maandag 14 april 2014

Van consultatiebureau naar de vragenlijst van de Jeugdgezondheidszorg is een ijzeren logica

Ouders krijgen tegenwoordig een brief van de Jeugdgezondheidszorg met een lange vragenlijst. In het kader van de vroegsignalering wil de Jeugdgezondheidszorg van alles van ouders en hun kinderen weten.

Hoewel het met de meeste kinderen goed gaat, zijn er ook veel kinderen met psychosociale en gedragsproblemen. In dat verband hebben we taken toebedeeld aan de Jeugdgezondheidszorg. Die moet in actie komen als die problemen zich voordoen of dreigen voor te doen. Maar ouders en kinderen wonen in buurten en straten en de Jeugdgezondheidszorg is een instelling die natuurlijk niet zomaar weet wat er zich in die buurten en straten en huizen afspeelt. En die moet dus, om die taken goed te kunnen uitvoeren, informatie verzamelen.

Daaruit vloeit voort dat de probleemgevallen of dreigende probleemgevallen alleen maar kunnen worden gevonden door alle ouders van kinderen van 2-4 jaar te ondervragen. Het kan niet anders als je een deel van de verantwoordelijkheid voor het goed opgroeien van onze kinderen bij een instelling legt. Die moet er natuurlijk vroeg genoeg bij zijn. Dus: vroegsignalering.

En dan krijg je als ouders een lange vragenlijst. Voor psychosociale problemen, als uitvoering van de JGZ Richtlijn Vroegsignalering van psychosociale problemen (pdf). En voor gedragsproblemen, zoals te vinden in het Dossier Instrumenten voor Vroegsignalering van Gedragsproblemen van het Nederlands Jeugd Instituut.

Ik weet van dichtbij dat het moeten invullen van zo'n vragenlijst bij ouders hilarische reacties teweeg kan brengen. En vandaag wijdt Sheila Sitalsing haar column in De Volkskrant aan haar reactie op de confrontatie met die vragenlijst.

Ze begon die braaf in te vullen, maar met snel stijgende verbazing. Want inderdaad: ze vragen je het hemd van het lijf. Niet alleen over voeding, tandenpoetsen, slapen, bed plassen, zwemles, maar ook over psychische problemen van de ouders. Sheila verzucht, in een fictieve brief aan de Jeugdgezondheidszorg:
ik geloof niet dat de relatie tussen U en ons zich al zodanig heeft ontwikkeld dat wij intieme details met U willen delen over stemmen, geestverschijningen en die ene keer dat een van ons ontvoerd is geweest door wezens die ter ufo reisden en bezwangerd terugkeerde.
Begrijp ons niet verkeerd, wij weten dat U uit aardige, deskundige en goedwillende mensen bestaat. Toen u nog consultatiebureau heette, kwamen we er graag. (...) uw weegschaal deed het prima en Uw prikken waren van uitmuntende kwaliteit.
Sheila is duidelijk wanhopig. En dat is meer dan begrijpelijk.

Maar hoe komt dit allemaal? Hoe heeft deze ontwikkeling van consultatiebureau naar vragenlijst zich kunnen afspelen? Sheila heeft een vermoeden, namelijk dat de Jeugdgezondheidszorg lijdt aan
de illusie van controle. Dat U denkt dat U, als U maar voldoende Big Data verzamelt, de risicokindjes er al uit kunt vissen ver voordat de eerste klap is gevallen of de eerste kilo's er teveel aan zitten. Dat U, als U maar alle niet-pluissignalen documenteert, bijdraagt aan een heerlijke wereld.
Begrijpelijk. Maar sociaalwetenschappelijk gezien speelt zich hier meer af dan een even uit de hand gelopen controlebehoefte van de Jeugdgezondheidszorg.

Want als we ze laten opgroeien in sociaal geïsoleerde gezinnen, dan hebben kinderen niet de sociaal rijke omgeving die ze nodig hebben. Ze missen te veel de vertrouwde contacten met familie, grootouders, buren en vriendjes en vriendinnetjes van verschillende leeftijden. Hun sociale omgeving wijkt veel teveel af van die van de Paleo Sociale Omgeving.

Omdat niet alle kinderen daar even goed in gedijen, zien we die toename van psychosociale en gedragsproblemen. We hebben ooit verzonnen dat het goed opvoeden door de ouders voldoende, of zelfs precies goed is, om kinderen goed te laten opgroeien. We hebben de mythe van de opvoedbaarheid van kinderen in het leven geroepen.

Daarmee hebben we ouders met een onmogelijke taak opgezadeld. Ouders en kinderen zijn er niet voor "bedoeld" om zo exclusief op elkaar te zijn aangewezen.

In plaats van met zijn allen te proberen om dat sociale isolement van gezinnen te doorbreken, door omwegbeleid, zoals bepleit in Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid, zijn we er toe overgegaan om het grootbrengen van kinderen te transformeren tot een deskundigheidsdomein. Waarvoor je moet hebben doorgeleerd.

En de inzichten die daaruit voortkomen, zijn we gaan vertalen in richtlijnen waar professionals zich aan moeten houden bij het "interveniëren" in die gevallen waarin het met kinderen en gezinnen niet goed gaat. De ijzeren logica van die mythe van de opvoedbaarheid vereist dan natuurlijk ook dat die deskundige inzichten zo tijdig mogelijk te bestemder plekke aanwezig zijn. Vandaar de vroegsignalering en de vragenlijsten en de Big Data.

Het gaat dus niet om een uit de hand gelopen behoefte aan controle. Een maatschappelijke ontwikkeling in een bepaalde richting brengt nu eenmaal van alles met zich mee. Het is diezelfde ijzeren logica die leidt tot pleidooien voor ouderschapsonderwijs en voor het verplicht testen van ouders.

Geen opmerkingen: