maandag 22 december 2014

Oorlog en statuscompetitie in de internationale politiek - een soort van Kerst-overpeinzing

Paul Krugman herinnerde onlangs aan het boek The Great Illusion, waarin Norman Angell begin vorige eeuw betoogde dat de industrialisering er voor had gezorgd dat landen economisch zo van elkaar afhankelijk waren geworden, dat gewelddadige conflicten geen winnaars meer konden opleveren. Zie Conquest Is for Losers. Putin, Neocons and the Great Illusion. Oorlog zou dus een nutteloos middel zijn geworden in de strijd om macht en hegemonie. Dat daarna twee wereldoorlogen uitbraken, met miljoenen slachtoffers en onnoemlijke economische schade, bewijst zijn stelling.

Maar het wijst er ook op dat er politieke leiders aan de macht kunnen komen die oftewel van Angell's inzicht niet op de hoogte zijn gesteld oftewel door andere motieven worden geleid dan de economische belangen van hun bevolkingen. Leiders dus die geleid worden door emotionele drijfveren van de statuscompetitie. De baas willen spelen. Geen gelijken naast je kunnen dulden. Anderen op hun plaats willen wijzen. Hen willen overheersen, onderdrukken en vernederen. In anderen slechts vijanden kunnen zien die vernietigd moeten worden voor ze de kans krijgen om jou te vernietigen.

Het is dat statuscompetitiecomplex van cognities en emoties dat onder de geëigende omstandigheden de kop opsteekt. In de Paleo Sociale Omgeving waren de condities aanwezig (onderlinge afhankelijkheid, langdurige relaties) om dat andere complex, dat van de gemeenschapscognities en -emoties, te kunnen laten bloeien en de statuscompetitie collectief te onderdrukken. Maar met de komst van de landbouwsamenlevingen kwam er voor de statuscompetitie weer meer ruim baan.

De mensheidsgeschiedenis daarna heeft een toestand van ambivalentie van gemeenschap en statuscompetitie in het leven geroepen die tot vandaag de dag bestaat. Aan de ene kant waren er altijd de vorstendommen en de keizerrijken en was er de onderdrukking, de uitbuiting en de slavernij. Maar aan de andere kant heerste er binnen de persoonlijke verhoudingen op het niveau van familie en dorpen het gemeenschapscomplex van onderlinge solidariteit en gelijkheid.

Tot de industriële revolutie in de achttiende en negentiende de weg vrijmaakte voor nieuwe ontwikkelingen. Door de toenemende vraag naar arbeid nam de macht van het volk toe, waardoor algemeen kiesrecht en democratie konden ontstaan. En door de opkomende markt en (internationale) handel kon de notie ontstaan van een verlicht eigenbelang, waar een kapitalistische nationale en internationale orde op zou kunnen worden gegrondvest. (Denk ook even terug aan The Passions and the Interests. Political Arguments for Capitalism before its Triumph (1977) van Albert Hirschman.)

Op het nationale niveau kon een combinatie van gemeenschapsmotieven en dat verlichte eigenbelang de grondslag leggen voor de verzorgingsstaat. Niet alleen  op het niveau van de persoonlijke verhoudingen, maar ook op dat van de burgers verenigd in een democratisch verband, zouden onderlinge solidariteit en het besef van een gezamenlijk lot te realiseren zijn.

Maar ook op het vlak van de internationale verhoudingen zouden solidariteit en verlicht eigenbelang moeten kunnen heersen. Vandaar de Volkenbond (1919-1945) en de Verenigde Naties (1945-). En vandaar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948).

Maar wat we nu, aan het eind van 2014, in de wereld om ons heen zien, doet denken dat deze ontwikkeling bepaald niet gegarandeerd is. Her en der zien we de verschijningsvormen van de menselijke statuscompetitie en de gewelddadige uitwassen daarvan. Er zijn natuurlijk ook nog de "rationele" conflicten die zijn terug te voeren op strijdige belangen. Maar daarnaast zien we vooral ook de gewelddadigheden die voortkomen uit de "irrationele" driften van grootheidswaan, machtshonger, intolerantie en vernederingslust. Statuscompetitie dus.

Krugman denkt aan het Putinbewind in Rusland. Maar ook aan de regering-Bush, die het Amerikaanse volk de Irak-oorlog invoerde, onder valse voorwendselen, om maar vooral de eigen macht te tonen aan de wereld. En aan de oorlog tegen de terreur, die uitliep op de vernedering bij uitstek: marteling. Zie het twee weken terug verschenen rapport van de Amerikaanse Senaat daarover, dat hopelijk nog zal leiden tot vervolging van de daders en de verantwoordelijken. En niet te vergeten: die terreurdaden zelf zijn natuurlijk ook te herleiden tot diezelfde drijfveren van de statuscompetitie.

En Krugman wijst op de sfeer van bewondering voor Putin die oprijst uit de gelederen van de Amerikaanse neoconservatieven. De aanhangers van het statuscompetitiecomplex weten elkaar goed te herkennen, ook als ze tegenstanders zijn. En ze zien een wereld voor zich waarin alles daar om draait.

Een wereld die er ook onvermijdelijk zit aan te komen als we hen niet tegenhouden. Geen foute leiders aan de macht.

Geen opmerkingen: