dinsdag 9 februari 2016

Overpeinzingen over de toekomst van de mensheid zonder coöperatieve zorg voor kinderen

Het patroon van coöperatieve zorg voor kinderen is essentieel geweest voor het evolutionaire succes van onze verre voorouders en dus van de mensheid. Dat wij bestaan, is er aan te danken dat vrouwen er in het verre, verre verleden tijdens zwangerschap en moederschap niet alleen voor stonden. Dat ze hulp kregen van vaders, oudere kinderen, grootouders, familie en andere vertrouwden, vergrootte de overlevingskansen van kinderen en maakte kortere intervallen tussen geboortes mogelijk. Zie de berichten Cooperative Breeding, Hebben wij grote hersenen doordat wij vroeger samenwerkten bij de zorg voor kinderen? en Over de coöperatieve zorg voor kinderen in de evolutie van zoogdieren en van mensen.

Dat patroon van coöperatieve zorg voor kinderen komt ook bij andere zoogdieren voor. En we weten dat het gepaard gaat met een toename van sociale tolerantie, van doelbewust anderen helpen (pro-actieve pro-socialiteit) en van instructie (teaching). Bij mensen ging het bovendien gepaard met een toename van hersenomvang en van intelligentie. En dat alles heeft cultuur en wetenschap mogelijk gemaakt.

Alle reden om te denken dat die coöperatieve zorg nogal fundamenteel is voor onze soort. En dus reden voor zorg als je onder ogen ziet dat coöperatieve zorg onder onze huidige levensomstandigheden nog maar zeer beperkt voorkomt. Want het blijkt voor de goede ontwikkeling van kinderen uit te maken of er contacten zijn met grootouders, met familie, met vrienden en met vertrouwde anderen in straat en buurt. En het blijkt uit te maken of kinderen op school les krijgen in een leeftijdsgemengde of een leeftijdshomogene groep.

Anders gezegd, kinderen groeien sociaal-emotioneel ongunstiger op als ze minder in aanraking komen met de elementen van die coöperatieve zorg. Vandaar dat Sarah Blaffer Hrdy, die van Een kind heeft vele moeders, zich zorgen maakt over de toekomst van de mensheid. Op den duur zullen tolerantie, empathie en pro-sociaal gedrag verpieteren. Oké, niet morgen of volgende week of volgend jaar. Maar soms denk je dat je het onder je ogen ziet gebeuren.

Ik had deze overpeinzingen naar aanleiding van drie nieuwe interessante artikelen.

In Innate teaching skills 'part of human nature', study says gaat het over Barry Hewlett, die onderzoek deed bij de Aka pygmeeën. Waar hem opviel hoe subtiel en spontaan kinderen instructies krijgen als onderdeel van het dagelijks leven. En hoe vanzelfsprekend daarbij de autonomie van de kinderen in acht wordt genomen. Die "natuurlijke pedagogiek" wijkt wel heel sterk af van het onderwijs waar wij onze kinderen op school aan bloot stellen. En wijkt hele sterk af van de bemoeienissen van onze hedendaagse helikopter ouders ("doe dit, doe dat, pas op voor, denk er om dat). Waarbij je natuurlijk meteen bedenkt dat de afwezigheid van coöperatieve zorg als vanzelf het verschijnsel van helikopter ouders voortbrengt.

In Revisiting the consequences of cooperative breeding bespreken Judith Burkart en Carel van Schaik de samenhang tussen coöperatieve zorg en hersenomvang en (sociale) intelligentie. Ze maken aannemelijk dat coöperatieve zorg kon ontstaan door toename van sociale tolerantie en pro-sociaal gedrag en dat toename van hersenomvang als bijproduct kon optreden. In plaats van een voorwaarde te zijn. Dat verklaart dat coöperatieve zorg ook voorkomt bij bijvoorbeeld de klauwaapjes (Marmosets), die niet uitblinken in hersenomvang.

En precies over die klauwaapjes is er nu Oxytocin is associated with infant-care behavior and motivation in cooperatively breeding marmoset monkeys, waaraan Judith Burkart ook meewerkte. De onderzoekers volgden twee groepen klauwaapjes over een duur van acht reproductieve cycli. Ze vonden dat onmiddellijk na een geboorte in de groep het oxytocine-gehalte toenam in de urine van niet alleen de moeder, maar ook van de vader en van andere groepsleden. (Oxytocine wordt wel het knuffelhormoon genoemd.) Bovendien bleek het zorggedrag (likken, op de rug meedragen en voedsel aanbieden) met de hoogte van dat oxytocine-niveau samen te hangen.

Dat wijst er op dat bij klauwaapjes het patroon van coöperatieve zorg zichzelf in stand houdt als het er eenmaal is. Het van nabij meemaken van de geboorte van nieuwe aanwas fungeert als prikkel voor de toename van oxytocine. Dat leidt tot zorggedrag en dus tot de zorgzame omgeving waarin jongen opgroeien. Die daardoor weer ontvankelijk zijn voor die prikkels die uitnodigen tot zorg. Het lijkt alsof die kringloop bij mensen is doorbroken nadat wij in grotere groepen zijn gaan leven.

Over die klauwaapjes weten we trouwens dat, hoewel hun hersenomvang niet opvalt, ze wel in staat zijn tot een bijzondere vorm van sociaal leren. Ze kunnen namelijk leren van instructievideo's, waarin een soortgenoot iets voordoet. Hun nieuwsgierigheid is zo groot dat je met die video's gemakkelijk hun aandacht trekt. Bij chimpansees blijkt dat veel moeilijker te zijn. (Zie hier een filmpje over de klauwaapjes.)

Al met al: hoe zal onze toekomst er uit zien als wij steeds meer gaan samenleven zonder die coöperatieve zorg voor kinderen? En kun je dan eigenlijk nog wel over samenleven spreken?

Geen opmerkingen: