woensdag 8 februari 2012

Gezondheid en sociale omgeving (6): de lichamelijke mechanismen

Eerder in deze reeks berichten schreef ik over wat cruciaal is voor een sociale omgeving die je gezond houdt. Het gaat niet speciaal om het aantal persoonlijke relaties die je hebt. Ook als je objectief gezien sociaal geïsoleerd bent, dan verhoogt dat wel de kans op gezondheidsproblemen, maar die kans hangt meer af van het subjectief waargenomen sociale isolement. Met andere woorden: bij eenzelfde objectief sociaal isolement kunnen mensen verschillen in de subjectieve waarneming daarvan. 

Dat zou kunnen samenhangen met de mate waarin mensen een veilige hechtingsstijl hebben en die ontwikkelen ze in hun jeugd. Zie dit bericht. Maar het kan er ook mee samenhangen dat de persoonlijke relaties die je hebt, kunnen verschillen naar "kwaliteit". Tussen je relaties kunnen ook slechte contacten zitten, relaties met mensen door wie je je uitgebuit of bedreigd voelt, maar waar je (nog) wel "aan vast zit". Die slechte contacten zullen mensen misschien wel meetellen als je ze vraagt hoeveel contacten ze hebben. Dan wegen ze dus wel mee in de mate van objectief sociaal isolement. Zie ook dit bericht van al langer geleden.

Maar als je mensen vraagt naar hoe eenzaam, of sociaal geïsoleerd, ze zich voelen, dan tellen ze waarschijnlijk niet mee. Dan gaat het meer om hoeveel mensen je om je heen hebt die elkaar (en jou) het gevoel geven dat ze er voor elkaar zijn als dat nodig is. En dat is precies het gevoel van veiligheid (of van geborgenheid of van gemeenschap) dat belangrijk is voor dat positieve gezondheidseffect. Hoe minder dat gevoel er is, hoe meer kans op stress en op gezondheidsproblemen.

Het onderzoek naar die gezondheidsproblemen is nu zover gevorderd dat je een lijstje kunt opstellen van lichamelijke (fysiologische, neurale, hormonale, etc.) mechanismen die door een gebrek aan dat gevoel van veiligheid in werking kunnen worden gesteld. Aan dit artikel uit 2011, waar ik al eerder naar linkte, ontleen ik het volgende lijstje:
  1. hart- en vaatproblemen (hogere vasculaire weerstand),
  2. verhoogde bloeddruk,
  3. verhoogd cortisolniveau 's ochtends (het stresshormoon),
  4. minder weldadige slaap,
  5. slechtere werking van het immuunsysteem (en daardoor meer ontstekingen),
  6. cognitieve achteruitgang en verhoogde kans op Alzheimer,
  7. verhoogde kans op depressie.
Het valt dus goed te begrijpen dat de werking van een gunstige sociale omgeving vergelijkbaar is met een goed werkend geneesmiddel (en zonder bijwerkingen!).

En als ik het goed begrijp komen al deze lichamelijke effecten tot stand doordat langdurige en niet oplosbare onveiligheidsgevoelens een toestand van stress teweegbrengen, in de betekenis van type 2 allostatische overbelasting. Daarover een volgende keer. Update. Zie Gezondheid en sociale omgeving (8): allostatische belasting en de levensloop.

Geen opmerkingen: