groot belang is voor Amerika, is van groot belang voor de rest van de wereld.
Zie hieronder de volledige tekst. Ook al op YouTube natuurlijk. Zie bijvoorbeeld hier. En zie hier voor de reactie van John Cassidy.
Full text of President Obama’s economic speech in Osawatomie, Kans. - The Washington Post:

'via Blog this'

dinsdag 6 december 2011

Aan de buurt werken

Johan Cortooms reageert op mijn bericht over het ontstaan van een veelpleger. Hij heeft gelijk dat als de jeugdzorg aan de buurt wil werken, dat ze dan moet samen werken met het welzijnswerk en het jongerenwerk.

Dat moet zeker. Maar dan moeten die instellingen ook echt samen aan de buurt gaan werken. Dus bijvoorbeeld bij de gemeente en de corporatie(s) gaan lobbyen voor meer ontmoetingsplekken, meer speelgelegenheden, meer bankjes. En als er in de buurt nog geen buurtvereniging is, dan moeten ze rechtstreeks naar de bewoners toe om die tot de oprichting daarvan aan te zetten. En daarbij te helpen.

Dat kan vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin onder het eenvoudige, voor iedere buurtbewoner begrijpelijke, credo van "We willen een buurt voor de kinderen". En dan zal blijken dat iedereen graag een buurt voor de kinderen wil. Want dat is een leefbare en prettige en sociale buurt, ook voor gezinnen zonder kinderen.

Ezra Klein over de Duitse psychologie van de euro

Ezra Klein heeft in Berlijn leden van de Merkel-regering, leden van de sociaal-democratische oppositie, industriëlen en bankiers geïnterviewd. Zijn conclusie is dat geen van hen ook maar de geringste neiging heeft om de eurozone in elkaar te laten storten. Nee, ze willen allemaal de euro redden. Alleen nu nog niet.

Dat is te verklaren doordat ze de run van de financiële markten op Italië, Griekenland, Portugal en Spanje niet zien als een defect (een bug) in het systeem van de eurozone. In de analyse van Paul de Grauwe komt die run juist wel voort uit een defect. Door het toegetreden zijn tot de eurozone en het ontbreken van een centrale bank met een lender of last resort functie, zijn landen in de problemen gekomen.

Niet omdat die landen een slechter economisch beleid zijn gaan voeren dan daarvoor. Of slechter dan vergelijkbare landen buiten de eurozone die niet in de problemen komen. Maar omdat beleggers die constructie niet vertrouwen. En daarom uitwijken naar sterkere landen binnen de eurozone, waardoor die zwakkere landen hogere rentes moeten betalen en nog zwakker worden. Die negatieve feedback leidt er toe dat die sterkere landen (Duitsland, Nederland, Finland, Luxemburg, Oostenrijk) meer geld in het noodfonds moeten stoppen om die zwakkere landen te redden. En daardoor worden die sterkere landen ook zwakker en wenden de beleggers zich van hen af. Waardoor ze hun heil buiten de eurozone gaan zoeken. Vandaar dat er nu ook voor hen een verlaging van de kredietstatus dreigt. Wat we hebben is dus een zichzelf versterkend mechanisme dat als het zo doorgaat de eurozone in de afgrond stort.

Maar de Duitsers zien dit dus niet als een defect, maar als een eigenschap van het systeem, die ze nu gebruiken om de zwakkere landen een beter beleid te laten voeren. Ze moeten zuiniger worden en de arbeidsmarkt hervormen, net zo als Duitsland dat heeft gedaan, zodat ze meer kunnen gaan exporteren. (Net zo als Duitsland dat doet, denk je dan, maar niet alle landen kunnen meer exporteren dan importeren. Wat jij exporteert, moet ergens iemand anders importeren.)

Deze Duitse strategie heeft natuurlijk enig succes gehad. Kijk naar de regeringswisselingen in Griekenland en Italië en naar de drastische bezuinigingen in de zwakkere landen. Maar noem het maar succes. Want doordat de sterkere landen ook bezuinigen, komt die export van de zwakkere landen natuurlijk niet op gang. Het resultaat is in ieder geval een recessie.

Dit alles betekent volgens Ezra Klein niet dat de Duitsers egoïstisch en calculerend zijn. Dat ze een beter beleid willen van die zwakkere landen waarmee ze een gemeenschappelijke munt hebben, is begrijpelijk. Maar wat ze nu doen, is zonder het zelf goed te beseffen, wel roekeloos. Ze buiten die negatieve spiraal uit om de regels van de eurozone te veranderen in de richting van een fiscale unie met centraal toezicht op de begrotingen. Ook begrijpelijk. Maar het lijkt op de dokter die van een ongezonde patiënt met verschijnselen van een hartaanval eist om eerst te gaan afvallen voor hij zijn leven redt.

En er blijft, denk ik, het probleem van het ontbreken van een centrale bank met een lender of last resort functie in de euorozone. Want ook als uiteindelijk de euro, vooreerst, gered is, en als die zwakkere landen een beter beleid zijn gaan voeren, dan blijft het "probleem" bestaan dat niet alle landen economisch even sterk kunnen zijn. Niet iedereen kan, zoals in Lake Wobegon, boven het gemiddelde zitten. Dat moet, als Paul de Grauwe gelijk heeft, betekenen dat ook dan nog steeds het gevaar dreigt van een run van de financiële markten op het land dat dan het zwakste is. Misschien is dat dan Duitsland wel. Of Nederland.

'via Blog this'

maandag 5 december 2011

Helmut Schmidt op de SPD-partijdag - Der alte Mann kann es -

Een mooi stuk in de Süddeutsche Zeitung over de indrukwekkende rede die de 92-jarige oud-kanselier Helmut Schmidt hield op de partijdag van de SPD in Berlijn. Misschien is de essentie ervan dat de huidige Duitse regering Merkel-Schäuble de historische wortels van de Europese Unie, en de rol van Duitsland daarin, niet begrijpt. En dat dat rampzalige gevolgen kan hebben.
Helmut Schmidt auf dem SPD-Parteitag - Der alte Mann kann es - Politik - sueddeutsche.de:
Lees en kijk en luister. Ik vind het indrukwekkend.

zondag 4 december 2011

Het ontstaan van een veelpleger

Elsbeth Stoker heeft in de Volkskrant van zaterdag een interview met de 18-jarige Mohammed die een zogenaamde nieuwe veelpleger is geweest. (Hij heeft besloten er mee op te houden.)
In tegenstelling tot de 'oude veelpleger' steelt hij (de nieuwe veelpleger) niet om drugs te kopen. Bij hem draait het om materiële zaken, zoals Prada-schoenen en een Dolce & Gabbana-tas. En om de status die hij heeft binnen de criminele jeugdgroep.
Gevraagd naar hoe hij is begonnen, op zijn dertiende, vertelt hij:
'Vroeger toen ik nog een normaal jongetje was, zat ik altijd thuis. Maar op een gegeven moment ging ik naar buiten. Daar was niet zoveel te doen. Dus begonnen we met winkeldiefstallen en het jatten van fietsen. We deden zulke dingen met de hele buurt, met een groep van dertig jongens of zo.'
Dit lijkt mij een weliswaar beknopte, maar heel precieze beschrijving van wat er gebeurt als een jongen in een extreem sociaal geïsoleerd gezin opgroeit, in een buurt waarin alle andere gezinnen ook sociaal geïsoleerd zijn. Tussen de buurt (de straat) en de gezinnen bestaat een strikte scheiding. Als je op je dertiende eenmaal buiten komt, is daar, zeg maar, "niets", dat wil zeggen, niets anders dan al die andere jongetjes die ook naar buiten komen. Vanuit dat "niets" ontstaan natuurlijk niet zomaar de morele intuïties van de gemeenschap die we graag willen dat jongens aanleren. Waar zou die door ons gewenste morele en sociale ontwikkeling vandaan moeten komen?

Wat natuurlijk wel ontstaat is de cultuur van de statuscompetitie, en dan gaat het om Prada-schoenen en om de status binnen de groep. De stap naar criminaliteit is dan maar klein. Zo klein dat die jongens het overdreven vinden dat er over hen als criminelen wordt gepraat. Mohammed:
Ik zag mezelf en de jongens met wie ik omging niet als een criminele jeugdgroep. We waren gewoon een stel rotjongens die irritante dingen deden.
Natuurlijk zijn het rotjongens. Maar wij met zijn allen creëren gezinnen en buurten waarin jongens geboren worden die als ze eenmaal naar buiten komen haast niets anders kunnen dan rotjongens te worden. Ik bedoel, ze zijn misschien niet zielig, maar ze verdienen wel een betere sociale opgroei-omgeving. Waarin mensen elkaar kennen, met zijn allen een sociaal buurtleven hebben en waarin kinderen als ze het huis uitkomen zien hoe mensen met elkaar om kunnen gaan. Waarin er dus veel meer is dan "niets".

En denk niet dat je dit probleem oplost door de ouders van die jongens "er op aan te spreken". Ouders zijn machteloos zolang er in de buurt het "niets" heerst. Wat betekent dat voor de jeugdzorg en het jeugdbeleid? Dat je, als je echt preventief wilt werken, aan de buurt moet werken.

Steun van economen voor Occupy Wall Street

Driehonderd economen ondersteunen de Occupy Wall Street beweging. In mijn vertaling:
Wij zijn economen die tegen de ideologische zuivering van het vak economie zijn. Evenzo zijn we tegen politieke zuivering van het noodzakelijke debat over de oorzaken voor en de gevolgen van onze huidige economische crisis.
Wij ondersteunen de pogingen van de Occupy Wall Street beweging over het hele land en de hele wereld om de economie te bevrijden van de korte termijn hebzucht van de rijke en machtige één procent.
Wij zijn tegen cynische en perverse pogingen om onze politieagenten en publieke dienaren te misbruiken om pleiters voor het publieke belang te verdrijven uit de publieke ruimtes.
Wij betuigen onze steun aan de visie van het bouwen van een economie die werkt voor de mensen, voor de planeet en voor de toekomst en we verklaren ons solidair met de Occupiers die hun democratische recht uitoefenen om economische en sociale rechtvaardigheid te eisen.
Mij bekende namen onder de ondertekenaars zijn die van Dean Baker, Nancy Folbre, James K. Galbraith, Peter Radford en Juliet Schor.
300 economists give support for the Occupy Wall Street movement « Real-World Economics Review Blog:
'via Blog this'
Update. De lijst is geopend voor meer steunbetuigingen. Bij deze een oproep aan Nederlandse economen.
Update Update. Opvallende naam bij de nieuwkomers, is die van Avner Offer. Waar blijven de Nederlandse economen? (Ik zou graag ondertekenen, maar schrik er voor terug om voor econoom door te gaan.)

Het rampzalige bezuinigingsbeleid in Engeland

En niet alleen in Engeland.

Dit bericht in het Engelse dagblad The Independent van 11 september van dit jaar gaf mij de hoop dat de regering in Engeland het onzalige bezuinigingspad zou verlaten. Zie mijn bericht van 9 september met update van 11 september.

Maar nee hoor, de bezuinigingszeepbel is nog niet gebarsten. Het blijft vreemd om te zien hoe in de kringen van de huidige politici, ook de Nederlandse, een misvatting blijft postvatten, terwijl gewoon het raadplegen van de economische handboeken dat had kunnen voorkomen. Zie ook dit bericht van Paul Krugman van 30 november over het rampzalige bezuinigingsexperiment in Engeland.

De New York Times (zie hieronder) roept Cameron nu op om van deze dwaalweg terug te keren. En ik hoopte en dacht dat Camerons minister van Financiën, Osborne, dat op 11 september al aankondigde te zullen gaan doen...

Britain’s Failed Experiment, Repeated - NYTimes.com:

'via Blog this'

zaterdag 3 december 2011

Is geloof in God nodig om moreel te kunnen handelen? De fout van de misplaatste concreetheid

In dit bericht schreef ik over de gedachte dat geloof in een God nodig is om moreel te kunnen handelen. Die gedachte is een voorbeeld van de fout van de misplaatste concreetheid. Ik citeer uit dat bericht:
Maar ook religie, of anders gezegd het geloof in een God, is denk ik een vorm van de misplaatste concreetheid. De inhoud van alle religies bestaat uit de bekende en universele morele intuïties van wederkerigheid en naastenliefde. En in de meeste religies (voorzover ik kan overzien; ik ben geen expert) vinden we een poging om een "concrete" oorzaak of bron aan te wijzen voor die morele intuïties: ze zijn van God afkomstig. Dit is zeker het geval in het christendom, waarin God over het algemeen als een persoon wordt voorgesteld, een duidelijke poging tot concretisering. Vandaar dat veel gelovigen denken dat ongelovigen geen moreel besef hebben. En dat een maatschappij zonder religie gedoemd is tot anarchie te vervallen.
Dit bericht van het blog Why We Reason bespreekt recent onderzoek dat laat zien dat mensen inderdaad geneigd zijn om ongelovigen minder te vertrouwen dan gelovigen. Het blijkt dus inderdaad moeilijk om te aanvaarden dat morele intuïties in grote mate onbewust worden aangeleerd door het opgroeien in een morele gemeenschap. Dus door veel met moreel gedrag in aanraking te komen. We hebben behoefte aan een "concretere" oorzaak van moreel gedrag en daardoor zien we graag een God, en dus het geloven in een God, als oorzaak. Dat is de fout van de misplaatste concreetheid.

De gedachte is ook in strijd met de feiten. Er zijn geen aanwijzingen voor enige morele superioriteit van gelovigen. En, zoals het bericht meldt, de minst godsdienstige landen, zoals de Scandinavische landen, zijn het meest vreedzaam en coöperatief.

donderdag 1 december 2011

Morele oordelen in het publieke domein

Peter Dorman reageert op Tyler Cowen die de morele superioriteit van de Duitse regering (min of meer) verdedigde. Ik denk dat hij gelijk heeft dat het morele oordeel van de Duitse regering over het beleid van de "club med"-landen te eenvoudig is, in de zin van niet goed genoeg geïnformeerd.

Dat de discussie plaats vindt, wijst er op dat morele oordelen over spelers in het publieke domein veel meer geïnformeerdheid behoeven dan doorgaans nodig is in het persoonlijke domein. Dat laat zien dat ons vermogen tot moreel oordelen berust op morele intuïties die ontstaan tijdens het opgroeien in een persoonlijk domein (dat van het sociale netwerk van gezin, familie, vrienden). Daarmee is niet gegarandeerd dat dat vermogen even gemakkelijk tot goede oordelen komt in het publieke domein. Zie ook alle berichten met het label morele intuïties in de lijst met labels.
EconoSpeak: I Hope “The Moral Superiority of the Germans” Isn’t Translated Into German:

'via Blog this'

Aardige mensen verdienen minder

Loont het om aardig te zijn? Het lijkt van niet.

Aardig zijn (agreeableness) is een van de vijf dimensies van persoonlijkheid waar je mensen op kunt indelen. Aardig zijn betekent dat je gemakkelijk van vertrouwen bent, eerlijk, pro-sociaal, meegaand, bescheiden en zachtaardig. En het is bekend dat aardige mensen een groot belang hechten aan persoonlijke relaties en meer gemotiveerd zijn om relaties in stand te houden, waardoor ze ook door anderen aardiger gevonden worden. Onaardige mensen hoeven nog geen psychopaat te zijn, maar hebben wel vaker de neiging om zich egoïstisch en agressief op te stellen, vooral in conflictsituaties.

Je zou kunnen zeggen dat we er met zijn allen, als maatschappij, belang bij hebben dat er genoeg aardige mensen bestaan. Wat genoeg is, weten we niet. Maar een maatschappij met heel veel onaardige mensen moet een stuk minder aangenaam zijn om in op te groeien en in te leven dan een maatschappij met veel aardige mensen. En je kunt je voorstellen dat al dat onaardige gedrag ook hoge kosten met zich meebrengt, al was het maar doordat er meer middelen verspild worden aan onnodige conflicten.

Dat zou er voor pleiten om aardige mensen beter te belonen dan onaardige mensen. Maar het omgekeerde blijkt het geval te zijn. Althans in de Verenigde Staten. Onderzoekers berekenden voor drie representatieve steekproeven dat werknemers die qua persoonlijkheid aardiger waren, minder verdienden. Dit gold in het bijzonder voor mannen. (Speciaal voor statistici: mannen die een standaarddeviatie aardiger zijn dan het gemiddelde, verdienen gemiddeld 18,3 procent minder dan mannen die een standaarddeviatie onaardiger zijn dan het gemiddelde.) Dit verschil bleef bestaan als de onderzoekers er rekening mee hielden dat aardige en onaardige mensen verschillende soorten beroepen uitoefenen.

Het kan zijn dat dit verschil ontstaat doordat onaardiger mensen meer belang hechten aan geld en minder aan zaken als baanzekerheid en andere arbeidsvoorwaarden. Of dat aardiger mensen vriendschappen belangrijker vinden dan succes en status. En je kunt niet alles hebben, want een dag heeft maar vierentwintig uur. En inderdaad, als je met zulke verschillen in extrinsieke en intrinsieke aspiraties rekening houdt, dan wordt het verband tussen onaardig zijn en inkomen zwakker.

Moet je nu die onaardige mensen die zoveel meer verdienen, benijden? En moet je er de lering uit trekken dat het loont om wat onaardiger te zijn? Dat valt te bezien. Want uit ander onderzoek blijkt dat mensen die meer belang hechten aan vriendschappen en goede relaties met anderen er wat welbevinden en gezondheid betreft beter uitkomen dan mensen die vooral gemotiveerd worden door geld en status.

Kortom: als het je alleen om geld gaat, dan loont het om onaardig te zijn. Maar als het je gaat om wat echt belangrijk is in het leven, wees dan maar gewoon een aardig iemand.