maandag 18 april 2016

Waarom toch die obsessie met stambomen in Genesis? - Een biologische antropologie van de Bijbel - 8

Carel van Schaik en Kai Michel attenderen de lezer in hoofdstuk 3 van hun Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel op de merkwaardige passages in Genesis waarin genealogische overzichten worden uiteengezet. Die uitvoerige opsommingen stellen het geduld van de lezer op de proef. Vanwaar deze obsessie met stambomen?

Volgens Van Schaik en Michel kwam die voort uit een in de tijd van de landbouwrevolutie opkomende anti-chaosstrategie:
De samenleving moest een sociaal netwerk knopen om tegenwicht te kunnen bieden aan de centrifugale krachten (...). Er moest van alles worden gedaan om te voorkomen dat het egoïstische belang van een enkeling de samenleving in chaos zou doen verzinken.
Er moest iets in de plaats komen van de grote mate van onderlinge vertrouwdheid waarop in de jagers-verzamelaarssamenlevingen de sociale orde van samenwerking en delen was gebaseerd. Omdat mensen vrij plotseling veel meer onder vreemden kwamen te verkeren, en die kring van onderlinge vertrouwdheid een klein eilandje werd in een grote zee van alle mensen die je tegenkwam, ontstond er een tot dan onbekend probleem. Hoe ga je om met vreemden? Wat kun je verwachten van vreemden?

Het uitzoeken van wie met wie verwant
is en of een vreemde misschien toch nog in een steeds maar uitdijende stamboom met jou verbonden is, dat werd een algemeen gedeelde interesse. Een obsessie, kun je wel zeggen. Want als zo verwantschap is ontdekt of via vele omwegen is gereconstrueerd, dan creëer je daarmee een soort gezamenlijkheid die een substituut wordt van de vertrouwdheid die je eigenlijk zou willen. En dan ga je daarnaar handelen en verwacht je dat de ander dat ook zal doen.

Dan kan zo ver gaan dat we het sjabloon van verwantschap ook gaan toepassen in die gevallen waarin een "echte" verwantschap niet gevonden is. Want we zijn toch allemaal familie?
Fascinerend wat er gebeurt: hier wordt een oeroude bron van menselijk altruïsme aangeboord. Als genealogieën een 'fictieve verwantschap' construeren, hebben we te maken met een 'culturele manipulatie van familiepsychologie' met als oogmerk om in grootschalige samenlevingen solidariteit tot stand te brengen. De Bijbel simuleert één grote familie en vervangt anonimiteit door een uit een gezamenlijk verleden voortkomende vertrouwdheid.
Vandaar het gebruik in religieuze groepen om elkaar als "broeders" en "zusters" aan te spreken. En vandaar het godsbeeld van een vaderfiguur.
(In het citaat hierboven wordt verwezen naar het artikel The Evolution of Religion: How Cognitive By-Products, Adaptive Learning Heuristics, Ritual Displays, and Group Competition Generate Deep Commitments to Prosocial Religions van Scott Atran en Joseph Henrich, dat nu op mijn leeslijst staat.)
Bedenk daarbij hoe ambivalent de Bijbelverhalen als geheel zijn. Want terwijl hier de boodschap is dat we eigenlijk allemaal familie van elkaar zijn, en we ons dus ook als familie zouden behoren te gedragen, dienen weer andere verhalen om grote machtsverschillen te legitimeren. In feite handelen we natuurlijk maar beperkt volgens die familieboodschap.

Waardoor er machtigen en machtelozen ontstaan. En de machtigen verspreiden de verhalen die uitdragen dat dat zo hoort en nu eenmaal onvermijdelijk is.

Het is eigenlijk maar een klein stapje van die Bijbelverhalen naar de mediaberichtgeving en de ideologieën van vandaag de dag.

(De figuur toont de stamboom van Abraham en is ontleend aan de wiki-pagina De geschiedenis van Abraham.)

Geen opmerkingen: