dinsdag 29 september 2015

Negatieve effecten van armoede bestrijd je door armen minder arm te maken

Het wordt steeds duidelijker dat armoede grote negatieve effecten heeft op de armen en hun kinderen. Ik stond daar eerder bij stil in de berichten Lage status, armoede, piekeren en chronische stress en Opgroeien in armoede is af te lezen aan langzamere hersenontwikkeling in eerste levensjaren.

Bij de bestrijding van armoede gaan we er vaak van uit dat we de oorzaken moeten aanpakken en die denken we te vinden in eigenschappen van de armen. Ze missen vaardigheden en ze hebben te weinig opleiding. En daar moeten we dan dus wat aan doen.

Maar de aanwijzingen worden steeds sterker dat een goede manier van armoedebestrijding er eenvoudigweg uit bestaat dat je de armoede opheft door de financiële positie van armen te verbeteren. Het blijkt dan namelijk dat wat je eerst aanzag voor eigenschappen die de armoede veroorzaakten, in werkelijkheid gevolgen zijn van armoede.

Nu is er weer de studie How Does Household Income Affect Child Personality Traits and Behaviors? De onderzoekers benutten een unieke gelegenheid om de effecten van een "inkomensoverdracht" van rijk naar arm te bestuderen. Het gaat om een longitudinaal onderzoek, de Great Mountains Study of Youth, dat in 1993 begon in Noord-Carolina in de Verenigde Staten. In de steekproef  waren kinderen van Cherokee Indiaanse ouders (over-)vertegenwoordigd. Kinderen en hun ouders werden verschillende keren geïnterviewd, de kinderen tot ze 19 en 21 jaar oud waren.

Tijdens het verloop van het onderzoek werd er, zoals in meer Indianenreservaten in de V.S., een casino geopend, dat eigendom werd van het bestuur van de Cherokee indianen. Een deel van de winst werd  halfjaarlijks verdeeld over alle volwassen leden van de stam. Zonder enige voorwaarden, anders dan dat je bekend moest zijn als lid. Het ging om bedragen van ongeveer 4000 dollar per jaar, vergelijkbaar met sommige Amerikaanse uitkeringen.

Je zou kunnen zeggen dat hier een "inkomensoverdracht" plaats vond, van de overwegend rijke bezoekers van het casino naar de overwegend arme indianen. Het gevolg hiervan was dat het gemiddelde inkomen van de indianenouders werd opgetrokken tot in de buurt van het gemiddelde inkomen van de andere ouders. De armen werden minder arm.

De onderzoekers konden nagaan wat de effecten hiervan waren op gedrags- en emotionele stoornissen en persoonlijkheidseigenschappen bij de indianenkinderen in de periode daarna. Het bleek toen dat gedragsproblemen sterk afnamen (26,7 procent van een standaarddeviatie) en dat de scores op de persoonlijkheidseigenschap zorgvuldigheid (conscientiousness) sterk toenamen (42,8 procent vaneen standaarddeviatie).

Ook konden ze iets zeggen over de weg waarlangs deze effecten tot stand kwamen. Ze konden namelijk vaststellen dat de fysieke en mentale gezondheid van de ouders verbeterden, wat wijst op een afname van stress. In lijn daarmee verbeterde het ouderlijk toezicht op de kinderen en vonden de kinderen dat de relatie met hun ouders prettiger was. Ook verbeterde de relatie tussen de ouders. Bovendien nam hun alcohol- en druggebruik af.

Sterke aanwijzingen dus voor de effectiviteit van de bestrijding van de negatieve effecten van armoede door armen minder arm te maken. En dus sterke aanwijzingen voor de wenselijkheid van de verzorgingsstaat, voor een beleid gericht op meer inkomensgelijkheid en op inkomensoverdrachten van arm naar rijk. (Zie natuurlijk ook nog eens het bericht Hogere uitkeringen verbeteren cognitief functioneren van ouderen.)

En je vraagt je af of al die economen die het basisinkomen afdoen als economisch onhaalbaar, wel voldoende met zulke onderzoeksresultaten rekening houden.

maandag 28 september 2015

Hogere uitkeringen verbeteren cognitief functioneren van ouderen

We wisten al dat een betere inkomenspositie bij ouderen samengaat met een betere gezondheid, beter cognitief functioneren en een langer leven. Maar de achterliggende oorzaken waren niet geheel duidelijk. Het kan zijn dat die ouderen ook in het verleden al gezonder waren en beter cognitief functioneerden, daardoor een hoger arbeidsinkomen hadden, met als gevolg een betere financiële positie in hun latere leven.

Zo begint mijn nieuwe blog op Sociaalweb.nl. Lees hier verder: Hogere uitkeringen verbeteren cognitief functioneren van ouderen.

zondag 27 september 2015

Zondagochtendmuziek - KIT ARMSTRONG (2000,age 8) J.S. BACH CONCERTO IN D MINOR-3

Donderdagavond traden Alfred Brendel en Kit Armstrong op in de uitverkochte Kleine Zaal van het Concertgebouw. Alfred Brendel las voor uit zijn A Piano Player's A to Z, waaruit je een selectie hier kunt lezen. Kit Armstrong speelde Bach, Mozart, Liszt, Copin, Schuman, Haydn en Ligeti, alles ter illustratie van Brendels voordracht.

Een prachtig, leerzaam en enerverend anderhalf uur. Kit Armstrong moet nu 24 jaar zijn. Hij was een wonderkind en ging toen hij 14 was na een concert van Brendel backstage om de grote meester te vragen om bij hem lessen te mogen volgen. Wie anders zou hem nog iets kunnen leren?

Brendel heeft altijd weinig leerlingen gehad. Volgens Trouw waren dat alleen Till Felner, Paul Lewis en Imogen Cooper. Maar hij was zo onder de indruk van Kit Armstrong dat hij hem nu al tien jaar onder zijn hoede heeft.

Kit Armstrong is ontwapenend en was dat zo mogelijk nog meer toen hij als 8-jarige Bachs pianoconcert in D kleine terts uitvoerde. Hier het derde deel, het allegro.



Hoe zou je die uitvoering ervaren als je niet wist dat er een 8-jarige achter het toetsenbord zat? Lijkt me iets om in Discotabel voor te leggen aan muziekkenners.

donderdag 24 september 2015

Eenzaamheid maakt ziek en vergroot de kans op overlijden - n.a.v. de Week tegen Eenzaamheid

Op de dag dat de Week Tegen Eenzaamheid 2015 begint, is het goed om weer eens stil te staan bij de negatieve gezondheidseffecten van eenzaamheid.

Die negatieve effecten zijn natuurlijk al langer bekend. Zie eerdere berichten op dit blog, zoals Eenzaamheid maakt ziek. Maar hoe? en Gezondheid en sociale omgeving (6): de lichamelijke mechanismen.

De eerder dit jaar verschenen studie Personal Networks and Mortality Risk in Older Adults: A Twenty-Year Longitudinal Study bevestigt nog eens hoe slecht wij eenzaamheid verdragen. Dit onderzoek heeft betrekking op tegen de 3000 Nederlanders die in 1992 tussen de 54 en 85 jaar oud waren en gedurende een periode van maximaal twintig jaar 6 maal gevolgd werden. Elke keer werd hen gevraagd naar hun gezondheid en naar eenzaamheid en sociale contacten. Tot 2013 werd vastgesteld wie er waren overleden.

De resultaten wijzen uit dat de subjectief gemeten eenzaamheid de kans op overlijden vergrootte en dat dit effect geheel was te verklaren uit de achteruitgang van psychische gezondheid. Die subjectieve eenzaamheid werd vastgesteld met antwoorden op vragen als "Er is altijd iemand met wie ik over dagelijkse problemen kan praten" en "Ik ervaar in het algemeen een gevoel van leegte". Hoe meer er eenzaamheid uit deze antwoorden naar voren kwam, hoe meer er symptomen waren van angst en depressie. En die laatste symptomen vergrootten dus de kans op overlijden.

In dezelfde richting wijzen objectievere maten van eenzaamheid. Alleen wonen vergrootte de kans op fysieke en psychische gezondheidsproblemen, die weer de kans op overlijden vergrootten. En minder vaak contact hebben met anderen deed hetzelfde, maar dan via grotere kansen op fysieke gezondheidsproblemen en cognitieve achteruitgang.

Tenslotte was het hebben van een groter en meer gevarieerd sociaal netwerk rechtstreeks beschermend voor overlijden. Een meer gevarieerd netwerk heb je bijvoorbeeld als het niet alleen bestaat uit familie, maar ook uit vrienden, buren en (ex-)collega's. Een persoon meer in je netwerk verkleint de kans op overlijden met 2 procent. En een uitbreiding met de diversiteit van je netwerk met een "rol" verkleint die kans met 5 procent. Uiteraard vermoed je ook hier dat er tussenliggende gezondheidsproblemen moeten zijn geweest, maar die konden in het onderzoek niet worden vastgesteld. Uit de studie wordt niet duidelijk of er gekeken is naar oorzaken van overlijden, waardoor niet duidelijk is of en bij wie er suïcide in het spel was.

Het is eens te meer duidelijk dat eenzaamheid een serieus maatschappelijk probleem is. Het is goed dat daar aandacht voor is, in deze Week tegen Eenzaamheid.

woensdag 23 september 2015

Meer over de sociale voordelen van banenruil

Dit is een vervolg op het bericht Banenruil? Ja, banenruil! En over de sociale voordelen er van.

Dat vervolg is nodig omdat ik verzuimde de link te leggen met het eerdere bericht Hoe verder mensen van hun werk wonen, hoe minder ze een sociaal leven hebben - en over hoe dat komt. Daarin gaat het over een Zweeds onderzoek dat aantoont dat mensen die langer onderweg zijn naar en van hun werk, minder een sociaal leven hebben. Ze participeren minder in verenigingen, komen minder in bioscopen en cafés (wat je meestal met anderen doet) en gaan minder naar familiebijeenkomsten en feestjes bij mensen thuis.

Maar wat ook uit dat onderzoek naar voren kwam, is dat ze minder vertrouwen hebben in andere mensen. Wat overigens klopt met ander onderzoek dat het hebben van meer familie- en vriendencontacten samengaat met meer vertrouwen in andere mensen.

Bovendien liet ik in dat bericht zien dat in Nederland de gemiddelde woon-werkafstand nog steeds toeneemt.Dat wil zeggen, tot 2007-2008, de laatste jaren waarvoor ik cijfers kon vinden.

En tenslotte leg ik daar de link met de achterliggende oorzaak van die toename, die er in gelegen is dat we een economische ontwikkeling hebben doorgemaakt en misschien nog wel doormaken, die sterk berust op schaalvergroting en ruimtelijke scheiding van wonen en werken.

Tja, banenruil is natuurlijk maar een uiterst bescheiden poging om de nadelen daarvan tegen te gaan. Een grondiger aanpak zou er uit bestaan dat we een veel meer gelokaliseerde economie gaan ontwikkelen. Maar hoe dat zou moeten?

dinsdag 22 september 2015

Banenruil? Ja, banenruil! En over de sociale voordelen er van

Dat is leuk! Waar ik in 2003 voor pleitte, te bevorderen dat mensen die dat willen met elkaar van baan ruilen waardoor ze dichter bij hun werk komen te wonen, dat lijkt nu inderdaad te gebeuren.

Het AD berichtte er over. Zie Ik jouw baan, jij de mijne. De Amsterdamse ondernemer Max Boodie kwam op het idee, werkte het uit en ontwikkelde de website Banenruil.nl.

Er zouden al een stuk of dertig ruilen tot stand zijn gekomen. Boodie zoekt een grote partner, zoals Monsterboard, Job Bird of Nationale Vacaturebank.

Het terugbrengen van de woon-werkafstand is niet alleen milieuvriendelijk en een middel om het fileleed te verminderen. Het is ook een bijdrage aan de versterking van lokale gemeenschappen. Want het blijkt dat in buurten waarin mensen verder van hun werk wonen, de bewoners elkaar minder goed kennen en minder contact met elkaar hebben. Dit geldt zowel voor de forenzende als de niet-forenzende bewoners.

Niet alleen kost dat woon-werkverkeer veel tijd, waardoor er minder tijd over is voor sociale contacten. Maar ook leidt het ver uit elkaar liggen van wonen en werken tot het fragmenteren van sociale netwerken. Je kent mensen van je werk. En je kent mensen van je buurt. Maar die mensen kennen elkaar niet. Dat maakt je sociale netwerk minder "dicht" en we weten dat een dicht netwerk, dus een netwerk waarin meer geldt dat iedereen met iedereen verbonden is, gunstig is voor de kans op pro-sociaal gedrag. Zie Nog eens: waarom "een dorp" nodig is, met een verwijzing naar dit onderzoek: Altruism in networks: the effect of connections.

Zoals gezegd, ik pleitte voor banenruil al in 2003, in Geld en ‘de rest’ : Over uitzwerming, teloorgang van gemeenschap en de noodzaak van gemeenschapsbeleid. Daarin werkte ik "Richtlijnen voor gemeenschapsbeleid" uit en de derde daarvan luidde:
Richtlijn 3. Dring de woon-werkafstand terug
Laten we eens proberen om het werk naar de mensen te brengen in plaats van de mensen naar het werk. Dat is niet alleen de meest fundamentele manier om de files terug te dringen, het is daarnaast een uiterst belangrijk middel om de lokale gemeenschap te laten bloeien. Dit is eenvoudig gezegd, maar helaas minder gemakkelijk te realiseren. Voor een flink deel gaat het ook hier om beleid dat nogal wat overhoop haalt en pas op langere termijn uitvoerbaar is. Toch lijkt het mogelijk om de ruimtelijke scheiding van woon- en werkgebieden terug te dringen. Maar ook op kortere termijn moet er wel iets gedaan kunnen worden, als we bedenken dat het nu waarschijnlijk veel voorkomt dat iemand in plaats A woont en in plaats B werkt, terwijl iemand anders in plaats B woont en in plaats A werkt. Het zou goed kunnen zijn dat het zo vaak voorkomt dat zulke duo’s bestaan die vergelijkbare banen hebben. Misschien zouden leden van zulke duo’s best van baan willen ruilen. Alleen is er nu niets geregeld waardoor ze van elkaars bestaan op de hoogte worden gebracht. Deze toestand vraagt om een banenruilbeurs. Je kunt je twijfels hebben over hoeveel geslaagde ruilen zo een beurs zal opleveren, maar daar staat tegenover dat het ook weinig hoeft te kosten. Een goede website, en flink wat publiciteit, lijkt genoeg. Werkgevers kunnen natuurlijk dwarsliggers zijn, omdat ze te maken krijgen met hogere inwerkkosten. Maar net zoals er nu een werknemersrecht bestaat op deeltijdwerk, kunnen we ook een (nader omschreven) recht op banenruil invoeren.
En dat laatste wijst op de mogelijkheid om in arbeidsovereenkomsten een recht op banenruil, uiteraard onder allerlei voorwaarden, in te voeren.
Update. Zie nu ook Meer over de sociale voordelen van banenruil.

maandag 21 september 2015

Atkinson: werkloosheidsbestrijding moet (weer!) veel hoger op de agenda

De eminence grise van het economische ongelijkheidsonderzoek, Tony Atkinson, was in Amsterdam om er op uitnodiging van het Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies een lezing te houden voor de Industriële Grote Club. De Volkskrant plaatste een interview met hem met het citaat "Hoge werkloosheid is niet te tolereren" als kop. Dit naar aanleiding van het verschijnen van zijn nieuwe boek Inequality. What Can Be Done?, hier besproken in The Guardian.

In dat boek bepleit Atkinson dat overheden veel meer moeten doen om ongelijkheid tegen te gaan. Ik heb het zelf nog niet gelezen, maar maak uit die bespreking op dat hij van oordeel is dat de oorzaken van de in de afgelopen tientallen jaren toegenomen ongelijkheid niet liggen op het vlak van de economie zelf, maar op dat van de politiek. Er is bij politici de onjuiste gedachte gaan rondzingen dat meer ongelijkheid goed zou zijn voor de economische groei en dat het met de negatieve effecten er van wel zou meevallen.

De mogelijkheden om die ongelijkheid te verminderen, moeten dus ook op het vlak van politieke maatregelen gezocht worden. Zo betoogt Atkinson bijvoorbeeld dat het hoogste belastingtarief best flink hoger zou kunnen zijn. Benieuwd wat Bas Jacobs daar van vindt.

Maar opmerkelijk, en van belang voor Nederland en voor de eurozone, is dat Atkinson er voor pleit om het bestrijden van de werkloosheid weer veel hoger op de agenda te zetten. Wéér te zetten, want het streven naar volledige werkgelegenheid was voorheen een van de centrale macro-economische doelstellingen van overheidsbeleid. Ergens moeten politici, aangestoken door de neo-liberale waan van de dag, zijn gaan denken dat je de werkgelegenheid wel aan de markt kon overlaten.

En heel interessant is wat die werkloosheidsbestrijding volgens Atkinson zou betekenen. In de eerste plaats zou de Europese Centrale Bank net als vrijwel alle andere centrale banken een dubbel mandaat moeten hebben: niet alleen zorgen voor prijsstabiliteit (een inflatie van tegen de 2 procent), maar daarnaast ook een werkgelegenheidsdoelstelling. Het is lichtzinnig om een monetair beleid te voeren dat de mogelijkheid negeert van een langdurig marktevenwicht met lage inflatie en hoge werkloosheid. Een toestand die we nu in de eurozone meemaken. Lees nog eens James Galbraith daarover.

Maar zo'n dubbelmandaat is niet voldoende als de overheid niet ook een beleid voert gericht op volledige werkgelegenheid. Dus moet de overheid de rol aannemen van werkgever-in-laatste-instantie. Ook met het goede monetaire beleid is er geen garantie dat de markt voor iedereen een baan creëert. Daar ligt een overheidstaak. Een citaat uit dat interview:
Als ultieme reddingsboei tegen de werkloosheid zouden overheden aan mensen die dat willen gegarandeerd werk moeten bieden tegen het minimumloon: bijvoorbeeld in verzorgingstehuizen, kinderopvang, de thuiszorg, bibliotheken of in een ondersteunende rol bij de politie. In veel van deze sectoren zijn de afgelopen tijd veel banen wegbezuinigd, zonder dat daar via de markt banen voor in de plaats zijn gekomen. Als we vinden dat banken too big to fail zijn, waarom zijn mensen dat dan ook niet op de arbeidsmarkt, aldus Atkinson.
Hoe actueel is dat voor Nederland, waar in de politiek nagenoeg de consensus heerst dat de sociale werkvoorziening dient te worden afgeschaft. Vanuit een o zo naïef geloof dat je met wat afspraken met werkgevers kunt bereiken dat er in de marktsector voor iedereen wel een plekje is.

zondag 20 september 2015

Zondagochtendmuziek - Schubert - Piano Sonata in B Flat Major, D. 960 First Movement (Molto mo...

De grote pianist Alfred Brendel ("een levende legende") is al jaren gestopt met optreden. Maar hij is nog zeer actief als schrijver en dichter. Naar aanleiding van zijn nieuwe boek, A Pianist’s A to Z, treedt hij a.s. donderdag op in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Als ik het goed begrijp, zal hij daaruit voorlezen en is zijn leerling Kit Armstrong er bij om de besproken stukken uit te voeren. Ik zal er bij zijn en zie er naar uit.

Hier speelt Brendel het prachtige eerste deel van die sublieme sonate D. 960 van Schubert.



Als je van Brendel houdt, en dat doe ik, dan is er veel op internet te vinden. Hier wordt hij geïnterviewd over zijn poëzie: Alfred Brendel on his Collected Poems - in conversation with Richard Stokes. En hier vind je een prachtige documentaire: Alfred Brendel - A portrait.

Rest slechts een probleem: waar de tijd vandaan te halen om dat allemaal te bekijken?

vrijdag 18 september 2015

Wordt een vaak herhaalde onwaarheid waar? Ja, zelfs als mensen beter weten

De nieuwe studie Knowledge Does Not Protect Against Illusory Truth (betaalpoort) laat zien dat wij gemakkelijk geneigd zijn om onwaarheden voor waar te gaan houden als we ze maar vaak genoeg horen. De kans dat proefpersonen een onware uitspraak voor waar hielden, was groter als ze die uitspraak eerder onder ogen hadden gehad. Dit was zelfs het geval als andere antwoorden er op wezen dat ze wel over de kennis beschikten om de onwaarheid onder ogen te zien.

De resultaten lijken er op te duiden dat zoiets als vlotheid (fluency) een rol speelt. Mededelingen waar je niet teveel over hoeft na te denken om ze te begrijpen, komen niet alleen vlot bij je binnen, maar lijken ook meer waar te zijn. In lijn daarmee is wat je al eerder gehoord hebt, sneller cognitief te verwerken dan iets wat nieuw is.

Daardoor ben je automatisch geneigd om die bewering voor waar te houden. In dat automatisme zit het probleem: als iets bekend is, krijg je niet het sein om je bestaande kennis te inspecteren en zo de mededeling op overeenkomst daar mee te checken. (Zie ook The Persuasive Power of Repeated Falsehoods voor meer informatie.)

Het is onderzoek dat van groter actueel belang is dan je zou wensen. Ik denk natuurlijk meteen aan die merkwaardige hype (sociale zeepbel) in de Europese economische politiek dat bezuinigen in een depressie verstandig beleid is. Zie het bericht van gisteren. Dat die onwaarheid zo wijd verbreid voor waar wordt gehouden, heeft er zeker mee te maken dat je hem vaak hoort. Update. Beter: dat de politici hem vaak horen in hun eigen kring.Vandaar dat je gaat denken dat dat die kring trekken van een sekte heeft aangenomen.

En dat heeft er misschien weer mee te maken dat je die bewering ook vaak hoort als het om huishoudens gaat, het domein waar bezuinigen wel verstandig is als je in de schulden zit. Denk aan de fout om de huidhoudboekjeslogica  toe te passen op het overheidsbudget.

Zou trouwens, bedenk ik ineens, de bekende voorkeur van de VVD voor de vlotte Jip-en-Janneke taal er ook uit voortkomen dat je zo gemakkelijker onwaarheden als waarheid aanvaard krijgt?

En precies vandaag krijg ik deze berichten onder ogen over de bizarre fantasiewereld waar de Republikeinse kandidaten voor het Amerikaanse presidentschap in leven. Die televisiedebatten tussen hen geven een verontrustend inkijkje in een gezelschap waarin onwaarheden in stand worden gehouden door ze maar zo vaak mogelijk uit te wisselen. Lees het redactionele commentaar van de New York Times: Crazy Talk at the Republican Debate. En lees dan meteen ook de column van Paul Krugman: Fantasies and Fictions at G.O.P. Debate.

Huiveringwekkend de gedachte dat iemand uit zo'n sociale zeepbel van onwaarheden zomaar president van de Verenigde Staten zou kunnen worden.

donderdag 17 september 2015

Waar het over zou behoren te gaan: de economische schade van het bezuinigingsbeleid

Omdat het gros van de economie-journalistiek dicht aanschurkt tegen de politici, is er veel te weinig aandacht in de media voor de economische schade van het bezuinigingsbeleid.

In Nederland en in Europa ging onder de politici na de eerste schrikreactie op de crisis van 2008 het sprookje rondzingen dat het snel en veel bezuinigen op de overheidsuitgaven de economie snel weer aan de praat zou krijgen. En veel is er bezuinigd. En nu het eindelijk met de economie weer ietsje beter gaat, dragen de politici graag de boodschap uit dat ze gelijk hadden. 

Je kunt wel zeggen dat die boodschap veel te weinig wordt weersproken. Niet alleen in de journalistiek, maar ook in de politiek zelf. Het moet bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer over van alles zijn gegaan, maar het flagrante falen van het bezuinigingsbeleid stond bepaald niet op de voorgrond. Het merendeel van de oppositie is al evenzeer onderdeel van de bezuinigingszeepbel. 

Gelukkig dat NRC/Handelsblad gisteren het woord gaf aan econoom Bas Jacobs. Zie Wat ze u niet vertelden gisteren. Jacobs kan waardering opbrengen voor sommige hervormingen, maar acht het bizar dat de overheid na 2011 als een bezetene is gaan bezuinigen. Daardoor verslechterde steeds de economie, wat weer leidde tot nieuwe bezuinigingen en lastenverzwaringen. Met weer nieuwe verslechteringen tot gevolg. Om maar te voldoen aan de Europese eis van een begrotingstekort van maximaal drie procent. Het is, zegt Jacobs, als een hond die achter zijn eigen staart aanrent.

Dat is bizar omdat de overheid nu bezig is netto vermogen op te bouwen, in plaats van in de diepste crisis in 80 jaar de pijn daarvan over de tijd uit te smeren.

Kun je de schade van dat foute beleid in euro's uit drukken? Jacobs schat dat het falende beleid, samen met dat op het terrein van de huizenmarkt, banken en pensioenfondsen, een structureel inkomensverlies van 11-12 procent per jaar van het nationale inkomen heeft veroorzaakt. 

Een verlies dat een structureel gat in de overheidsbegroting van 5 procent van het nationale inkomen betekent. Hoe ironisch dat dat percentage ongeveer even groot is als de winst voor de overheidsfinanciën van alle (bezuinigings)maatregelen die sinds 2008 zijn doorgevoerd.

Conclusie van Jacobs: 
Het op orde brengen van de staatsfinanciën is ... een uiterst pijnlijk en economisch onnodig kostbaar experiment geweest. (...)
We zijn door de Grote Recessie meer dan 10 procent van het inkomen kwijtgeraakt, structureel. Vele bedrijven zijn failliet gegaan. En de langdurige werkloosheid is sterk opgelopen. Dit grote verlies is mede veroorzaakt door falend macro-economisch beleid. Teveel korte-termijntekortreductie en te weinig herstel van balansen in de private sector. Na vele jaren saneren komt Rutte II in 2016 eindelijk met een lastenverlichting. Het is nog steeds nodig, maar het is zwabberbeleid en het komt 6 jaar te laat.
 Het is goed dat het in de krant staat. Maar nieuw is de kritiek natuurlijk niet. Zelfs het CPB was begin dit jaar al kritisch. Om nog maar te zwijgen van het vernietigende rapport van de Brusselse denktank Bruegel eind vorig jaar. En er was natuurlijk ook Coen Teulings.

Je zou wensen dat het eens iets zou uithalen. In de journalistiek. Een ander beleid. Misschien zelfs excuses.

Of komen er nieuwe leiders naar voren, zoals Jeremy Corbyn in Engeland?

Nee, zo onwaarschijnlijk is dat niet. Zie Why a resurgent, unapologetic left is on the rise globally.

dinsdag 15 september 2015

Over waarom je goede burgers niet kunt vervangen door goede prikkels - Sam Bowles

De econoom Sam Bowles legt op Me Judice in vijf en een halve minuut uit waarom je goede burgers (Aristoteles) niet kunt vervangen door goede prikkels (Adam Smith):



(Met dank aan Peter van der Meer.) Bowles haalt het bekend geworden onderzoek aan van Gneezy en Rustichini uit 2000, waarin zij laten zien dat het heffen van een boete averechts kan werken. Dat economen toch vaak prikkels, positieve of negatieve, aanprijzen, komt doordat ze er van uitgaan dat mensen egoïstisch zijn. Waardoor ze er geen oog voor hebben dat mensen in staat zijn tot moreel gedrag.

En dat kan vervelende gevolgen hebben. Misschien doelt Jesse Klaver ook hier op, met zijn betoog tegen het "economisme". Maar ik moet zijn boek De mythe van het economisme nog lezen.

Ik schreef eerder over dat onderzoek naar de averechtse uitwerking van het invoeren van een boete in:

Waarom het niet eenvoudig is om mensen met prikkels te beïnvloeden

Boete voor no-show in ziekenhuizen?

Boete voor no-show in ziekenhuizen? Peiling van Erasmus MC

De vervolgvraag is natuurlijk hoe we dat morele gedrag, het gedrag van goede burgers, zoveel mogelijk in stand kunnen houden en zelfs kunnen bevorderen.

Vandaar de grote aandacht op dit blog voor de voorwaarden voor pro-sociaal gedrag en voor de mogelijkheden om beleid te voeren dat die voorwaarden in positieve zin beïnvloedt. Zie de berichten achter het label pro-sociaal gedrag.

maandag 14 september 2015

Van het afscheid van de wijkgedachte in 1955 naar de buurtrechten in 2015 - hoe het denken over de buurt veranderde

Vandaag vergadert in de Tweede Kamer de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de initiatiefnota van het PvdA-Kamerlid Grace Tanamal over buurtrechten. Over buurtrechten schreef ik eerder, oktober vorig jaar, in het bericht Nieuwe stap in richting buurtzelfbeheer. Het gaat om het recht op het mogen meedoen met openbare aanbestedingen van publieke diensten, om het recht om te mogen beschikken over maatschappelijk vastgoed, zoals een buurthuis, en om het recht op het mogen indienen van een plan voor buurtontwikkeling. Zie hier de samenvatting van de nota waar het om gaat: Samenvatting Initiatiefnota ‘Buurtrechten voor iedereen’.

In dat bericht van oktober vorig jaar wees ik er op dat de mogelijke voordelen van buurtrechten niet alleen liggen op het terrein van de kwaliteit van de geleverde diensten, maar ook op dat van de sociale kwaliteit van de buurt. Door buurtrechten kan zelforganisatie van de buurt worden bevorderd en dat kan er weer toe leiden dat buurtbewoners meer met elkaar in contact komen en meer onderlingen verbonden raken.

En we weten dat zulks grote voordelen heeft. Omdat mensen buiten het eigen gezin niet meer zoveel sociale contacten hebben, hebben buurtcontacten aangetoonde positieve gezondheidseffecten en verminderen ze de kans op eenzaamheid. (Denk nog even aan de Week Tegen de Eenzaamheid van 24 september tot 3 oktober.) Ook weten we dat vertrouwen tussen buurtbewoners bijdraagt aan het algemene vertrouwen van mensen in anderen en dat maatschappijen met meer onderling vertrouwen beter gedijen. En we weten dat kinderen beter opgroeien in buurten waarin mensen elkaar kennen en wel eens iets voor elkaar doen.

Mooi dus dat er nu in de Tweede Kamer aandacht is voor dat initiatief van Grace Tanamal. Maar eens afwachten wat het oplevert.

Maar ik moest ook even terugdenken aan de toen nog jonge socioloog Jacques van Doorn (1925-2008), later hoogleraar en gevierd en gevreesd columnist, die in 1955, in een tijd van optimistisch modernisme, betoogde dat "de wijkgedachte" achterhaald was. In zijn Wijk en stad: reële integratiekaders? probeerde hij de "romantische visie" uit te bannen dat de buurt nog een sociale functie zou kunnen hebben.

Als je het betoog nu terugleest, dan merk je op dat het nog best genuanceerd is. Maar dat is minder het geval met de invloed die het heeft uitgeoefend. In de sociologie en in het beleid is er vaak naar verwezen als het afdoende "bewijs" dat mensen hun buurt als bron van sociale contacten niet meer nodig hebben. Geleerd gezegd: de ouderwetse territoriale integratie heeft definitief plaats gemaakt voor de moderne functionele integratie. In concreto betekende dat dat mensen hun contacten wel uit hun werk halen. Daar zijn medebuurtbewoners niet meer voor nodig.

En dat was ook een ontwikkeling die diende te worden toegejuicht. Die romantische, territoriale contacten, die waren maar benauwend en controlerend. Het was modern om meer "geobjectiveerde" contacten te hebben. Die term haalde Van Doorn bij Karl Mannheim (1893-1947) vandaan, overigens een interessant man, maar nu totaal vergeten. Dat "geobjectiveerd" betekent in feite: oppervlakkig en, jawel, functioneel.

Hadden mensen dan geen persoonlijke en meer diepgaande contacten nodig? Jawel, maar die vonden ze in het eigen gezin en dat was voldoende. Van Doorn spreekt ook over "gezinsindividualisme", wat hij niet ziet als een sociaal probleem. Ik kan het niet laten om een citaat op te nemen:
Wanneer men zich op het standpunt stelt, dat dit gezinsindividualisme niet op een moreel verval wijst, maar een van de symptomen is van een algemene tendentie in de samenleving, en dat er bovendien geen reden is om te veronderstellen dat dit gezinsisolationisme spanningen of conflicten oproept, kan men inderdaad niet van een zodanig sociaal knelpunt spreken.
Duidelijker vind je niet het optimisme van de na-oorlogse sociologie verwoord. Het optimisme van de individualistische maatschappij waarin geen eenzaamheid zou bestaan, waarin mensen tevreden zouden zijn in hun sociaal geïsoleerde gezinnetje en met voor de rest alleen die geobjectiveerde contacten. Het was een sociologie die nooit problemen zag ontstaan. Want de maatschappij verandert en mensen zijn zo flexibel dat ze zich aan elke verandering succesvol aanpassen. Zie ook Om mens en menselijkheid - Over sociologie.

Hoe anders kijken we daar nu tegenaan!

En hoe anders is de feitelijke ontwikkeling geweest. Een ontwikkeling van alleen maar groeiende aandacht voor het sociale belang van de buurt. En voor het belang van sociale contacten voor welzijn en gezondheid.

Het lijkt er op dat die ontwikkeling nu uitmondt in een beweging om dat sociale belang van de buurt ook institutioneel vorm te geven. Vandaar vandaag die commissievergadering in de Tweede Kamer over buurtrechten.

zondag 13 september 2015

donderdag 10 september 2015

Hoe krijg je een beter schoolklimaat? Meer over de eenzaamheid van de scholier

Als je verder doordenkt over de eenzaamheid van de scholier, dan kom je al snel tot het besef dat het inzicht in de sociale problemen die we creëren met onze leeftijdsgesegregeerde scholen in de afgelopen halve eeuw sterk is gegroeid.

Ik ging zelf in de jaren 50 en vroege jaren 60 naar het voortgezet onderwijs. Ik moest naar school drie kwartier fietsen en kwam in een geheel nieuwe sociale omgeving terecht. En ik herinner me dat als een geweldige schok. En ik zal niet de enige geweest zijn. Iedereen probeerde op zijn of haar manier een veilige plek te vinden en te creëren.

Vergeleken met tegenwoordig valt natuurlijk meteen op dat wij dat geheel zelfstandig moesten uitzoeken. Er was geen introductiekamp om elkaar beter te leren kennen. Er waren geen mentoren en mentorgesprekken en er was geen counseling. En er waren geen anti-pestprogramma's, maar daar bedenk ik meteen bij dat pesten toen ook weinig leek voor te komen.

In de decennia daarna is kennelijk het inzicht gegroeid dat er meer nodig was om op school een veilig sociaal klimaat tot stand te brengen. Maar het zou natuurlijk ook kunnen zijn dat het sociale klimaat slechter begon te worden. Waardoor, wie zal het zeggen?

Hoe dan ook, scholen doen nu van alles om leerlingen ook sociaal te begeleiden en om een aangenaam en veilig sociaal klimaat te creëren. Misschien niet genoeg, maar ze zien het probleem.

Des te opvallender dat er weinig aandacht is voor de onderliggende oorzaak, die kunstmatige, naar leeftijd gesegregeerde, regimentering van het schoolsysteem. Het zou een mooi voorbeeld zijn van omwegbeleid als het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen daar eens iets aan zou gaan doen. In plaats van dat we met zijn allen door gaan met symptoombestrijding.

woensdag 9 september 2015

De eenzaamheid van de adolescent - Nee, van de scholier!

Hoe zit dat met de eenzaamheid van adolescenten? Hoort eenzaamheid nu eenmaal bij die periode van het leven? Of hangt het er ook vanaf hoe wij in onze maatschappij het leven van de adolescent inrichten?

Voor dat laatste zijn er nu aanwijzingen uit de nieuwe studie Loneliness in the Daily Lives of Adolescents. An Experience Sampling Study Examining the Effects of Social Contexts (betaalpoort). Nederlandse en Belgische onderzoekers voerden een Experience Sampling Method - onderzoek uit bij 303 adolescenten van tussen de 12 en 16 jaar. Dat hield in dat ze gedurende 6 dagen, waarin een weekend, 9 maal per dag op willekeurige momenten via hun telefoon een seintje kregen om een aantal vragen te beantwoorden.

Die vragen gingen over hoe eenzaam ze zich voelden en over waar ze zich bevonden en met wie. Eenzaamheid werd gemeten met vier vragen over hoe "eenzaam", "geïsoleerd", "buitengesloten" en "verlaten" ze zich voelden.

Uiteraard kwam daar uit dat de jongens en meisjes zich eenzamer voelden als ze alleen waren dat wanneer ze met anderen waren. Maar het maakte wel uit met welke anderen en waar. Ze waren namelijk eenzamer in het gezelschap van klasgenoten op school dan in gezelschap van familie of vrienden.

Het blijkt dus dat de gekunstelde sociale omgeving die wij met de institutie van de school aan onze adolescenten opdringen, een omgeving is waar ze zich opvallend eenzaam voelen. De onderzoekers noemen het de niet door henzelf gekozen sociale omgeving waarin adolescenten terechtkomen. Die klasgenoten kunnen namelijk ook een bedreiging vormen. Want je kunt buitengesloten of afgewezen worden. Of je kunt slachtoffer van pesten worden.

Dat klopt allemaal. Maar ook kun je er aan denken dat die kring van klasgenoten niet alleen niet zelf gekozen is, maar bovendien ook nog eens een kring is van uitsluitend leeftijdsgenoten. Op school komen kinderen niet terecht in een natuurlijke sociale omgeving van verschillende leeftijden en generaties, waarin ze het beste gedijen en zich sociaal ontwikkelen. Tussen uitsluitend leeftijdsgenoten is er een grote kans op de vervelende effecten van de statuscompetitie. Denk nog eens aan de berichten Leeftijdsgemengde schoolklassen bevorderen vriendschappen tussen jongere en oudere kinderen - waardoor er minder gepest wordt en Het beste middel tegen pesten: leeftijdsgemengde groepen.

Het is niet zozeer de adolescentie op zich die met eenzaamheid gepaard gaat, maar de leeftijdshomogene sociale omgeving van de school waaraan wij onze kinderen blootstellen. Raar dat we daar maar steeds zo onnadenkend mee blijven doorgaan.
Update. Zie over Nederlands onderzoek dat uitwijst dat pesten de helft minder voorkomt in leeftijdsgemengde schoolklassen: Meer over waardoor leeftijdsmenging pesten tegengaat.

maandag 7 september 2015

Sociale én economische argumenten tegen de dynamische arbeidsmarkt - drie berichten

Volgens de neoliberale sociale zeepbel die rondwaart, moet de arbeidsmarkt worden hervormd. Arbeid moet flexibeler, wat onder meer wil zeggen dat het gemakkelijker moet worden om werknemers te ontslaan. Bedrijven moeten sneller kunnen reageren op veranderingen in de vraag en moeten dus ook sneller niet meer renderende banen kunnen afstoten.

En dat er wordt hervormd, dat blijkt ook inderdaad uit de snelle uitbreiding van de flexibele arbeid. Volgens CBS en TNO is het aandeel werkenden met een flexibele arbeidsrelatie toegenomen van 15 procent (2004) tot 22 procent (2014). En het aandeel zzp’ers is in diezelfde periode toegenomen van 8 naar 12 procent.

Het wordt dus tijd om eens stil te staan bij de grote nadelen van deze ontwikkeling. Aan de hand van drie berichten die langskwamen.

Neem nu het bericht Friends at Work? Not So Much uit de New York Times, waaruit we leren dat het aantal Amerikanen dat een goede vriend als collega heeft, is afgenomen van 50 procent in 1985 naar 30 procent in 2004. Het werk als bron van vriendschappen is dus aan het afnemen. En dat zal er aan hebben bijgedragen dat het vriendschapsnetwerk van Amerikanen zoveel kleiner is geworden. Dat is jammer, omdat we weten hoe groot de bijdrage is van sociale relaties aan welzijn en gezondheid.

Uit hetzelfde bericht leren we ook dat de afname van de langdurige arbeidsrelaties hier een belangrijke oorzaak van is. Als mensen vaak van baan wisselen, dan is de kans op het ontstaan van vriendschappen kleiner. Anders gezegd, hoe dynamischer de arbeidsmarkt, hoe geringer de sociale waarde van het werk. Als bron dus van sociale relaties. Dat is een sociaal argument tegen flexibilisering van de arbeid.

Maar de argumenten tegen zoveel flexibiliteit zijn niet alleen sociaal van aard. Zo is er ook de studie Workplace Stressors & Health Outcomes: Health Policy for the Workplace, die laat zien dat baanonzekerheid, die natuurlijk groter is bij meer flexibiliteit, de kans op gezondheidsproblemen met 50 procent verhoogt. Zie voor meer dat in die richting wijst ook hier en hier. De menselijke natuur is nu eenmaal zo dat we onzekerheid niet zo goed verdragen en het zou goed zijn om daar rekening mee te houden. Uiteraard brengen die gezondheidsproblemen niet alleen menselijk lijden met zich mee, maar als kosten van ziekteverzuim en gezondheidszorg ook economische lasten.

En dan is er als derde bericht de studie Rigidities through flexibility: flexible labour and the rise of management bureaucracies van Alfred Kleinknecht e.a. Daaruit leren we dat het grotere verloop van personeel in bedrijven er toe leidt dat het vertrouwen in elkaar en in het bedrijf en de loyaliteit aan en binding met het bedrijf afnemen. Daardoor wordt het lastiger om een bedrijf goed te leiden, wat weer tot gevolg heeft dat de laag van managers en leidinggevenden groeit. Wat weer verklaart dat in de Angelsaksische landen, met flexibeler arbeidsmarkten, de managementlaag een groter deel uitmaakt van het werknemersbestand dan in Europa (12 procent tegenover 2-6 procent).

Hier gaan dus een sociaal en en economisch argument gelijk op. Niet alleen minder vertrouwen, loyaliteit en binding, maar ook een dikkere, en duurdere, managementlaag. En dan zien we er nog van af dat beide slecht uitwerken op het vermogen tot innovatie.

Nee, die vanzelfsprekendheid van de grote voordelen van dynamiek en flexibiliteit op de arbeidsmarkt, dat heeft wel sterk de trekken van een sociale zeepbel.

zondag 6 september 2015

Zondagochtendmuziek - Een goedemorgen met Maarten 't Hart

Als muziek- en literatuurkenner Maarten 't Hart aan het woord is en muziek laat horen, dan kun je daar niet aan voorbij gaan. Gisterochtend vulde hij het Radio 4-programma Een goedemorgen met .... Daar luister ik nooit naar, maar gistermiddag ontdekte ik dat hij de "prominente Nederlander" was geweest die zijn muziekkeuze mocht laten horen.

Gelukkig kun je het hele programma hier terug luisteren. Zie daar ook de interessante speellijst. Opvallend: veel Max Bruch.

Ik ben met luisteren nog niet verder gekomen dan tot Schuberts Die Blumensprache D519. Maar meteen in het begin neemt Maarten al de kans waar om een ander groot Bach-kenner te corrigeren. Amusant en leerzaam.

vrijdag 4 september 2015

Langere werkweek vergroot de kans op beroertes - en over wat daar aan te doen

Het medisch tijdschrift The Lancet publiceert een grote meta-analyse van 25 studies naar het verband tussen hoeveel uren mensen per week werken en de kans op een beroerte en acute coronaire hartproblemen: Long working hours and risk of coronary heart disease and stroke: a systematic review and meta-analysis of published and unpublished data for 603 838 individuals.

In deze studies werden mensen zonder coronaire hartziektes een aantal jaren gevolgd. Alles bij elkaar genomen blijkt dan dat degenen die 55 of meer uren per week werkten een grotere kans hadden op een beroerte in vergelijking met degenen die tussen de 35 en 40 uur per week werkten. Er was ook een verband met de kans op acute coronaire hartproblemen (kransslagaders), maar dat was minder sterk. Daarbij werd statistisch gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, opleiding, inkomen, roken, BMI, beweging en alcoholgebruik.

Dit wijst sterk in de richting van een causaal verband: van zulke lange werkweken krijgen mensen beroertes en acute kransslagaderproblemen.

Ik moest natuurlijk denken aan Verhoogt werk ons welzijn? Ja en nee. Daar gaat het er over dat werk hebben ons weliswaar welzijn verschaft in vergelijking met werkloos zijn. Maar tegelijk blijkt de activiteit van het werk ons een heel laag welzijn te verschaffen in vergelijking met vrijwel alle andere bezigheden.

We zijn kennelijk met zijn allen nog maar slecht in staat om arbeidsomstandigheden te scheppen waarin mensen goed gedijen. Of anders gezegd, die voldoende tegemoetkomen aan onze intrinsieke behoeftes (gevoel van competentie, autonomie, verbondenheid met anderen).

Dat betekent dus dat je arbeid in niet te grote porties tot je moet nemen. Werk je 55 of meer uren per week? Hm, dan ben je niet goed bezig.

Je zou dus verwachten dat dat artikel in The Lancet eindigt met de aanbeveling om niet zulke lange werkweken te maken. En met de aanbeveling aan de overheid om werktijden beter te reguleren of de bestaande wetgeving beter te handhaven. Maar nee hoor, de enige aanbeveling is dat dokters meer aandacht moeten hebben voor deze risico's bij mensen die lange werkweken maken.

Dat lijkt op het advies aan artsen om meer aandacht te hebben voor de kans op longkanker bij mensen die veel roken. In plaats van het advies om op te roepen tot minder roken. Of om beleid te voeren om het roken terug te dringen.

Wat met roken al wel gebeurd is, een medische pressiegroep om het roken terug te dringen, dat moet kennelijk nog gebeuren met arbeidsomstandigheden en het maken van lange werkweken.

Misschien heeft de redactie van The Lancet zich ook achter de oren gekrabd, want ze voegt een commentaar aan het artikel toe (Long working hours: an avoidable cause of stroke?), waarin juist wel wordt gepleit voor betere wetgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden en arbeidstijden en betere handhaving daar van.