zondag 30 september 2012

Muziek voor de zondagochtend - Johnny Griffin

Johnny Griffin moet hier een keer langskomen. Een van de grootste jazzsaxofonisten en mijn favoriet. Hij overleed  in 2008 in Frankrijk, waar hij toen al 24 jaar woonde. Trad vaak op in Nederland, de laatste jaren met het Rein de Graaff-trio en ik was daar een paar keer bij. Rond 1960 maakte ik opnamen met de tape-recorder van broer Wobbe door de microfoon bij de luidspreker van de Draadomroep te hangen. En daar kwam Johnny Griffin voorbij. En had hij in mij een bewonderaar.

Hier speelt hij in de Village Vanguard in New York. Update. De oorspronkelijke video werkt niet meer. Daarom nu hier de link naar een geweldig optreden met o.a. Niels Henning Orstedt Pedersen.

(Update. Draadomroep? Wikipedia meldt:
Bestond in Nederland tussen 1924 en 1975. Een abonnee van de draadomroep kreeg een schakelkastje aan de muur. Hierop bevonden zich een vierstandenschakelaar om een zender te kiezen en een regelaar voor de geluidssterkte. Op het kastje werd een luidspreker aangesloten. Netvoeding was niet nodig. De abonnee kon kiezen uit Hilversum 1, Hilversum 2 en een selectie uit twee buitenlandse zenders. In de programmabladen werd aangekondigd welke buitenlandse programma's op elk moment ontvangen konden worden. 
Een van die zenders zond continu klassieke muziek uit en een dag in de week jazz. Een voorloper van Radio 4, maar dan beter.)

vrijdag 28 september 2012

De verafgoding van de pensioenpotten - Follow the Money

Een heel mooie analyse van "de spaarpotjeslogica waarmee in Nederland over de pensioenen wordt geredeneerd" van Jesse Frederik. Zie de link onderaan. De analyse besluit met:
Het is niet nodig om te korten op pensioenen zolang onze economie genoeg productieve capaciteit heeft om te kunnen voorzien in de behoeften van ouderen. Als ouderen een te hoge levensstandaard genieten ten opzichte van werkende Nederlanders is er een legitieme reden om te korten op de pensioenen. Maar om pensioenen te korten, omdat we denken dat latere generaties anders een lagere levensstandaard zullen genieten is stupide verspilling van onze economische mogelijkheden. Oma hoeft het niet slechter te hebben, zodat wij het later beter krijgen. Niet de omvang van de verzamelde financiële claims in onze pensioenfondsen, maar de productiviteit van onze reële economie bepaalt de levensstandaard van toekomstige generaties.
De verafgoding van de pensioenpotten - Follow the Money:

'via Blog this'

Waarom niet veel meer transparantie in de bankensector (en in de horeca)?

Vier vragen naar aanleiding van dit mooie stuk van Jonathan Weil (zie de link onderaan dit bericht):

1. Waarom is, niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Nederland, de dienstverlening door de banken niet even transparant als de dienstverlening door de restaurants in New York?

(Je kunt op de website van de New York City Department of Health and Mental Hygiene een app downloaden waarmee je van alle 24000 New Yorkse restaurants kunt zien wanneer een restaurant voor het laatst geïnspecteerd is en wat de uitkomsten van die inspectie waren. Als er in de keuken ratten zijn geconstateerd, dan wordt dat vermeld. En restaurants zijn verplicht om bij de ingang duidelijk zichtbaar te vermelden welk cijfer ze van de Inspectie hebben gekregen. Elk restaurant wordt tenminste een maal per jaar onaangekondigd geïnspecteerd.)

2. Waarom is in in Nederland de dienstverlening door de restaurants niet even transparant als in New York?

(Op de website van de Voedsel- en Waren Autoriteit kun je niet een restaurant aanklikken om te zien wanneer de laatste inspectie was en wat het resultaat daarvan was. Of een app downloaden. Inspecties gebeuren steekproefsgewijs, niet gegarandeerd tenminste een maal per jaar. Of ze altijd onaangekondigd gebeuren, wordt niet duidelijk.)

3. Tja, ik weet het wel, de bankensector is veel machtiger dan de restaurantsector. Maar is overheidsregulering niet juist bedoeld om zulke machtsongelijkheden te compenseren?

4. En op grond waarvan denken wij in Nederland dat controle op onze restaurants minder intensief en transparant hoeft te zijn dan in New York?

Bankers Must Wash Hands Before Returning to Work - Bloomberg:

'via Blog this'

donderdag 27 september 2012

Grootouderschapsverlof (in Duitsland)

De Duitse regering maakt plannen voor de invoering van het grootouderschapsverlof. Zie de link hieronder naar het bericht in Der Spiegel van vandaag. Het zou inhouden dat werkende grootouders het recht krijgen om tijdelijk verlof op te nemen met recht op terugkeer naar de arbeidsplek. Om het gemakkelijker te maken dat grootouders bijspringen en een rol spelen in het grootbrengen van hun kleinkinderen.

Het lijkt een goede ontwikkeling. Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het terugdringen van het sociale isolement van onze gezinnen, dat zo slecht uitwerkt op hoe onze kinderen opgroeien. En de meeste grootouders willen ook graag die rol spelen. Het is goed om de arbeidsovereenkomst wettelijk zo in te richten dat daarmee rekening wordt gehouden. Dat hoort onderdeel te zijn van de kosten van arbeid voor ondernemingen.

Hoe zit dat dan in Nederland? Wij hebben al een algemenere wettelijke regeling die hierin voorziet, namelijk het wettelijke recht op deeltijdwerk. Daar mogen we best trots op zijn. Want veel landen zijn daar jaloers op. Zie Juliet Schor daarover.

Zie ook deze eerdere berichten over het belang van grootouders voor het goed opgroeien van kinderen:

DEMOS over grootouders en over deeltijdwerk
Belang van kinderopvang en van grootouders voor het krijgen van kinderen
Belang van nabijheid grootouders voor arbeidsparticipatie
Grootouders van belang voor pro-sociaal gedrag van kleinkinderen
Belang van grootouders (vervolg)
Belang van grootouders

Schröder legt Gesetzentwurf für Großelternzeit vor - SPIEGEL ONLINE:

'via Blog this'

woensdag 26 september 2012

Euro-update van Paul Krugman

Paul Krugman: Draghi heeft het goed gedaan, maar hij kan Europa niet redden zolang de Europese leiders blijven denken dat het onnodig toe brengen van pijn gezond beleid is. Zie de link hieronder.

Euro Update: The Perils of Pointless Pain - NYTimes.com:

'via Blog this'

Verloren decennia zijn niet nodig - Merijn Knibbe en Rens van Tilburg

Allerlei zogenaamde deskundigen, die vooral heel serieus willen overkomen, drukken ons op het hart dat een periode van economische krimp, hoge werkloosheid, ingrijpen in de zorg en versobering van pensioenen en de sociale zekerheid, onvermijdelijk zijn om de economie er weer bovenop te helpen. We moeten volgens hen eerst heel veel pijn lijden voor het weer beter gaat. En dat sluit helaas aan op morele intuïties van mensen, die echter, hoewel ze toepasselijk zijn in het private domein van een huishouden, dat niet zijn in het publieke domein van een hele economie. De zogenaamde deskundigen zij dus niet goed geïnformeerd. En dragen er ook niet aan bij dat burgers beter geïnformeerd zijn.

Al met al is dit een treurniswekkende toestand. Die met zich meebrengt dat het kan gebeuren dat bloggers en columnisten beter geïnformeerd zijn dan een minister van Financiën. Zie vandaag het blogbericht van Merijn Knibbe, waarin hij laat zien dat verloren decennia niet nodig zijn (link onderaan dit bericht).

En lees vandaag de column "Begrotingspopulisme" van Rens van Tilburg in de Volkskrant. Jan Kees de Jager, onze demissionaire minister van Financiën, verkeert in de waan dat het IMF nog steeds, net als in de jaren tachtig en negentig, groot voorstander is van bezuinigen en groot tegenstander van schuldkwijtschelding. En dat hij dus het IMF kan blijven napraten, zoals hij altijd gedaan heeft. Maar bij het IMF staat het denken niet stil. IMF-studies adviseren nu om versoberingen van de overheidsfinanciën van probleemlanden zo lang mogelijk uit te stellen. En bepleitten kwijtschelding van schulden. Dat uitstel is geheel in lijn met wat ons Centraal Planbureau aanbeveelt in de Macro Economische Verkenning. Zie ook eerdere berichten op dit blog, zoals hier, hier, hier en hier.

Wat helpt nog? Moeten leiders als Jan Kees de Jager de tekst "Ik moet mij beter informeren!" op de muur tegenover hun bureau geprojecteerd krijgen? En wat te denken over de geïnformeerdheid van de onderhandelaars van de VVD en de PvdA?

Crisis, arbeid en de jaren dertig: waarom ‘verloren decennia’ niet nodig zijn

maandag 24 september 2012

Muziek, taal en coöperatief grootbrengen van kinderen

Er zijn nieuwe ontwikkelingen op het gebied van onze inzichten in hoe wij als baby's en kleuters taal en muziek leren. En daarmee in de evolutionaire oorsprong van taal en muziek.

In Music and early language acquisition maken Anthony Brandt, Molly Gebrian en L.Robert Slevc aannemelijk dat er in de vroege ontwikkeling van kinderen eerst muziek is en dat dan pas de taal zich ontwikkelt.

Waar begint alles mee? Met onze onbedwingbare neiging om tegen baby's te gaan praten. Maar we doen dat niet door "het woord te voeren", maar door een soort babytaaltje te spreken, wat Engelsen "motherese" (of "parenthese") noemen. Dat is een vereenvoudigd en repetitief soort taal, met overdreven intonatie en ritme. Niet alleen de eigen moeder praat zo met haar baby, maar ook de vader, familieleden en zelfs vreemden. Er is iets met het zien van een baby dat mensen er gemakkelijk toe brengt om "ta-ta-ta" en "waaristiedan? waaristiedan?" te gaan zeggen.

Te gaan zingen, had ik bijna opgeschreven en er is ook veel voor te zeggen om dit meer muziek dan taal te noemen. En wat baby's terug doen, of zelfs uit zichzelf al doen, is een soort brabbeltaal produceren die daar erg op lijkt en die ook veel met muziek gemeen heeft. Een citaat uit het artikel (mijn vertaling):
In het eerste levensjaar horen baby's taal als een voor hen bedoelde en vaak herhaalde vocale voorstelling. Ze luisteren er naar niet alleen vanwege de emotionele inhoud, maar ook voor de ritmische en fonemische (klank-)patronen. Zoals Newham zegt: "... terwijl het verbale kind later zulke geluiden organiseert naar de regels van het woordenboek, ordent de baby, die daarmee nog niet bekend is, ze naar een intuïtief, creatief en aangeboren gevoel voor toonhoogte, melodie en ritme op een manier die direct verwant is aan het componeren van muziek." (...) Als geluiden verbonden worden met betekenis, krijgt de verwijzende functie van taal steeds meer de aandacht van het kind, omdat het sociale belang daar van groot is. Echter, tijdens het eerste levensjaar overheerst een ander soort van luisteren. Muziek als een kunstvorm zou wel eens een manier kunnen zijn om deze heel vroege periode, toen de wereld als een concert op ons overkwam en toen zinnen nog slechts geluiden waren, te laten voortduren in ons volwassen leven.
Zie bijvoorbeeld deze YouTube video en bepaal of je wel of niet muziek hoort.Ik zou zeggen: muziek.
2 month old Baby Talking: Says I Love You! - YouTube:

'via Blog this'

Dit is een interessante gedachte, ook al omdat er redenen zijn om te denken dat muziek ook fylogenetisch, dus in de evolutie van de menselijke soort, aan taal is voorafgegaan. De gedachte is echter ook nieuw omdat tot nu toe, als ik het wel heb, sinds Chomsky, werd uitgegaan van een aangeboren taalmodule. Die zou er moeten zijn omdat anders niet zou kunnen worden verklaard hoe de ingewikkelde, hiërarchische, structuur van taal aangeleerd kan worden. Door het "hebben" van die module zouden kinderen dus eerst taal leren en zou het vermogen tot muziek zich later ontwikkelen. De auteurs verwijzen naar Steven Pinker, die in How the Mind Works (1997) muziek opvatte als een soort auditief gebakje zonder enig biologisch nut. Als nu zou blijken dat muziek nodig is om taal te kunnen leren, dan is dat inzicht daaraan wel volledig tegenovergesteld.

Toevallig is er recentelijk ook How hierarchical is language use? verschenen, waarin Stefan L. Frank, Rens Bod (van de Universiteit van Amsterdam) en Morten H. Christiansen betogen dat het met die ingewikkelde, hiërarchische structuur van taal eigenlijk heel erg meevalt. Ze laten zien dat je inderdaad een hiërarchische structuur aan onze taal kunt onderkennen. Zinsdelen zijn delen van een groter geheel van een zin of van zinsdelen die weer deel zijn van een groter geheel, enzovoort. Maar als je naar het gebruik van taal kijkt, dan kun je zinnen net zo goed, of beter, opvatten als opeenvolgingen van zinsdelen. En volgens de auteurs zijn er veel overwegingen om die sequentiële structuur als fundamenteler te beschouwen.

Als ze gelijk hebben, dan zou dat precies sporen met het inzicht dat muziek vooraf gaat aan de taal, zowel evolutionair (fylogenetisch) als in de individuele ontwikkeling (ontogenetisch). Muziek, een opeenvolging van klanken, zou dan de grondslag hebben gelegd en leggen voor het koppelen van klanken aan betekenissen. Waarmee een sequentiële structuur ontstaat, die zo complex kan worden, dat je er een hiërarchie in kunt aanwijzen.

Blijft nog de vraag waarom wij mensen als enige diersoort muziek en taal kennen. Dat moet er mee te maken  hebben gehad dat wij in onze Paleo Sociale Omgeving onze kinderen coöperatief groot brachten. En dat was nodig geworden door onze toegenomen onderlinge afhankelijkheid. Moeders waren niet langer in staat om het zorgen en groot brengen in hun eentje te doen. Zorg door anderen (allocare) was nodig. Dat betekende een selectie op het vermogen van baby's om niet alleen de eigen moeder, maar ook anderen te engageren. Dus door contact te maken. En in te spelen op het vermogen van volwassenen en oudere kinderen om brabbeltaal schattig te vinden en er op te reageren. Brabbeltaal zou dan als functie hebben om ook van anderen zorg los te krijgen dan van de eigen moeder. Vergelijk dat met de chimpansees, waar moeder en jong heel lang onafscheidelijk zijn en de jongen er het zwijgen toe doen. Andere verzorgers zijn niet nodig, dus waarom zou je ze proberen voor jou te engageren?

Daarmee komt overeen dat de klauwaapjes, die hun jongen ook coöperatief grootbrengen (zie nog eens dit bericht), ook een soort gebrabbel kennen waarmee hun jongen zorg uitlokken. Anders gezegd, de klauwaapjes maken muziek! Alleen is dat bij hen (nog) niet tot een taal geëvolueerd.

Zie hier een aardig filmpje over klauwaapjes: Common Marmosets are Highly Social - YouTube:

'via Blog this'

Jan Kees de Jager wil hervormen. Niet meer bezuinigen?

De informateurs Kamp en Bos en de onderhandelaars van de VVD en de PvdA ontvangen vandaag financieel-economische experts. Als eerste was Jan-Kees de Jager, demissionair minister van Financiën aan de beurt. Bekend voorstander van de bezuinigingsstrategie. Vanwege het vertrouwen van de financiële markten. Maar nu zegt hij na afloop van het gesprek dat hij gewezen heeft op de noodzaak van hervormen. Zie de link onderaan naar NRC/Handelsblad.

Hoezo? Niet nog meer bezuinigen? Of is De Jager ook zo onder de indruk geraakt van alle slechte berichten over de steeds maar krimpende economie? En over de steeds maar toenemende faillissementen in de bouw? En over het steeds maar afnemende consumentenvertrouwen? Over de oplopende werkloosheid? Heeft hij toch door gekregen dat er in de economie ook een vraagkant bestaat en dat daar iets mee aan de hand kan zijn?

Wie weet. Maar: aan wat voor hervormingen denkt hij dan? Citaat:
Ik heb gewezen op de noodzaak van hervormingen op economisch terrein en budgettair terrein.
Hervormingen op budgettair terrein? Hm, wat zijn dat voor hervormingen? Bedoelt hij gewoon bezuinigingen? Maar durft hij dat woord niet meer in de mond te nemen?

Oké. Dat is ook al vooruitgang.

De Jager wijst informateurs op noodzaak hervormen :: nrc.nl:

'via Blog this'

zondag 23 september 2012

Inkomensongelijkheid en gelijke kansen gaan niet samen

Het veelgebruikte argument dat grote inkomensongelijkheid niet erg is, als hij maar samen gaat met gelijke kansen, dus met sociale mobiliteit, tja, daar is wat voor te zeggen. Maar in de praktijk zie je dat de rijkeren er in landen met grote inkomensongelijkheid heel goed in slagen om hun rijkdom op hun kinderen over te dragen. Niks geen gelijke kansen. Uit de grafiek (zie ook link hieronder) blijkt het sterke verband tussen de mate waarin het inkomen van kinderen samenhangt met dat van hun ouders (verticale as) en de mate van inkomensongelijkheid (horizontale as)

Mensen zitten zo in elkaar dat ze, als ze een keer heel veel rijker zijn dan anderen, dat ze dan alles doen wat ze kunnen, en dat is heel veel, om gelijke kansen tegen te gaan. Omdat de modus van de statuscompetitie en de statushiërarchie dan gaat domineren.

Zie ook eerder dit bericht over het boek The Price of Inequality van Joseph Stiglitz.

Sometimes a graph says more than a thousand words (25 countries – inequality and mobility) « Real-World Economics Review Blog:

'via Blog this'

Dat CEO's opstappen als je ze niet heel, heel vorstelijk beloont, is een mythe

Gretchen Morgenson vraagt vandaag in de New York Times aandacht voor de studie Executive Superstars, Peer Groups and Overcompensation - Cause- Effect and Solution (pdf) van Elson en Ferrere. Zie de link onderaan dit bericht. De dramatische stijging van de salarissen en de bonussen van bestuurders van ondernemingen gedurende de laatste dertig jaar heeft tot veel verontwaardiging geleid bij de bevolking en bij aandeelhouders. Er zijn steeds twee verklaringen voor deze geweldige stijging geweest:
  1. De bestuurders hebben hun (passieve) raden van toezicht weten in te pakken en zo excessieve beloningen voor zichzelf aan de ondernemingen weten te onttrekken.
  2. Er bestaat nu eenmaal een efficiënte markt voor schaars en waardevol bestuurstalent, waardoor je wel hoge beloningen moet geven om te voorkomen dat je briljante bestuurder vertrekt.
Maar Elson en Ferrere laten in een goed geïnformeerd en genuanceerd betoog zien dat beide verklaringen niet deugen. Ze verwijzen naar sociologisch onderzoek dat er op wijst dat:
  1. er onvermijdelijk grote onzekerheid bestaat over wat een bestuurder nu eigenlijk waard is en dus ook over hoe hoog zijn beloning moet zijn, en
  2. dat de keuze van beloning dus niet kan berusten op fundamentele economische waarden, en
  3. dat daardoor de beloning bepaald wordt door te kijken naar wat gebruikelijk is in de "topografie van lokale netwerken", anders gezegd, naar wat de "vriendjes" van de bestuurder verdienen.
Om uit te vinden wat gebruikelijk is, worden beloningsconsultants in dienst genomen (ook tegen een vorstelijke beloning) om te bepalen wat in de "peer group" van vergelijkbare ondernemingen in vergelijkbare bedrijfstakken aan beloningen betaald worden. En dat dient dan als benchmark of referentiekader. In de praktijk blijkt dat zo te werken dat dan altijd bij het hogere segment van de gangbare beloningen wordt aangesloten. Dit opdrijvende effect zorgt er voor dat de bestuurdersbeloningen volledig uit de pas gaan lopen met de beloningen in de onderneming zelf.

Door dat proces van benchmarking wordt dus eigenlijk een markt gecreëerd. Dat wil zeggen dat er van wordt uitgegaan dat een bestuurder die je in vergelijking met die benchmark te laag beloont, zou vertrekken naar een van die vergelijkbare ondernemingen die wel meer betaalt.

Maar die veronderstelling klopt helemaal niet. Het blijkt dat de vaardigheden van bestuurders veel meer bedrijfsspecifiek zijn dan vaak wordt aangenomen. Bestuurders die succesvol zijn in de ene onderneming blijken vaak in een andere onderneming jammerlijk te mislukken. Algemene en in verschillende soorten ondernemingen toepasbare managementkwaliteiten lijken helemaal niet te bestaan. En daardoor zijn wisselingen van bestuurders tussen ondernemingen maar heel zeldzaam. Die markt waardoor je zo veel moet betalen om je bestuurder te behouden, die bestaat helemaal niet.

Als oplossing stellen Elson en Ferrere daarom ook voor om de externe benchmarking te vervangen door een interne. Kijk naar wat er in het bedrijf aan salarissen wordt betaald en relateer daaraan de beloning van je bestuurder. Dat die externe vergelijking nodig zou zijn, dat is een mythe.

Ik wil niet onnodig kwaad denken van mensen, maar het lijkt me toch dat al die betrokkenen, de bestuurders zelf voorop, de afgelopen dertig jaar dat die beloningen zo exorbitant stegen, door moeten hebben gehad wat hier aan de hand was. En dat ze het toch hebben laten gebeuren, ja, mogen we dan niet van hebzucht spreken?

C.E.O.’s and the Pay-’Em-or-Lose ’Em Myth — Fair Game - NYTimes.com:

'via Blog this'

Muziek voor de zondagochtend - Simone Lamsma

Gisteren soleerde Simone Lamsma in het Tweede Vioolconcert van Sjostakovitsj in de Zaterdagmatinee in het Concertgebouw. Indrukwekkend. Als toegift speelde ze het Largo uit de Derde Vioolsonate van Bach.

Hier speelt ze het Vioolconcert van Mendelsohn. Voorafgegaan door de prachtige Pulcinella Suite van Stravinsky. En na de pauze Symfonie nr. 44 van Haydn. De entourage (de Rode Doos naast de A2 bij Utrecht) is vreselijk. Maar de muziek en de uitvoeringen zijn geweldig.



vrijdag 21 september 2012

Bericht aan lezers over Follow By Email

Het lijkt alsof mijn Dashboard niet meer weet wie dit blog per email volgen. En op mijn eigen email krijg ik sinds vandaag ook geen berichten meer. Ik kan niet achterhalen wat de oorzaak, laat staan de oplossing, is. Bij opnieuw aanmelden, volgt de melding dat "dit emailadres al is aangemeld".
Update. Het probleem is bekend bij Blogger. Naar oplossing wordt gezocht.
Update. Voor zover ik kan zien, krijgen volgers weer mails.

Merijn Knibbe over de wending van de ECB

Merijn Knibbe geeft commentaar bij mijn bericht van gisteren over de wending van de Europese Centrale Bank. Zie de opmerking bij dat bericht, maar zie ook hieronder.

Ik heb de afgelopen twee jaar de ECB in toenemende mate in de gaten gehouden. Vooral na het vertrek van Trichet zijn de zaken snel veranderd. Drie heel duidelijke wijzigingen in het beleid:

1. In de Suddeutsche Zeitung nam Draghi de woorden 'bad equilibrium' in de mond, een term die onder andere door Paul de Grauwe gebruikt wordt. Nu zou je zeggen dat dat niet zo bijzonder is - de ene econoom hanteert het spraakgebruik van de andere econoom. Maar dat is het dus wel: een 'bad equilibrium' (de rente in een land is hoog omdat niemand de aflossingscapaciteit van de overheid vertrouwt omdat de rente hoog is) is een mogelijke situatie voor een muntunie van verschillende landen - waarbij verschillen tussen landen worden geaccepteerd als 'analytisch en beleidsmatig relevant'. En dat was dus nooit het geval bij de ECB, geloof het of niet.

2. Een tweede verandering. De ECB ging altijd uit van monetaire stabiliteit (lage en stabiele inflatie) als noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor financiele stabiliteit. En daar is bij de ECB (en, met het werk van Reindhart en Rogoff, de herontdekking van Minsky en de erkenning dat er vorafgaande aan 2007 toch 'iets' mis is gegaan) in het grootste deel van de economische wetenschap expliciet afscheid van genomen, financiele stabiliteit wordt nu, expliciet, het tweede mandaat van de ECB genoemd.

3. Een derde, wat technischer punt. De ECB beweerde altijd via de rente de geldgroei te beheersen en daarmee de inflatie (een inderdaad zeer indirect verband...). Daar heeft men afscheid van genomen. Hoewel dit beleid officieel nog wordt aangehangen geeft men nu toe dat men dan wel de rente dan wel de geldgroei kan beheersen maar niet beide. En dat men op de rente mikt.

Dus inderdaad: veranderingen. Wel is het nog steeds zo dat 'werkloosheid' nog een redelijk taboe-woord is (werkgelegenheid wat minder). Vergeet niet dat de in de blog genoemde theorieen werkloosheid wegdefinieren: men bekijkt de sector huishoudens als, letterlijk, 1 persoon. En 1 persoon kan niet werkloos zijn, die kan alleen wat meer of minder werken. En dat meer of minder werken is in deze modellen een vrijwillige keuze van deze persoon... wellicht een keuze op basis van incorrecte informatie, maar toch: een keuze (ja, ik heb het ook niet bedacht, maar het is niet anders). Het idee dat monetaire transacties altijd tussen meerdere personen plaatsvinden en dat geld zelf een onafhankelijke rol speelt in het economisch gebeuren is in de extremere versies van deze theorie (die dus door de ECB werden aangehangen!) geen onderdeel van het denken. We zijn er dus nog niet.

Merijn Knibbe

donderdag 20 september 2012

Historische wending: Fed en ECB verwerpen pre-Keynesiaanse dogma - Anatole Kaletsky

Volgens Anatole Kaletsky maken we een historische wending mee. Die bestaat er uit dat de Amerikaanse Federal Reserve (Fed) en de Europese Centrale Bank het pre-Keynesiaanse dogma hebben losgelaten dat centrale banken uitsluitend de prijsstabiliteit moeten bewaken. Zie de link onderaan dit bericht.

Dat dogma houdt dus in dat het monetaire beleid er niet op gericht mag zijn om volledige werkgelegenheid te bevorderen. Want werkgelegenheid kan uitsluitend voortkomen uit private ondernemingen. Volledige werkgelegenheid zou automatisch bereikt worden als de inflatie onder controle is en de markt vrij kan opereren, met een minimum aan overheidsingrijpen, regulering, vakbondsmacht, sociale zekerheid en andere marktverstoringen. Of in de woorden van Robert Skidelski (zie dit bericht):
Weg met de Keynesiaanse macro-economische politiek. Weg met het streven naar volledige werkgelegenheid. Het gaat uitsluitend om monetaire stabiliteit. Richt je op de inflatie en dat is alles wat je nodig hebt. En als je dat doet, dan werken alle micro-economische stukje van de economie precies zo als ze horen te werken.
Je zou bijvoorbeeld geen financiële crisissen meer hebben en daarom kun je het financiële systeem dereguleren. En dat was gewoon verkeerd. Gewoon verkeerd. Alle mensen die nog een restje van een band met Keynes hadden, begrepen dat de private investeringsmachine heel wispelturig was. Onstabiel was. Die tendeert niet zomaar en snel naar een optimaal evenwicht voor de economie. En het opzetten van een systeem zonder die voorzorgsmaatregelen en beschermingen was een geweldige gok. Op basis van wat een nogal abstracte theorie bleek te zijn.
En volgens Kaletsky hebben de Fed (Bernanke) en de ECB (Draghi) dat dogma nu aan de kant gezet. Ook het monetaire beleid moet (mede) gericht zijn op volledige werkgelegenheid. Eventueel zelfs door het drukken van geld en het uitdelen aan bedrijven of huishoudens. Zoals bepleit door niet alleen Keynes, maar ook door Milton Friedman.

Als Kaletsky gelijk heeft, dan zou dat een belangrijke ontwikkeling zijn.

Anatole Kaletsky:

'via Blog this'

Intuïtief zijn we pro-sociaal. Maar alleen met een sociale omgeving die pro-sociaal is - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (15)

Er is nieuwe evidentie voor het vermoeden dat we pro-socialer zijn als we op de automatische piloot handelen dan wanneer we bewust nadenken en overwegen. Uit eerder onderzoek, waarover ik hier berichtte, concludeerde ik:
Dit alles lijkt mij te suggereren dat onze impuls tot pro-sociaal gedrag ook echt een impuls is. En dus vanuit een "dieper" niveau van onze hersenen afkomstig is dan daar waar we bewust en weloverwogen over ons gedrag nadenken. Dat is iets om verder over na te denken!
Bij dat verder nadenken worden we nu geholpen door dit onderzoek, dat vandaag in Nature verscheen (fulltext achter de poort). De onderzoekers vroegen zich af of we, als we intuïtief (moeten) beslissen, we meer pro-sociaal handelen. Of integendeel juist meer egoïstisch. Zijn we vanuit onszelf, intuïtief, meer pro-sociaal, zodat we meer moeten nadenken en overwegen om zelfzuchtig te handelen? Of zijn we juist intuïtief meer egoïstisch en moeten we meer bewust nadenken en overwegen om meer pro-sociaal te kunnen handelen? Zijn onze impulsen pro-sociaal of juist zelfzuchtig?

De experimenten die de onderzoekers uitvoerden om deze vraag te beantwoorden, waren er op gebaseerd dat wij meer intuïtief handelen als we snel (moeten) beslissen en meer weloverwogen als we er de tijd voor (kunnen) nemen.

Het blijkt dan dat mensen in experimenten, o.a. met het collectieve goed-dilemma, die sneller beslissen, ook degenen zijn die het meest pro-sociaal handelen.

Maar ook blijkt dat als je mensen minder tijd geeft om te beslissen, ze pro-socialer kiezen dan wanneer je ze instrueert om goed na te denken en ze ook meer tijd moeten nemen. Dat wijst er op dat het sneller, en dus intuïtiever, beslissen ook echt het meer pro-sociale gedrag veroorzaakt.

Hetzelfde gebeurt als je mensen eerst laat nadenken over een situatie waarin ze op basis van intuïtie een juiste beslissing namen of juist over een situatie waarin bewuste overweging tot een juiste beslissing leidde. Degenen die over het voordeel van intuïtie hadden nagedacht, kozen pro-socialer dan degenen die over het  voordeel van weloverwogen nadenken hadden nagedacht.

Hoe kan het dat meer intuïtief handelen ons pro-socialer maakt? De onderzoekers denken dat dat komt doordat wij in ons dagelijks leven de meeste interacties hebben met anderen waarmee we een persoonlijke relatie hebben en waarin we gewend zijn om ons pro-sociaal te gedragen en waarin anderen dat ook doen. Zo ontwikkelen we pro-sociale intuïties, die we alleen met bewuste inspanning ter zijde kunnen schuiven.

Of dat klopt, kun je nagaan door mensen die melden dat ze veel dagelijkse omgang hebben met pro-sociale, coöperatieve anderen te vergelijken met mensen die juist melden dat ze zulke omgang weinig hebben. Dus een vergelijking tussen mensen met een vooral pro-sociale omgeving en mensen met een minder pro-sociale omgeving. Denk aan mensen met veel goede contacten met familie, vrienden en collega's en mensen met maar weinig goede, of zelfs veel slechte, contacten. Wat je dan verwacht is dat alleen voor de eerste groep mensen geldt dat het sneller (moeten) beslissen samen gaat met meer pro-sociale keuzes. Ze hebben pro-sociale intuïties in hun gunstige sociale omgeving ontwikkeld. En de andere groep heeft juist minder pro-sociale intuïties ontwikkeld. En in het onderzoek blijkt die verwachting ook precies uit te komen.

En dat laatste wijst dus op het grote belang van de aard van onze sociale omgeving. En op het grote belang van de aard van de sociale omgeving waarin we onze kinderen laten opgroeien. Laten we er voor zorgen dat ze veel pro-sociaal gedrag in hun omgeving meemaken. Zo bouwen we aan pro-sociale impulsen en aan een vriendelijke, coöperatieve, maatschappij.

woensdag 19 september 2012

Van stilstaan bij de dood worden gelovigen nog geloviger. En wijzen ze andere geloven sterker af

Wat motiveert ons om in een God te geloven of in bovennatuurlijke wezens? Veel onderzoek naar die vraag wijst uit dat het geloof behulpzaam is bij het omgaan met het besef van sterfelijkheid.

Ik vermoed dat de meeste mensen, net als ik, zich goed herinneren hoe ze als kind zich voor het eerst realiseerden dat ze een keer zouden sterven. Voor mij was het een overweldigende ervaring. Later leer je er mee te leven. Het zou kunnen zijn dat de periode waarin kinderen hun sterfelijkheid gaan beseffen, ook de periode is dat ze zich bezig houden met de vraag of er een God bestaat. Dat zal er natuurlijk van afhangen of je wel of niet in een religieuze omgeving opgroeit. Bij mij was dat niet het geval. Misschien daardoor vond ik toen al het geloof in een God en in een hiernamaals behoorlijk absurd. Maar het besef dat je een keer doodgaat is voor een kind ook behoorlijk absurd. En je zou je kunnen voorstellen dat het ene absurde een soort van oplossing verschaft voor het andere absurde.

En er is ook inderdaad onderzoek dat er op wijst dat het stilstaan bij je eigen sterfelijkheid (mortality salience) het geloof in God (of in Boeddha of in een ander bovennatuurlijk wezen) versterkt. Maar alleen bij mensen die toch al religieus zijn.

Uit dit net verschenen onderzoek (fulltext achter de poort) blijkt dat het stilstaan bij je eigen sterfelijkheid door mensen die al religieus zijn, niet alleen het geloof in de "eigen" God versterkt, maar ook het afwijzen van andere goden. Christenen gingen meer in God en Jezus geloven, maar tegelijk minder in Boeddha en Allah. En het overeenkomstige patroon deed zich voor bij Boeddhisten en Moslims.

Dat sterker afwijzen van andere religies als je stilstaat bij je eigen sterfelijkheid komt overeen met wat de Terror Management Theory voorspelt: mensen worden door angst voor de dood alerter op mogelijke bedreigingen en vijandiger ten opzichte van mensen die als bedreiging kunnen worden gezien. Alles wat "anders" is, is dan bedreigend.

dinsdag 18 september 2012

Het anti-overheidssentiment - Romney in de V.S. en de VVD in Nederland

Er is een video opgedoken van een speech die de Republikeinse presidents-kandidaat Mitt Romney houdt voor een gezelschap van rijke donateurs. Zie de link onderaan dit bericht. Hij verwoordt daar het anti-overheidssentiment dat in zijn partij hoogtij viert. Dat sentiment houdt bovenal in dat overheidsvoorzieningen mensen afhankelijk en onzelfstandig maakt. Een (vertaald) citaat:
Er zijn 47 procent van de mensen die hoe dan ook voor de president (Obama) zullen stemmen. Oké, er zijn 47 procent die hem steunen, die afhankelijk zijn van de overheid, die geloven dat ze slachtoffer zijn, die geloven dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft om voor hen te zorgen, die geloven dat ze recht hebben op gezondheidszorg, op voedsel, op huisvesting, noem maar op. Dat dat is een wettelijk recht. En de overheid moet hen dat geven. En ze zullen hoe dan ook op deze president stemmen... Dit zijn mensen die geen inkomstenbelasting betalen.
Het lijkt hetzelfde sentiment te zijn als de boosheid van mensen in een morele gemeenschap van zelf-organisatie en in het experiment van Fehr en Gächter (zie dit bericht) over profiteursgedrag. Die boosheid op wel meeprofiteren, maar niet zelf bijdragen, maakt dat mensen die wel hun bijdrage leveren, bereid zijn om de profiteurs te sanctioneren. In die morele gemeenschap van mensen die elkaar persoonlijk kennen, is  sanctionering echter altijd subtiel en terughoudend en wordt er pas als dat echt nodig is explicieter gereageerd. En iedereen is, net zoals in die experimenten, voluit geïnformeerd over elkaars gedrag.

Het verschil met dat anti-overheidssentiment is dat dat dat laatste zich afspeelt in het publieke domein, waarin we oordelen over het gedrag van mensen die we niet kennen en over wier gedrag we maar zeer onvolledig zijn geïnformeerd. Dat kan verleiden tot ongenuanceerde beweringen, zoals die van Romney, dat bijna de helft van de Amerikaanse kiezers profiteurs zijn. Daar zijn voor de hand liggende, feitelijke argumenten tegen in te brengen. Zie voor zulke reacties Barkley Rosser, Paul KrugmanDavid BrooksGlenn Kessler en Ezra Klein. Update: en Mark Thoma. En Jeffrey Frankel. En Jonathan Cohn. En Bruce Bartlett. En Jack Goldstone. En Joseph Stiglitz. En Jared Bernstein. En nog eens Paul Krugman.

Maar niet iedereen informeert zich. En dus kun je ook dat sentiment bespelen om kiezers te trekken. Zoals in ons land de VVD deed met dat schaamteloze verkiezingsaffiche met de tekst "handen uit de mouwen in plaats van hand ophouden".

Het is wel kenmerkend voor dat publieke domein dat zulke anti-overheidssentimenten kunnen bestaan naast een massieve steun voor overheidsvoorzieningen als sociale zekerheid, collectieve gezondheidszorg en inkomensbeleid. Dat kan zelfs leiden tot het Keep Your Government Hands Off My Government Programs - fenomeen.

SECRET VIDEO: Romney Tells Millionaire Donors What He REALLY Thinks of Obama Voters | Mother Jones:

'via Blog this'

maandag 17 september 2012

Mensen zijn bereid tot sanctionering in zelf-organisatie - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (14)

Als mensen onderling afhankelijk zijn, dan kunnen ze samen gedragsregels opstellen en als het lukt om elkaar aan die regels te houden, dan spreken we van een succesvolle zelf-organisatie. Maar wat is er voor nodig om elkaar aan die regels te houden?

Elinor Ostrom zegt daarover dat de deelnemers moeten beseffen, en dat van elkaar moeten weten, dat ze zelf naleving van de regels van dag tot dag moeten afdwingen. Ze moeten door hebben dat er niet een extern gezag is dat die klus van hen overneemt. Bovendien moeten ze de verwachting hebben dat iedereen zowel een principiële bereidheid heeft om zelf de regels na te leven, als de bereidheid om bij overtredingen die toch plaats vinden, de overtreder daarop aan te spreken. Anders gezegd, de overtreder te sanctioneren. Door er gewoon iets van te zeggen. Of, omdat dat niet altijd gemakkelijk is, er voor te zorgen dat ook anderen op de hoogte zijn en de overtreder op subtiele manier te laten weten dat er over zijn gedrag gepraat wordt. Dan gaat het om de zogenaamde sociale sancties, die er ook uit kunnen bestaan dat de overtreder wordt genegeerd (ostracisme). Vaak zijn subtiele aanwijzingen dat zo'n proces plaats vindt al genoeg om de overtreder op andere gedachten te brengen.

Boehm geeft mooie voorbeelden van sociale sancties, maar ook voorbeelden van hardhandiger sancties als de overtreder blijft volharden in zijn profiteursgedrag of in zijn pogingen om te domineren. Zie nog eens dit bericht. Dan gaat het om mensen die in het verband van de morele gemeenschap van jagers-verzamelaars, dus in die Paleo Sociale Omgeving, zijn opgegroeid en handelen. Zijn er aanwijzingen dat mensen ook nu nog bereid, of zelfs geneigd, zijn om sancties uit te delen aan mensen die meeprofiteren van de inspanningen van anderen?

Ja, die aanwijzingen zijn er als je afgaat op een reeks van experimentele studies, die begon met het artikel Altruistic punishment in humans (link naar pdf) van Ernst Fehr en Simon Gächter uit 2002. Zij lieten mensen een publieke goed-dilemma spelen. Dit kwam er op neer dat steeds vier personen elk €20 ontvingen en daarvan naar eigen goedvinden een deel konden bijdragen aan een groepsproject. Wat ze niet bijdroegen, mochten ze houden. Van iedere € die ze wel bijdroegen, kregen alle vier groepsleden €0,40, dus voor de groep als geheel €1,60. Als nu iedereen de gehele €20 zou bijdragen, dan zou iedereen met (80 x €0,40 =) €32 naar huis gaan. Dat is meer als je niet zou bijdragen, want dan bleef je op die €20 staan. Maar je zou nog beter af zijn als je zelf niet zou bijdragen en de anderen wel. Dat zou dus het profiteurs- of meeliftersgedrag zijn.

 Dit spel werd zes rondes lang gespeeld en na elke ronde werd iedereen geïnformeerd over de keuzes van zijn drie medespelers. De keuzes werden gelijktijdig gemaakt en alles gebeurde anoniem.

En er waren twee condities. In de "sanctie-conditie" werden de spelers er over ingelicht dat ze na elke ronde een of meer van de medespelers een sanctie konden geven. Die kon variëren tussen de 1 en 10 strafpunten, waarbij elke punt stond voor €3. Maar het geven van een strafpunt kostte ook iets, namelijk €1. In de "niet-sanctie-conditie" bestond die sanctiemogelijkheid niet.

Bovendien werden na elke ronde de groepen anders samengesteld. Je kon er dus niet van uitgaan dat je in de volgende ronde met dezelfde drie andere personen zou spelen. Dat betekende dat als je een medespeler een sanctie geeft en daarmee bewerkstelligt dat hij zich in de volgende ronde beter gedraagt, dat je daar dan niet zelf van profiteert. Vandaar dat het in de titel van het artikel gaat over altruïstische bestraffing: je hebt een sanctie gegeven, die misschien helpt om het gedrag van de profiteur te verbeteren, maar jou wel €1 per strafpunt kost, zonder dat jij het voordeel daarvan hebt.

Wat gebeurde er toen dit spel gespeeld werd? Allereerst bleek dat mensen bereid waren om sancties uit te delen. Ruim 84% gaf tenminste één maal een sanctie en een derde gaf meer dan vijf keer een sanctie. De sancties werden ook in de meeste (driekwart) van de gevallen gegeven zoals bedoeld, namelijk aan de profiteurs, en werden ook gegeven door degenen die het meeste bijdroegen. De straffen waren ook behoorlijk hoog, wat betekent dat de toedieners er van bereid waren  behoorlijk hoge kosten op zich te nemen.

En hadden de sancties het gewenst effect? Ja zeker, over het geheel genomen droegen de spelers in de "sanctie-conditie" meer bij aan het groepsproject dan in de "niet-sanctie-conditie". En bovendien bleek dat de gegeven sancties ook tot beter gedrag leidden: nadat een sanctie was ontvangen, was de bijdrage in de volgende ronde gemiddeld hoger dan in de vorige ronde. Dus ook in die zin is pro-sociaal gedrag een collectieve prestatie: elkaar (kunnen) sanctioneren maakt ons pro-socialer.

Wat was het precies dat mensen aanzette om sancties te geven, terwijl het geven daarvan iets kostte en de voordelen er van aan anderen toevielen? Uit een apart onderzoekje bleek dat er boosheid achter zat. Profiteursgedrag roept boosheid op en die boosheid brengt je er toe om die kosten van sanctionering wel te willen dragen. En ook bleek dat mensen die boosheid van anderen verwachtten als ze zelf zouden overwegen om zich als profiteur te gedragen.

En uit deze studie uit 2004 (pdf) bleek dat het toedienen van een sanctie ook inderdaad als belonend wordt ervaren. Profiteursgedrag maakt je boos en dan voelt het goed om iets te doen wat uit die boosheid voortkomt: de profiteur een lesje leren.

Deze studie van Fehr en Gächter heeft tot op de dag van vandaag geïnspireerd tot nieuw onderzoek. Daarover in volgende berichten meer.

zondag 16 september 2012

Muziek voor de zondagochtend - Sergio Azzolini

Gisteren in de Zaterdagmatinee in het Concertgebouw soleerde de fagottist Sergio Azzolini in een fagotconcert van Bach (J.S) met de Radio Kamer Philharmonie o.l.v. Philippe Herreweghe. Omdat ik er niet genoeg van kan krijgen, hier een uitvoering van een fagotconcert van Carl Philip Emanuel Bach (zoon van).


De fagottist hoor je meestal alleen maar, omdat hij achterin het orkest zit. Maar de klank is al zo geweldig. Nu zie je, en voel je (spiegelneuronen!), ook de lichamelijke kant van het bespelen van de fagot.

Zie ook hier voor een repetitie van een concert voor drie(!) fagotten van Azzolini zelf. Als ik het goed begrijp is die vrouwelijke fagottist op de voorgrond zijn vrouw. Met haar kind op de rug. Wat moet dat heerlijk zijn om daar te hangen met die muziek om je heen.

zaterdag 15 september 2012

Het zelfvertrouwen van de incompetenten - Paul Krugman

Mooi citaat van Paul Krugman vandaag:
onderzoek laat zien dat de echte incompetenten vaak een groot zelfvertrouwen hebben, omdat ze te incompetent zijn om in te kunnen zien dat ze incompetent zijn.
The Emerald City Gang - NYTimes.com:

'via Blog this'

vrijdag 14 september 2012

Zelf-organisatie en het baseline communisme van David Graeber - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (13)

David Graeber noemt, in zijn boek Debt. The First 5000 Years (hier de Nederlandse vertaling), de zelf-organisatie van de jagers-verzamelaars het baseline communisme. Bij die term communisme denken wij aan communistische staten, maar hij bedoelt er een moreel principe mee waarop economische relaties kunnen berusten, namelijk dat van "van iedereen naar vermogen en voor iedereen naar behoefte". De twee andere principes zijn die van de hiërarchie en die van de ruil. En hoewel de economische relaties in de Paleo Sociale Omgeving bovenal berustten op baseline communisme, denkt hij dat alle drie principes in elke maatschappij voorkomen.

Ik zal nog vaker op dit indrukwekkende boek terugkomen, maar wil om te beginnen stilstaan bij Graebers uitleg bij zijn stelling dat dat communisme inderdaad baseline is, in de zin dat het principe altijd aanwezig is. Op p. 95-98 schrijft hij:
"communism" is not some magical utopia, and neither does it have anything to do with ownership of the means of production. It is something that exists right now - that exists, to some degree, in any human society, although there has never been one in which everything has been organized in that way, and it would be difficult to imagine how there could be. All of us act like communists a good deal of the time. None of us act like a communist consistently. "Communist society" - in the sense of a society organized exclusively on that single principle - could never exist. But all social systems, even economic systems like capitalism, have always been built on top of a bedrock of actually-existing communism. (...)
 Almost everyone follows this principle if they are collaborating on some common project. If someone fixing a broken water pipe says, "Hand me the wrench," his co-worker will not, generally speaking, say, "And what do I get for it? "- even if they are working for Exxon-Mobil, Burger King, or Goldman Sachs. The reason is simple efficiency (...): if you really care about getting something done, the most efficient way to go about it is obviously to allocate tasks by ability and give people whatever they need to do them. One might even say that it's one of the scandals of capitalism that most capitalist firms, internally, operate communistically. True, they don't tend to operate very democratically. Most often they are organized around military-style top-down chains of command. But there is often an interesting tension here, becaue top-down chains of command are not particularly efficient: they tend to promote stupidity among those on top and resentful foot-dragging among those on the bottom. The greater the need to improvise, the more democratic the cooperation tends to become. (...)
This is presumably also why in the immediate wake of great disasters - a flood, a blackout, or an economic collapse - people tend to behave the same way, reverting to a rough-and-ready communism. However briefly, hierarchies and markets and the like become luxuries that no one can afford. Anyone who has lived through such a moment can speak to their peculiar qualities, the way that strangers become sisters and brothers and human society itself seems to be reborn. This is important because it shows that we are not simply talking about cooperation. In fact, communism is the foundation of all human sociability. It is what makes society possible. There is always an assumption that anyone who is not an enemy can be expected to act on the principle of "from each according to their abilities," at least to an extent: for example, if one needs to figure out how to get somewhere and the other knows the way. (...)
I will call this "baseline communism": the understanding that, unless people consider themselves enemies, if the need is considered great enough, or the cost considered  reasonable enough, the principle of "from each according to their abilities, to each according to their needs" will be assumed to apply.
Oké, dat beschrijft onze morele intuïties van gelijkheid en hulpvaardigheid en generositeit. En dat wijst er niet alleen op dat zelf-organisatie altijd op die intuïties opgebouwd kan worden, maar ook dat zelf-organisatie altijd, soms veel, soms maar heel weinig, aanwezig is. Het is geen curiosum. En dat moet ons ook iets leren over de mogelijkheden en onmogelijkheden om in onze maatschappij (weer) meer zelf-organisatie te introduceren. Om dat wat we doen en wat we nodig hebben, (weer) meer zelf te organiseren dan we nu doen.

Een geloofwaardige muntunie

Wat is/was volgens Eelke de Jong (zie de link hieronder) er de oorzaak van dat de probleemlanden Spanje en Italië zulke hoge rentes betalen? Dat is "omdat ze geen geloofwaardig beleid weten neer te zetten".

Maar waarom betaalden ze dan niet zulke hoge rentes toen de eurozone nog niet bestond? En waarom betalen ze hogere rentes dan vergelijkbare landen die niet lid zijn van een muntunie?

En dalen de rentes voor Duitsland en Nederland tot bijna nul omdat deze landen een steeds maar nog geloofwaardiger beleid voeren?

Omdat de financiële markten liever niet obligaties kopen van landen in een muntunie die het minder goed doen als er niet een normale centrale bank achter staat. Nu de ECB bezig is een normale centrale bank te worden, dalen de rentes. En stijgen die van Duitsland en Nederland.

Zeker, landen moeten een geloofwaardig economisch beleid voeren. Maar geloofwaardigheid is ook voor een muntunie noodzakelijk om succesvol te kunnen functioneren.

Euro behouden is onderdeel politieke agenda ECB - Me Judice

donderdag 13 september 2012

Eerst hervormen, pas later bezuinigen. En zelfs stimuleren! - Coen Teulings

Op de ochtend van de dag na de verkiezingen (!) laat Coen Teulings, de directeur van het Centraal Planbureau, weten dat het beter is om eerst te hervormen (hypotheekrente-aftrek!) en het bezuinigen nog tot later uit te stellen. Zie de link onderaan dit bericht. Die hervormingen moeten gebeuren, maar drukken wel de consumptie (van de huidige generatie). Als daar dan bezuinigingen bovenop zouden komen, dan zou dat de economie afknijpen en zou je het nog moeilijker maken om het overheidstekort terug te dringen.

Ik neem aan dat dit document op tafel komt te liggen bij de partijen die gaan onderhandelen over een nieuw kabinet.

Opvallend is dat Teulings hier de wenselijkheid van tijdelijke stimulering van de economie geheel onbesproken laat.

Maar zie daarover ook de Engelse econoom en hoogleraar aan de Universiteit van Oxford Simon Wren-Lewis, die wijst op dit eerdere artikel van Teulings en Pisany-Ferri. Waarin die er voor pleiten dat zeker landen als Nederland niet gebonden zouden moeten zijn aan de Europese begrotingsregels. Je leest daarin:
De aandacht is recentelijk gevestigd op de negatieve effecten van excessief lenen (door overheden). Echter, in deze tijd van het terugbrengen van schulden door de private sector, zouden de positieve effecten daarvan ook in de beschouwing moeten worden betrokken.
Dat komt neer op een pleidooi voor tijdelijke stimulering van de economie. Het lijkt me wenselijk dat ook dit artikel bij de onderhandelaars op tafel komt te liggen. Stof tot nadenken en herbezinning.

Fiscal consolidation and reforms: Substitutes, not complements | vox

woensdag 12 september 2012

Had ik vandaag niet beter op een vrouw kunnen stemmen?

Mannen vertonen, gemiddeld genomen, meer machismo of macho-gedrag dan vrouwen. Dat wil zeggen dat ze overmoediger zijn, dus te snel en te gemakkelijk geloven dat ze het bij het rechte eind hebben. Omdat overmoedigheid ook een eigenschap is van narcisten, is er een overlap tussen macho-gedrag en narcisme. Daarbij nemen mannen ook meer risico. Dat zijn geen eigenschappen die we gemakkelijk in verband brengen met verstandige besluitvorming.

Chris Dillow (zie link onderaan dit bericht) vraagt zich dan ook af hoe het komt dat mannen zo oververtegenwoordigd zijn in leidinggevende functies, in het bedrijfsleven zowel als in de politiek. Terwijl er aanwijzingen zijn dat bedrijven het beter doen met meer vrouwelijke leidinggevenden. En aanwijzingen dat een groter aandeel vrouwen in het parlement bevorderlijk is voor economische groei in een land.

Nu ben ik niet onvoorwaardelijk voorstander van meer economische groei. Maar de groei moet, zeker in een tijd van economische recessie, wel genoeg worden bevorderd om het kwaad van de werkloosheid terug te dringen. Dus moeten we vandaag maar liever op een vrouwelijke kandidaat stemmen. (Ik heb al gestemd en kan dat dus niet meer terugdraaien.)

De theorie van Chris Dillow is dat wij als kiezers van politici niet verlangen dat ze tot verstandige besluitvorming in staat zijn. Wat dus zou inhouden dat ze niet overmoedig zijn en een besef hebben van onzekerheden. Nee, wat we van politici willen is een (vals) gevoel van zekerheid. We willen een "sterke leider" met een "heldere visie". Die overtuigd is van zijn eigen gelijk. Zijn eigen gelijk.

Stumbling and Mumbling: The machismo paradox:

'via Blog this'

dinsdag 11 september 2012

"Wij samen" maakt pro-socialer - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (13)

Een populaire verklaring van pro-sociaal gedrag tussen niet-verwanten is die van de berekenende wederkerigheid. Oftewel: ik help jou zolang jij mij ook helpt. In de sociaalwetenschappelijke literatuur staat dat bekend als tit-for-tat, "voor-wat, hoort-wat" of ook wel "oog om oog, tand om tand".

Waarschijnlijk is die verklaring populair geworden door het bekende boek The Selfish Gene van Richard Dawkins uit 1976. Dawkins heeft in dat boek het misverstand laten ontstaan dat het biologische mechanisme van het wederkerigheidsaltruïsme ook inhoudt dat pro-sociaal gedrag tussen niet-verwanten alleen maar kan als we berekenend zijn, dus ons laten leiden door voor-wat, hoort-wat. Hij maakte geen goed onderscheid tussen de uiteindelijke verklaring voor het bestaan van pro-sociaal gedrag en de proximate verklaring van hoe pro-sociaal gedrag tussen individuen tot stand komt. Zie hier voor meer over dat onderscheid. Update: En uitgebreider dit artikel. De auteurs geven deze mooie en korte omschrijving van het onderscheid:
Kort gezegd gaan uiteindelijke verklaringen over waardoor een gedrag bestaat en gaan proximate verklaringen over een hoe een gedrag werkt.
Nu zijn mensen zeker in staat tot voor-wat, hoort-wat. Maar er zijn veel aanwijzingen dat ons pro-sociale gedrag niet alleen maar of zelfs in hoofdzaak, daaruit voortkomt. We zijn zeker ook in staat tot het helpen van anderen zonder daar iets voor terug te willen of te verwachten. Onbaatzuchtigheid bestaat. Als we met vertrouwde anderen omgaan, dan keuren we het juist af als iemand berekenend bezig is. We helpen vanuit een gevoel dat "wij elkaar bijstaan". Onderlinge solidariteit. We doen het samen. We zorgen voor elkaar. We kennen de gevoelens die zulke uitdrukkingen bij ons teweeg brengen.

Een ander misverstand is dat pro-sociaal gedrag typisch menselijk is en bij dieren niet zou voorkomen. Integendeel, dat vermogen tot onbaatzuchtigheid was al bij zoogdieren aanwezig, in het bijzonder ook bij primaten, toen mensen nog niet op het toneel waren verschenen. Frans de Waal wordt niet moe om dat te betogen.

In een pas verschenen studie (fulltext achter de poort), samen met Malini Suchak, laat hij zien dat kapucijnapen niet alleen spontaan pro-sociaal gedrag vertonen, maar meer tot pro-sociaal gedrag worden aangezet als ze "samen bezig zijn" (acting together). Ze waren getraind om een token te kiezen en dat weer aan de onderzoeker terug te geven en daar een beloning voor te ontvangen (een stukje appel). Maar ze konden ook een token kiezen waarbij ze niet alleen zelf, maar ook een andere aap een stukje appel kreeg. Als ze de keuze hadden, kozen ze vaker voor dat pro-sociale alternatief dan voor het egoïstische alternatief. Zie hier voor een filmpje.

En dat pro-sociale gedrag nam toe als je beide apen om de beurt liet kiezen. Reageerden ze dan op de vorige keuze van de ander? Zoals je zou verwachten als je uitgaat van voor-wat, hoort-wat. Als jij mij net niet een stukje appel hebt bezorgd, dan geef ik jou nu ook niets. Nee, in het geheel niet. Er was geen enkele samenhang tussen wat de een in een beurt had gekozen en wat de andere in de beurt daarna koos.

Kennelijk ontstond er een soort gevoel van "wij samen", dat het pro-sociale gedrag bevorderde. En opvallend was dat dat gevoel ook ontstond tussen twee kapucijnapen uit verschillende groepen. Die elkaar dus niet kenden. Ze waren niet met elkaar vertrouwd, maar wisten dat kennelijk snel te worden.

Wij mensen kunnen dat ook.

maandag 10 september 2012

Paul de Grauwe: ECB doet wat noodzakelijk is

Na Bas Jacobs en Andrew Watt (zie dit bericht) juicht ook Paul de Grauwe toe dat de Europese Centrale Bank doet wat noodzakelijk is en waarvan hij al jaren betoogt dat het moet gebeuren. De eurocrisis is hiermee niet opgelost. Maar er is nu wel een systeemfout uit de opzet van het stelsel verwijderd. En de kritiek dat dit tot inflatie zou leiden, deugt niet.

Maar, alsjeblieft, niet nog meer bezuinigen!
We weten nu dat al te onstuimige bezuinigingen contraproductief zijn en landen in de economische en sociale afgrond kunnen storten. We kunnen dus alleen maar hopen dat de ECB haar gezond verstand zal gebruiken en de zuiderse landen niet zal vragen eerst in de afgrond te springen alvorens ze hulp biedt.
De Grauwe: Redt de ECB de eurozone? - Opinie - De Morgen

zondag 9 september 2012

Muziek voor de zondagochtend - How long has this been going on? - Van Morrison live 1999

Naar aanleiding van (misschien) het begin van het einde van de eurocrisis die niet nodig was geweest: How Long Has This Been Going On? Van Morrison live uit Spanje(!).

zaterdag 8 september 2012

Begin van het einde van de eurocrisis(?) - Bas Jacobs en Andrew Watt

Vandaag twee mooie analyses van de persconferentie van Mario Draghi, de president van de Europese Centrale Bank, waarop hij aankondigde dat de ECB direct obligaties van de probleemlanden gaat opkopen. De ene is van Bas Jacobs en de andere van Andrew Watt. Belangrijk om te lezen als je beter wilt worden geïnformeerd dan door wat de gewone media te bieden hebben.

Wat nu gebeurt, daarvan was het in ieder geval twee en een half jaar geleden al duidelijk dat het moest gebeuren. Je kunt niet een muntunie hebben zonder een centrale bank die voorkomt dat er een run op landen ontstaat. Daarmee geeft de ECB toe dat de analyse van Paul de Grauwe, die lang genegeerd is, juist was. Alleen de Duitse Centrale Bank (Jens Weidmann) wil dat niet inzien. Maar dat is een achterhoedegevecht, nu duidelijk is geworden dat de regering-Merkel met de ECB-actie instemt. Trouwens, ook de Nederlandse Bank, in de persoon van Klaas Knot, stemt er mee in. Zie de analyse van Bas Jacobs voor wat dit betekent voor het Nederlandse politieke landschap.

Niet dat er nu niets meer mis kan gaan. Vandaar het vraagteken in de titel van dit bericht. Het opkopen van die obligaties is aan voorwaarden gebonden. Daar zit wat in, Maar als die voorwaarden gaan inhouden dat de probleemlanden door moeten gaan met het falende bezuinigingsbeleid, waardoor ze ook met lagere rentes er niet boven op kunnen komen, dan, ja, dan schieten we nog weinig op. Dat moet dus de volgende stap zijn in het redresseren van de gemaakte fouten: het loslaten van de pro-cyclische bezuinigingsstrategie.

Maar het kan zijn dat we helemaal niet aan het probleem van die voorwaarden toekomen. Daar voor is nodig dat de probleemlanden formeel steun aanvragen. Maar je ziet al gebeuren dat ze daar heel weinig zin in hebben. En het is misschien ook niet meer nodig nu de financiële markten weten dat de ECB in het uiterste geval altijd klaar zal staan met de bazooka. Dat is het grote verschil met de situatie van voor de persconferentie.

vrijdag 7 september 2012

Johan Witteveen: "Ik heb gezegd: het verhaal over het tekort is niet juist en dat weten jullie"

Update. Vandaag het bericht dat Johan Witteveen op 97-jarige leeftijd is overleden. De Volkskrant, waarin Fokke Obbema hem kortgeleden nog interviewde, haalt naar voren dat hij in 2013 de bezuinigingen van het kabinet Rutte een ‘collectieve psychose’ noemde.
Wat valt er vandaag te doen dat nog belangrijker is dan te wijzen op het interview in de Volkskrant met Johan Witteveen, de 91-jarige ex-minister van Financiën en ex-directeur van het Internationale Monetaire Fonds? En VVD-lid. Lees het en laat het op je inwerken.

Zie ook hier voor het interview dat hij eerder gaf aan NRC/Handelsblad.

Op zich is het niet zo bijzonder dat Witteveen er op wijst dat het verkeerd en absurd is om (zoveel) te bezuinigen als je in een recessie zit en als de overheid voor bijna niets geld kan lenen. Want wat hij zegt, dat staat gewoon in de leerboeken.

Wat zo bijzonder is, is dat al die politieke leiders, VVD-voorman Rutte voorop, gedacht hebben: ach, die leerboeken. Wij kijken vooral naar elkaar en doen wat iedereen zegt. Want ons goed informeren en onafhankelijk nadenken, hm, hoe je dat doet, dat weten wij eigenlijk niet zo goed. En zo is de bezuinigingszeepbel ontstaan. Zie dit bericht en al mijn andere berichten achter het label bezuinigingszeepbel.

Witteveens oordeel over Rutte en de leiding van de VVD is wel bijzonder hard:
Vraag: In deze verkiezingscampagne kun je van veel kanten horen dat het financieringstekort over een paar jaar op nul moet staan.
Witteveen: Ik ben verbaasd, het lijkt wel een collectieve psychose. Als ze het doorzetten, worden we in een depressie gedrukt. Het is niet te begrijpen. Er is zelfs geen discussie over.
Vraag: Het verhaal is dat een huishouden niet meer geld moet willen uitgeven dan binnenkomt. Wat is er mis aan die redenering?
Wiiteveen: Die redenering geldt voor een gezin, niet voor de staat. Het is angst voor tekorten. Alsof een overheidstekort immoreel is. Voor een overheid is het volstrekt normaal.
Vraag: Het is uw partij, de VVD, die voortdurend schermt met het verhaal over dat huishoudboekje.
Witteveen: Dat is waar. Ik heb ze er herhaaldelijk op gewezen. Ik heb gezegd: het verhaal over het tekort is niet juist en dat weten jullie. Maar blijkbaar is het niet doorgedrongen.
Wat dat laatste betreft: het is waarschijnlijk, en treurig, dat Rutte inderdaad wist en weet dat het verhaal over het tekort niet juist is. Maar daar gaat het hem ook niet om. De ideoloog Rutte ziet een kans om de overheid een kopje kleiner te maken. Zie nog eens dit bericht en volg de linken daarin.

Van Johan Witteveen is net zijn autobiografie De magie van harmonie. Een visie op de wereldeconomie verschenen.

donderdag 6 september 2012

We leven langer. Maar ook langer met meer stress?

Het Centraal Bureau voor de Statistiek bericht vandaag dat de levensverwachting van 65-jarigen de afgelopen 30 jaar is gestegen. Dat is verheugend, vooral omdat dit ook een langer leven is in als goed ervaren gezondheid en zonder lichamelijke beperkingen. Die steeds maar toenemende kosten van de gezondheidszorg, ja, die toename is misschien groter dan nodig is, maar weggegooid geld is het niet.

Er is wel een maar: de levensverwachting zonder
chronische ziekten neemt juist af! Zie de diagrammen, voor mannen (boven) en voor vrouwen. Terwijl 65-jarigen in 1981 nog zo'n 7 jaar zonder chronische ziekte konden verwachten door te leven, is die verwachting in 2011 tot minder dan 4 jaar gedaald. Dat is een flinke achteruitgang.

Wat zijn precies die chronische ziekten? Dit is het lijstje dat het CBS daar van geeft:
  • astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA 
  • hartaandoening en/of hartinfarct (12 jaar en ouder) 
  • kanker 
  • beroerte (12 jaar en ouder) 
  • suikerziekte 
  • ernstige of hardnekkige darmstoornissen 
  • chronische gewrichtsontsteking (ontstekingsreuma, chronische reuma, reumatoïde artritis) 
  • ernstige of hardnekkige aandoening van de rug (inclusief hernia) 
  • gewrichtsslijtage van heupen of knieën (12 jaar en ouder) 
  • hoge bloeddruk 
  • migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn.
Hoe kan dat? Wat hebben deze ziekten nog meer gemeenschappelijk dan dat ze chronisch zijn? Het is bekend dat veel van deze kwalen, in ieder geval hart-(en vaat-) aandoeningen, suikerziekte, hoge bloeddruk en sommige soorten kanker, voortkomen uit chronische ontstekingsprocessen. 

Dat wijst er op dat er een toename is van 65-jarigen met een geschiedenis van chronische ontstekingen. En chronische ontstekingen hangen weer samen met stress of type II allostatische belasting. Omdat stress weer samenhangt met problemen die mensen in hun sociale omgeving ervaren, kan dit er op duiden dat onze sociale omgeving er op achter uit is gegaan. Dat kan inhouden dat we gemiddeld genomen minder sociaal geïntegreerd (eenzamer) zijn. Zie nog eens dit bericht

Maar het kan ook betekenen dat we in de sociale omgeving die we hebben meer te maken hebben met negatieve en competitieve interacties. En zulke interacties, zo blijkt uit dit recente onderzoek, verhogen de kans op chronische ontstekingen. In dat onderzoek gaat het dan om conflicten met familie en vrienden, om competitie om aandacht te krijgen van anderen en om competitie in de sfeer van school of werk. 

Opvallend is dat competitie in de sfeer van sport en vrije tijd niet die kans op ontstekingen verhoogt.

Tentatieve en speculatieve eindconclusie: die afname van de levensverwachting zonder chronische ziekten zou er wel eens op kunnen wijzen dat in de afgelopen dertig jaar het dagelijks leven in onze maatschappij competitiever is geworden. De statuscompetitie is toegenomen.

woensdag 5 september 2012

Euro overleeft niet met standpunten Nederlandse politieke partijen - Bas Jacobs

In dit bericht hoopte ik dat Bas Jacobs de tijd zou vinden om de verkiezingsprogramma's van de Nederlandse politiek partijen te analyseren en te beoordelen op hun verenigbaarheid met het voortbestaan van de euro. Welnu, mijn hoop is vervuld. Een samenvatting van zijn analyse staat op Me Judice. Zie de link onderaan. Als je op 12 september serieus en goed geïnformeerd je stem wilt uitbrengen, dan lijkt me dit in ieder geval verplichte kost.

Euro overleeft niet met standpunten Nederlandse politieke partijen - Me Judice

dinsdag 4 september 2012

Centra voor Jeugd en Gezin hebben een buurtfunctie. Zo niet, dan hebben ze geen functie

Zo nu en dan zijn er berichten dat de Centra voor Jeugd en Gezin niet goed functioneren en al weer worden opgeheven. Zie ook de (nog?) korte discussie in de LinkedIn groep. Maar onder goed functioneren blijkt vaak te worden verstaan dat ouders bij het CJG komen binnenlopen met opvoedvragen. Maar zijn CJG's daar wel voor bedoeld?

Ja, wat oorspronkelijk bedoeld is, daar kun je over twisten. Maar het is wel duidelijk dat CJG's niet zullen werken als alleen maar een loket waar je opvoedvragen kunt stellen. Zie mijn eerdere bericht waarin ik er voor pleit dat CJG's een buurtfunctie moeten krijgen (met link naar presentatie).  En zie de berichten over de mythe van de opvoedbaarheid, zoals dit bericht.

Een mooi voorbeeld van een CJG dat al heel aardig een buurtfunctie vervult, is dat in de wijk Beijum in Groningen. Zie hier voor een mooie beschrijving van wat daar gebeurt.

maandag 3 september 2012

Zelforganisatie, onderlinge afhankelijkheid en oorsprong van de moraal - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (12)

Een van de twee bronnen van inzichten over zelforganisatie is de Paleo Sociale Omgeving. (De andere is het onderzoek, van o.a. Elinor Ostrom, naar hedendaagse voorbeelden van zelforganisatie. Zie dit bericht.) Wat kunnen we leren van de Paleo Sociale Omgeving, van de wijze waarop onze verre voorouders als jagers-verzamelaars zichzelf zo wisten te organiseren dat ze niet alleen overleefden, maar zich ook succesvol over de aardbol wisten te verspreiden?

Een goede aanleiding om die vraag nu te stellen is dat Science vorige week een bespreking wijdde aan het prachtige boek Moral Origins. The Evolution of Virtue, Altruism, and Shame van Christopher Boehm. (Helaas achter de poort.) Buyun Zhao geeft in die bespreking een wonderbaarlijk korte samenvatting van het boek, die ik eerst maar even citeer (in mijn vertaling):
Grillige veranderingen in de omgeving gedurende het Pleistoceen maakten het noodzakelijk om samen te werken in grotere egalitaire eenheden om zo efficiënter te kunnen jagen. Toegerust met een ontluikende voorkeur voor gelijkheid, gingen die jagende groepen er toe over om afvalligen te bestraffen of te mijden. Door zo samenwerking af te dwingen, hadden de "sociale voorkeuren van de groepsleden als geheel" systematische effecten op de genenpoelen. Selectie bevoordeelde individuen "die beter waren in het onderdrukken van hun anti-sociale neigingen, oftewel uit vrees voor afstraffing, oftewel door de regels van de groep in zich op te nemen en zich er mee te identificeren." Op die wijze droeg dat proces bij aan het stabiliseren van gelijkheidsnormen en hield het meelifters en bullies in bedwang.
Dit komt er dus op neer dat er in de Paleo Sociale Omgeving een sociale selectie plaats vond. De neiging van mensen tot statuscompetitie en tot het vormen van een statushiërarchie, zoals ook  bij chimpansees en de meeste andere primaten, werd onderling, dus collectief, door sociale en fysieke sancties onderdrukt. Een proces van menselijke zelf-domesticatie, zou je kunnen zeggen. In zijn vorige boek, Hierarchy in the Forest. The Evolution of Egalitarian Behavior (1999) beschreef Boehm dit proces als een omgekeerde dominantiehiërarchie. Er is niet, zoals in een statushiërarchie of alfamannetjes-model, een overheersing van allen door de ene man aan de top. Maar integendeel, iedereen heeft er mee te maken dat als je je als profiteur gedraagt of als je de baas gaat spelen, dat je het dan met alle anderen aan de stok krijgt. Boehm geeft boeiende en dramatische beschrijvingen van dat "aan de stok krijgen", afkomstig van antropologen die jagers-verzamelaarsgroepen hebben bestudeerd.

Hoe kon het dat zulke sociale processen en de daaruit voortvloeiende sociale selectie in het Pleistoceen mogelijk waren? Dat lag er aan dat mensen sterk van elkaar afhankelijk waren. Boehm denkt daarbij vooral aan de afhankelijkheid in het jagen op groot wild. En er valt iets voor te zeggen dat er een cruciale periode moet zijn geweest waarin mensen alleen konden overleven door gebruik te maken van die mogelijkheid om in samenwerking op groot wild te jagen. Het moet de periode zijn geweest waarin vlees een groter deel van ons dieet ging uitmaken.

Een andere oorzaak van die toegenomen onderlinge afhankelijkheid kan zijn geweest dat er in de (waarschijnlijke) bakermat van de mensheid (Oostelijk-Afrika) een periode van droogte is geweest, waardoor het regenwoud inkromp en het savanna-landschap (zie afbeelding) zich uitbreidde. Hierdoor was voedsel meer verspreid en kon je je niet langer als groep door de ruimte bewegen en dan altijd wel tijdig voldoende concentraties van voedsel vinden om iedereen te kunnen voeden. Wat op die savanna wel kon, was dat je je in kleine groepjes verspreidde om voedsel te zoeken en dat naderhand, in het "basiskamp" teruggekeerd, met elkaar deelde. Een andere vorm van samenwerking, dus. Waardoor onze verre voorouders wel in staat waren om op de savanna een bestaan op te bouwen, in tegenstelling tot de andere primaten, die hun leefgebied, het tropisch regenwoud, tot op de dag van vandaag hebben zien inkrimpen.

Kortom, de eerste zelf-organisatie van mensen bestond uit samenwerking op basis van gelijkheid, noodzakelijk geworden door onderlinge afhankelijkheid. Een heel directe, persoonlijke onderlinge afhankelijkheid. "Als jij niet meehelpt in de jacht of in het zoeken naar voedsel, of als jij niet meedoet in het eerlijk delen, dan vorm je een bedreiging voor het voortbestaan van onze groep. Als je daar mee doorgaat, dan laten we je merken dat we dat niet tolereren." Boehm maakt aannemelijk dat onze voorouders ook echt inzicht hadden in die onderlinge afhankelijkheid en in de noodzakelijke sociale mechanismen om elkaar in het gareel te houden. En dat op de lange duur op die wijze de grondslag werd gelegd voor onze morele intuïties van gelijkheid en rechtvaardigheid.

Het grote belang van die onderlinge afhankelijkheid zien we terug in de voorbeelden van hedendaagse vormen van zelf-organisatie. In de succesvolle vormen die Elinor Ostrom onderzocht, gaat het bijvoorbeeld om vissers die visgronden beheren, om veehouders die weidegronden behoeden voor overbeweiding en om landbouwers die irrigatiewerken onderhouden.

Je zou daar, voorlopig, uit kunnen opmaken dat die persoonlijke, directe, onderlinge afhankelijkheid een noodzakelijke voorwaarde is voor het succes van zelf-organisatie. Maar daarover later meer.

De ECB moet doen wat ze moet doen - Shareholders Unite

Deze week zal duidelijk worden wat de Europese Centrale bank gaat doen om - eindelijk - de eurocrisis uit de wereld te helpen. En zal duidelijk worden of het genoeg is. Shareholders Unite, een website van anonieme Amsterdamse emeritus-hoogleraren (waarom eigenlijk anoniem?), voorspelt dat de ECB zal doen wat ze moet doen. En dat is de negatieve spiraal doorbreken waarin Spanje terecht is gekomen. Dus door op te treden als een normale bank, dus als lender of last resort.

De analyse berust geheel op het paper van Paul de Grauwe waar ik al verschillende malen over heb bericht (zie o.a. hier en  hier). Shareholders Unite noemt dit paper één van de belangrijkste publicaties over de eurocrisis. Zoals bekend laat De Grauwe er in zien dat de problemen van de probleemlanden zoals Spanje niet zijn ontstaan door te hoge overheidstekorten. Maar doordat Spanje blootstaat aan het gedrag van de financiële markten die zich zorgen maken over het ontbreken van een normale centrale bank die in tijden van crisis bijspringt. Daardoor is Spanje in een negatieve spiraal terechtgekomen, die de rentes op de staatsobligaties doet oplopen (en die van Duitsland en Nederland dalen) en het geld uit het land doet verdwijnen.

Dat de oorzaak van de problemen hierin gelegen is, wordt overduidelijk als je Spanje met bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk vergelijkt. Toen de problemen begonnen, stonden beide landen er economisch gezien even goed voor. Maar de rentes voor Engeland daalden alleen maar en de rentes voor Spanje stegen. Daar is geen andere verklaring voor dat Spanje lid is van een onvolledige muntunie en Engeland een normale centrale bank achter zich heeft staan. Shareholders Unite:
Dat is waarom de ECB zich achter de Spaanse schuld moet opstellen. Het is de enige instelling die de negatieve spiraal kan doorbreken. Er is eenvoudig geen andere weg.
Why The ECB Got To Do What It's Got To Do - Seeking Alpha:

'via Blog this'

zondag 2 september 2012

Muziek voor de zondagochtend - TIC TOC CHOC, Tharaud joue Couperin

Ik leende uit de Muziekbibliotheek de CD tic, toc, choc, waarop Alexandre Tharaud pianomuziek van Francois Couperin (1668-1733) speelt. En toen vond ik dit leuke filmpje dat Elise McLeod er bij gemaakt heeft.

Wie is die Elise McLeod? Kijk maar hier.

zaterdag 1 september 2012

Onze pubers, hun brein en onze maatschappij

Onze kinderen groeien op in historisch gezien sterk sociaal geïsoleerde gezinnen en, daarmee, samenhangend, onder omstandigheden van leeftijdssegregatie. Ze brengen veel tijd door met alleen de eigen ouders en met leeftijdsgenoten. Met "onze" bedoel ik de kinderen die opgroeien in het huidige West-Europa en in Noord-Amerika, maar het lijkt er op dat dit moderne patroon zich over de wereld verspreidt. In het verleden, en nu nog in sommige culturen, groeiden kinderen meer op in een sociaal netwerk rondom het gezin van familie, oudere en jongere kinderen en volwassenen. Dat was het spreekwoordelijke "dorp" in de agrarische samenlevingen en de egalitaire jagers-verzamelaarsgroep in het Pleistoceen. Zie voor achtergrond mijn eerdere berichten achter het label "cooperative breeding".

War betekent dat voor kinderen? En wat zegt het over hoe onze kinderen de overgang maken naar volwassenheid, dus over de adolescentie? Inzichten daarin krijgen we uit onderzoek naar de ontwikkeling van het brein van kinderen en pubers. Daarover is nu een mooi overzichtsartikel verschenen van Eveline Crone en Ronald Dahl: Understanding adolescence as a period of social–affective engagement and goal flexibility. Wat blijkt daaruit?

Allereerst wordt duidelijk dat een populair idee niet klopt. Dat is het idee dat pubers te lijden hebben van  nog onvoldoende ontwikkelde gebieden van de prefrontale cortex, die belangrijk zijn voor cognitieve controle. Pubers zouden daardoor nog niet goed in staat zijn om doelgericht te werken en om hun doelgerichte gedrag aan te passen aan veranderende omstandigheden. Anders gezegd: ze zijn gemakkelijk af te leiden. Crone en Dahl laten zien dat het onderzoek niet consistent uitwijst dat deze hersengebieden bij pubers in ontwikkeling zijn achtergebleven. Integendeel, de voornaamste neuronale cicuits voor cognitieve controle zijn bij het begin van de adolescentie aanwezig.

Opvallend is dat de onderzoeksresultaten sterk variëren. En dat zou er op kunnen wijzen dat de mate waarin cognitieve controleprocessen bij pubers actief zijn, afhankelijk is van de mate waarin ze gemotiveerd en geboeid zijn. In de woorden van Crone en Dahl: het hangt af van sociale en affectieve factoren. Oké, maar wat betekent dat dan precies?

Als ik het goed begrijp, gaat het dan in de eerste plaats om iets wat in het algemeen geldt voor de fase van de puberteit, ook bij dieren, en in de tweede plaats om iets wat specifiek is voor "onze "pubers.

Onderzoek, ook bij dieren, laat zien dat de adolescentiefase wordt gekenmerkt door hormonale veranderingen die leiden tot een toename van explorerend gedrag. De behoefte aan nieuwe ervaringen groeit en daar lijkt een behoefte aan nieuwe beloningen of nieuwe bronnen van beloningen achter te zitten. Dat is te begrijpen als een noodzakelijke fase in de fenotypische ontwikkeling van zoogdieren. Je wordt aanvankelijk gezoogd en verzorgd, maar daar moet natuurlijk een keer een eind aan komen. Je moet dus voor jezelf gaan zorgen en die hormonale veranderingen zorgen er voor dat je dat dan ook zelf wilt. Dat zijn (kennelijk) die affectieve factoren.

Dan moeten die sociale factoren er mee te maken hebben dat voor groepsdieren, zoals mensen, die beloningen sterk samenhangen met het wel of niet hebben van goede relaties met soortgenoten. Als je voor je welzijn, je overleving en je reproductie van elkaar afhankelijk bent, dan is het beter om het hebben van die relaties als belonend te ervaren. Als gevoelens van veiligheid en geborgenheid. Als je die veiligheid en geborgenheid van het gezin achter je moet laten, dan zetten die hormonale veranderingen je er toe aan om nieuwe bronnen van die gevoelens te zoeken.

Wat betekent dat voor onze pubers? Bepaald niet hetzelfde als voor pubers die opgroeiden in dat dorp of in die jagers-verzamelaarsgroep. Voor hen was het opgroeien veel meer een geleidelijke uitbreiding van de sociale kring van veiligheid en geborgenheid. Er zal niet een cesuur zijn geweest zoals onze pubers die doormaken. Net als nu was er wel een overgangsfase naar de rol van volwassen en verantwoordelijk lid van de groep, maar dat was veel minder een overgang naar een nieuwe sociale kring. In de woorden van Crone en Dahl: "de sociale structuren van adolescenten hebben in de recente menselijke geschiedenis grote veranderingen ondergaan". Precies! Dat slaat, in verhullende, "wetenschappelijke", bewoordingen op dat sociale isolement van onze gezinnen en op de leeftijdssegregatie waaraan wij onze kinderen blootstellen.

Waar heeft dat concreet toe geleid? Dat die toenemende behoefte aan exploratie en aan nieuwe bronnen van beloningen in de adolescentie maar één uitkomst kunnen hebben: de geweldige invloed van de peer group, de groep van leeftijdsgenoten, op het gedrag van onze pubers. En omdat wij, als volwassenen, die peer groups niet in ons sociale leven integreren, omdat wij pubers geen verantwoordelijkheden geven, bevinden ze zich als het ware in een sociaal vacuüm. Daarom moeten we maar afwachten wat daar uit komt en stellen we ons op zich merkwaardige vragen als "Wie zijn pubers?", "Wat gebeurt er met pubers?" en "Hoe kunnen 'wij' er mee omgaan?".

Vandaar dat Crone en Dahl een onderscheid maken tussen een "positief" en een "negatief" ontwikkelingstraject van adolescenten. Als je leeftijdsgenoten bij elkaar zet, dan is de kans dat ze zich gaan toeleggen op statuscompetitie veel groter dan in leeftijdsgemengde groepen. Als pubers dus niet veel anders rest dan zich te oriënteren op die peer group, ja, dan creëer je dus een sociale context van statuscompetitie voor hun toegenomen behoefte aan exploratie en beloningen. En die statuscompetitie kan in een goede richting gaan of in een verkeerde richting (drugsgebruik, extreem risicogedrag). En hij kan verliezers voortbrengen, met sociale terugtrekking en kans op depressie als gevolgen.

Als je er met wat afstand naar kijkt, dan verbaast het wel dat wij met zijn allen dit onze pubers aandoen. En natuurlijk ook onszelf aandoen. We hoeven toch niet een maatschappij te hebben waarin is ingebouwd dat er voor onze pubers, naast een positief, ook een negatief ontwikkelingstraject klaar ligt?