donderdag 29 september 2016

75 jaar na Babi Jar

Vandaag is het 75 jaar geleden dat Duitse SS'ers en politie-agenten in een groeve nabij Kiew 33.771 Joodse inwoners van die stad vermoordden.

Dat was onderdeel van de uitroeiing (Endlösung) die meteen een aanvang nam nadat de Duitse troepen Polen binnenvielen. Die van hogerhand was bevolen en die gehoorzaam of zelfs enthousiast werd uitgevoerd. Niet alleen door SS'ers, maar ook door politie-agenten en soldaten van de Wehrmacht. Die er in brieven naar het thuisfront over schreven.

We associëren de Holocaust vooral met de gaskamers, maar het moorden op grote schaal was al eerder begonnen.

Het is te groot, te weerzinwekkend en te verontrustend om er in een blogberichtje goed op in te kunnen gaan. Maar Der Spiegel staat er vandaag op voorbeeldige wijze bij stil. Hier zijn de links:

75 Jahre Massaker von Babi Jar - Die Opfer haben Namen

Historiker Snyder zum Holocaust - "Wir machen uns unschuldiger, als wir sind"

Überlebende des Massakers von Babi Jar - "Ich fiel auf menschliche Leichen"

Update. En zie nu ook: Gauck beim Gedenken an Babi Jar - "Es schwindelt uns".

dinsdag 27 september 2016

Testosteron is niet het agressie-, maar het statuscompetitiehormoon

Het mannelijk geslachtshormoon testosteron staat bekend als het hormoon dat agressief gedrag opwekt. Er is inderdaad veel onderzoek dat in die richting wijst.

Maar er zijn ook aanwijzingen dat het agressie
opwekkende effect alleen onder bepaalde omstandigheden optreedt, namelijk in die gevallen waarin statuscompetitie tussen soortgenoten een rol speelt. Bij andere vormen van agressie, zoals van een roofdier dat een prooi belaagt of van een prooidier dat zich verdedigt, zou testosteron geen rol spelen. Zie het mooie overzichtsartikel The role of testosterone in social interaction.

Er is nu nieuw onderzoek dat die aanwijzingen versterkt: Testosterone causes both prosocial and antisocial status-enhancing behaviors in human males. Testosteron is waarschijnlijk niet het agressiehormoon, maar het statuscompetitiehormoon.

Het is zeker zo dat agressief gedrag kan helpen in de strijd om status. Zo zagen we in het bericht
Het biologische proces van statuscompetitie en leiderschap - over testosteron en cortisol dat Amerikaanse ondernemingsbestuurders met een hoger testosterongehalte een hogere statuspositie hadden bereikt, gemeten aan het aantal ondergeschikten.

Maar in de strijd om status kunnen zich ook andere middelen aandienen. Zo kunnen zich gelegenheden voordoen waarin je juist status verwerft door genereus te zijn, dus door pro-sociaal gedrag of gedrag dat daarop lijkt. Door goedgeefs te zijn, dwing je bij anderen bewondering af en dat verhoogt je status. Een hoog testosteronniveau zou dan dus ook gepaard moeten gaan met meer goedgeefsheid. Dat wil zeggen, als de gelegenheid zich voordoet om daarmee respect af te dwingen en indruk te maken (showing off).

En dat is in dit nieuwe onderzoek aangetoond. De onderzoekers lieten 40 jonge mannen een versie van het Ultimatum-spel spelen. Dat hield in dat ze moesten reageren op verdelingen van een som geld over henzelf en de persoon die de verdeling voorstelde. Als ze de verdeling accepteerden, dan werden de bedragen volgens die verdeling uitgekeerd. Maar als ze de verdeling weigerden, bijvoorbeeld omdat hij oneerlijk was, dan kreeg niemand iets.

Bovendien konden ze op een voorgesteld verdeling reageren met een "bestraffing" of een "beloning". Dat wil zeggen dat ze een straf als de verdeling hen niet aanstond omdat ze minder kregen dan de ander. Dat hield in dat de ander er op achteruitging, maar het toedienen van die straf kostte henzelf ook geld. Andersom konden ze op een genereuze verdeling reageren met generositeit, namelijk door een beloning te geven, die natuurlijk van het eigen geldbedrag afging.

Van te voren was verteld dat de voorgestelde verdelingen waren voorgeprogrammeerd. Daardoor werd mogelijk strategisch gedrag uitgeschakeld.  Het had geen zin om te proberen het gedrag van de ander te beïnvloeden, dus door straffen en beloningen gunstiger verdelingen uit te lokken. Je zou kunnen zeggen dat daardoor de reacties puur emotioneel waren.

Verder kreeg de experimentele groep een dosis testosteron geïnjecteerd en de controlegroep een placebo (een zoutoplossing). Dat gebeurde dubbelblind, dat wil zeggen zo dat noch de proefpersonen, noch de uitvoerders van het onderzoek konden weten wie tot welke groep behoorde. 

Wat bleek? De groep met toegediend testosteron gaf niet alleen meer straffen, wat je kunt zien als een agressieve reactie, maar ook meer beloningen. En precies de combinatie van die reacties kun je zien als een patroon van pogingen tot statusverwerving. In de trant van "Als jij denkt dat je mij kunt kleineren, dan leer ik jou een lesje" en "Als jij je tegenover mij netjes gedraagt, dan laat ik zien hoe goedgeefs ik ben." De onderzoekers daarover:
This increase in generosity represents a demonstration that testosterone can cause male behavior that is prosocial or beneficial to others. In addition, this behavior satisfies a distinguishing prediction of the status theory of testosterone (28), namely that testosterone should stimulate nonaggressive behaviors in males if, like generosity, those behaviors are status enhancing.
Dit resultaat kon nog eens worden bevestigd doordat van te voren de testosteronniveau's waren gemeten. Het bleek toen dat binnen de placebogroep degenen met een hoger testosteronniveau ook degen waren die meer bestraften en meer beloonden.

Kortom sterke aanwijzingen dat testosteron niet het agressiehormoon is, maar het statuscompetitiehormoon.

Bedenk daarbij wel dat dat pro-sociale of genereuze gedrag als element van de statuscompetitie een ander soort gedrag is dan het zeg maar authentieke pro-sociale gedrag dat voortkomt uit zorg voor en empathie met de ander.

(De afbeelding, een model van het testosteron molecule, C19H28O2, is ontleend aan Testosterone found to increase both social and antisocial behavior in men.)

zondag 25 september 2016

Zondagochtendmuziek - Sviatoslav Richter Schubert Sonata 21, 9, 6 & 18 .wmv

Vrijdagmiddag woonde ik in de Grote Zaal van TivoliVredenburg de voorpremière bij van Atlantis. Oratorium voor sopraan, bariton, koor en orkest van Robin de Raaff.

Wat vond ik er van? Ik had wel bewondering voor hoe de componist met zoveel instrumenten - alles wat ooit eens in een symfonieorkest is gebruikt, tot en met de windmachine - toch nog iets kan maken dat muzikaal is en, althans bij mij, min of meer de aandacht vasthield.

Maar ik dacht toch vooral aan Goethe's Wer Großes will, muss sich zusammenraffen. In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.

Daarom als tegenwicht vanochtend Sviatoslav Richter met Schubert sonates.

vrijdag 23 september 2016

Weten we wel hoe het is om niet eenzaam te zijn? Over de (biologische) behoefte aan sociale vanzelfsprekendheid

(Dit bericht is overgenomen in de Nieuwsbrief van Coalitie Erbij 22/09 - 01/10.)

Nu de Week tegen eenzaamheid is begonnen, is het misschien goed om je eens af te vragen hoe het zou zijn om niet eenzaam te zijn.

Niet eenzaam? Maar dat weten we toch? Je bent niet eenzaam als je genoeg contacten hebt met familie, vrienden, buren en anderen.

Maar weten we wel echt wat genoeg is? En weten we wel aan welke eisen die contacten moeten voldoen? Want niet alle contacten zijn even positief.

Voor een antwoord kun je te rade gaan bij sociaalwetenschappelijk onderzoekers. Die stellen eenzaamheid vast met een lijstje met uitspraken, bijvoorbeeld met deze 6:
  1. Ik ervaar een leegte om mij heen
  2. Ik mis mensen om me heen
  3. Vaak voel ik me in de steek gelaten
  4. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse probleempjes terecht kan
  5. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen
  6.  Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel
Hoe meer je het dan met 1, 2 en 3 eens bent en hoe minder je het met 4, 5 en 6 eens bent, hoe eenzamer je bent. Je zou dus niet eenzaam zijn als je niet een leegte om je heen ervaart, niet mensen om je heen mist, je niet vaak in de steek gelaten voelt, er altijd wel iemand is bij wie je met je dagelijkse probleempjes terecht kunt, er veel mensen zijn op wie je volledig kunt vertrouwen en er voldoende mensen zijn met wie je je nauw verbonden voelt.

Maar wat nu als je volgens 5 van deze uitspraken niet eenzaam bent, maar volgens 1 wel? Ben je dan niet eenzaam? Je moet dan als onderzoeker een grens leggen. Zo wordt bij de langere versie van deze lijst, die uit 11 uitspraken bestaat, de grens gelegd bij minstens 3 "ongunstige scores". Ben je volgens 3 stellingen van de 11 eenzaam, dan wordt je als eenzaam beschouwd.

Volgens die werkwijze was in 2012 bijna 40 procent van de volwassen bevolking eenzaam.

En ruin 60 procent was dus niet eenzaam. En dat houdt in dat ze 0, 1 of 2 ongunstige scores hadden.

Dat geeft inderdaad een idee van wat het is om niet eenzaam te zijn. Maar ook zie je meteen dat die grens arbitrair is. Je zou met evenveel recht kunnen hebben beslissen om alleen degenen met 0 ongunstige scores als niet eenzaam te beschouwen. Welk percentage dan zou overblijven, weet ik niet, want dat is voor zover ik weet nooit gerapporteerd.

Misschien moet je de vraag anders te lijf gaan. Want bedenk dat de mens een sociale diersoort is. En dus sociale behoeften heeft, die voor een bloeiend functioneren vervuld moeten zijn.

Dat dat zo is, leert het vele onderzoek naar de negatieve gezondheidseffecten van eenzaamheid en sociale stress. Het blootstaan aan sociaal isolement of een negatieve sociale omgeving kruipt onder onze huid, zeker als het langdurend is, en veroorzaakt daar chronische activatie van onze immuun-, neuro-endocriene en stofwisselingssytemen. Wat tot ziekteverschijnselen leidt en onze levensduur bekort.

Dat wijst er op dat onze sociale behoeften verder strekken dan tot het voorkomen van eenzaamheid in de zin van sociaal isolement. Het gaat er ook om dat we niet goed floreren in een negatieve sociale omgeving. Een omgeving waarin we er niet op kunnen vertrouwen dat anderen het goed met ons voor hebben. Of anders gezegd, waarin we met anderen moeten concurreren. Waarin we op onze hoede moeten zijn en waarin we ons voortdurend anders (beter, krachtiger) moeten voordoen dan we in werkelijkheid zijn. In die zin is eenzaamheid bepaald niet alleen iets waar ouderen onder te lijden hebben.

Een omgeving waarin je op elkaar kunt vertrouwen en waarin je jezelf kunt zijn, heet wel een gemeenschap. En een waarin je je voortdurend beter moet voordoen dan je bent, is er een waar de statusstrijd heerst. En we weten dat de afwezigheid van gemeenschap (eenzaamheid) en de aanwezigheid van statuscompetitie stressvol zijn en dus niet goed uitwerken op welbevinden en gezondheid.

En zo begint ietsje duidelijker te worden wat het zou betekenen om niet eenzaam te zijn. Je verkeert onder mensen die je vertrouwt en tegenover wie je jezelf kunt zijn. Anders gezegd, een omgeving van sociale veiligheid. Anderen zijn er als vanzelfsprekend. Je hoeft je niet (meer) te bewijzen. Je bent geaccepteerd om wie je bent.

En dan is natuurlijk meteen de vraag: voor hoeveel van ons gaat dat (nog) op? Hebben we nog wel een maatschappij waarin sociale vanzelfsprekendheid als de normale toestand kan worden beschouwd?

Ik weet het niet. Want relaties die vertrouwd en vanzelfsprekend zijn, vereisen een lange gezamenlijke geschiedenis. Langer geleden was het zelfs gebruikelijk dat je opgroeide en je verdere leven doorbracht te midden van vertrouwde anderen. Ian Mortimer (Human Race. 10 Centuries of Change on Earth) schat dat die manier van sociaal leven in het bijzonder in de loop van de twintigste eeuw tot het verleden is gaan behoren.

Dat betekent natuurlijk ook weer niet dat er helemaal niets van is overgebleven. Want voor de meeste kinderen geldt dat ze de relatie met hun ouders als vanzelfsprekend beschouwen. Je ouders zijn er altijd en je kunt erop vertrouwen. Vandaar dat de meeste kinderen een veilige hechtingsstijl ontwikkelen.

Maar kinderen komen buiten dat eigen gezin in heel andere omgevingen terecht. Daardoor blijft bij het opgroeien en volwassen worden de relatie met de eigen ouders een heel speciale. En daardoor is het overlijden van ouders, het wees worden, over het algemeen een ingrijpende levensgebeurtenis.

Ik moest denken aan het interview dat de psychiater Louis Tas (1920-2011) in 2008 gaf, hij was toen dus 88, en waarin hij over zijn ouders verklaarde:
Weet je wat het is? Ik weet dat het onredelijk is, maar ik betrap mezelf op de gedachte dat het zo langzamerhand te lang begint te duren: ze mogen nu eindelijk wel weer eens terugkomen.”
(De afbeelding toont het schilderij Automat van Edward Hopper en is ontleend aan Edward Hopper and his paintings.)

dinsdag 20 september 2016

Paul Krugman over wat we van de crisis hebben geleerd

Het is vandaag Prinsjesdag. In de media wordt het rampzalige bezuinigingsbeleid van Rutte-II met de mantel der liefde (of met de mantel der onwetendheid?) bedekt. Rutger Bregman twitterde
Het probleem is dat evaluatie kabinet wordt overgelaten aan Haagse redacties, die alles weten van t spelletje - niet wat er op spel staat.
Dan krijg je dus journalisten die het knap vinden dat ze het 4 jaar volhouden. En dan krijgt Rutte een 8- van de Volkskrant..
Zo is het.

Maar lees vooral ook de tekst van de lezing die Paul Krugman vandaag in Genève geeft ter gelegenheid van het ontvangen van de Picciotto Prize van het Graduate Institute Geneva: What Have We Learned From The Crisis?

Hij kijkt terug op hoe economen en politici gereageerd hebben op de economische crisis en hoe de wortels daarvan liggen in de verkeerde lessen die uit de stagflatie van de jaren 70 zijn getrokken.

Bij wijze van leeswijzer citeer ik de drie lessen die we geleerd zouden moeten hebben:
First, we’ve seen a lot of vindication for old, unfashionable ideas – oldies but goodies that got deemphasized, and in some cases effectively blackballed, in the decades following the 1970s, but have turned out to be remarkably useful practical guides to policy and its effects in the post-crisis world. 
Second, there have been some revelations about financial markets, especially the role of liquidity and the failure of arbitrage when you need it most, that have definitely changed how I see the world, and have important policy implications. 
Third, we’ve made some important and uncomfortable discoveries about the politics and sociology of economics itself – about the resistance of both the economics profession and public officials to changing their views in the face of contrary information.
Wat dat laatste inzicht betreft, dat slaat o.a. op dat sekte-achtige gedrag van de Europese politici waaraan de euro ten onder dreigt te gaan. Ik schreef daarover in In het Europese economische beleid is nog steeds een sekte aan de macht en Als je door een sekte geregeerd wordt, dan loopt dat niet goed af.

maandag 19 september 2016

Minder anti-immigrantensentiment door meer sociaal contact - Nieuwe aanwijzingen

In verreweg het grootste deel van de mensheidsgeschiedenis, de periode van de Paleo Sociale Omgeving, hebben mensen hun leven doorgebracht in een sociale kring van vertrouwden. Met de opkomst van de landbouwsamenlevingen, 8000 tot 10.000 jaar geleden, ontstond er een nieuwe sociale uitdaging: hoe om te gaan met vreemden en met leden van andere etnische groepen?

Omdat die uitdaging nieuw was, konden ontmoetingen met vreemden verschillende kanten opgaan: die van vriendelijke kennismaking en acceptatie tot wantrouwen en vijandigheid. Een in de sociale wetenschappen bekende hypothese, die teruggaat tot Gordon Allport (The Nature of Prejudice 1954), is dat de kans op acceptatie groter wordt naarmate er meer gelegenheid is geweest voor sociaal contact. Hoe meer contact, hoe meer vertrouwdheid en hoe meer acceptatie. Zie mijn eerdere bericht over de contacthypothese: Meer contact helpt tegen vooroordelen en tegen (gewelddadige) conflicten. En over hoe dat komt.

Er zijn veel aanwijzingen dat die sociale contacthypothese klopt. Studies in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten hebben herhaaldelijk aangetoond dat autochtonen (whites) die in een wijk wonen met een groter aandeel minderheden en immigranten positiever staan tegenover leden van andere groepen dan degenen die in een homogeen witte wijk wonen. En dat moet er aan liggen dat ze meer gelegenheid hebben om met die anderen contact te hebben en er enige vertrouwdheid mee te ontwikkelen.

Maar er is kritiek mogelijk op dat onderzoek. Want het zou kunnen zijn dat als je naar verhuisbewegingen zou kijken, dat dan blijkt dat degenen met een anti-immigrantensentiment zulke gemengde wijken al hebben verlaten (white flight) of al eerder hebben besloten om er niet te gaan wonen (white avoidance). Waardoor degenen die immigranten en minderheden gemakkelijker accepteren in gemengde wijken zijn oververtegenwoordigd.

Of dat zo is en in welke mate dat zo is, kan natuurlijk alleen blijken uit onderzoek dat naar een langere periode kijkt. Precies zulk onderzoek is nu uitgevoerd in Engeland en Wales: “White Flight” orPositive Contact? LocalDiversity and Attitudesto Immigration in Britain.

De onderzoekers analyseerden de gegevens van Understanding Society. The UK Household Longitudinal Study over een periode van 20 jaar. En ze vinden niet of nauwelijks aanwijzingen voor white flight: er is geen verschil tussen autochtone bewoners met anti- en pro-immigrantensentiment in de neiging om uit een gemengde wijk weg te trekken. Wel is er een klein verschil in de geneigdheid om naar een gemengde wijk toe te trekken.

Een en ander betekent dat de sociale contacthypothese overeind blijft: slechts een klein deel van de positievere houding van witte bewoners van gemengde wijken tegenover minderheden en immigranten kan verklaard worden door zelfselectie, dus door white flight en white avoidance.

Wat dus blijft staan is dat contact mensen bij elkaar brengt.

(De afbeelding toont de sociaal-psycholoog Gordon Allport, 1897-1967.)

zondag 18 september 2016

Wat is de oorsprong van de God die overwon? - Een biologische antropologie van de Bijbel - 14

Waar komt het beeld vandaan van God (de Heer, Jezus) die overwon? Die de zegekroon draagt? Die muren neerhaalt en bolwerken afbreekt? Voor wiens troon je neerknielt?

Dat beeld komt bijvoorbeeld naar voren uit de bij veel gelovigen populaire Opwekking 764 - Zegekroon. Hier vind je de tekst van dat lied en kun je meemaken hoe het wordt gezongen en krijg je enig idee van wat het doet met de gelovigen die het zingen. En kun je lezen op welke Bijbelpassages de tekst is gebaseerd.

Als je de video tot het einde blijft bekijken, krijg je
ook een idee van de gevoelens die de tekst en het zingen daarvan oproepen. De armen gaan omhoog, soms met een gestrekte wijsvinger. Het lijkt dat het overwinnen wordt belichaamd. Dat wil zeggen, de vereenzelviging met de overwinnaar. Want, zie het eerste couplet, die overwinnaar is ook tegelijk "mijn vriend".

Nu kun je dat overwinnen opvatten als het overwinnen van de dood, zoals in het voorlaatste couplet gebeurt. Maar als je de hele tekst tot je laat doordringen (strijden, zegekroon, glorie, bestrijden, de wereld overwon, neergehaalde muren, afgebroken bolwerken), dan lijkt het alsof het beeld van God als overwinnaar historisch gemodelleerd is naar dat van een wereldlijke overwinnaar.

En dat dat zo is, wordt aannemelijk gemaakt door Carel van Schaik en Kai Michel in hoofdstuk 8 (Jahwe: De God met twee levens) van Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel. Zie hier het vorige bericht in deze reeks. Hoe ging dat in zijn werk?

Vanuit een toestand van "een bonte mix aan stedelijke en regionale goden, aangevuld met allerlei vormen van familiaire devotie", ontstond in de koninkrijkjes Israël en Juda "behoefte aan een officiële staatsgod". Want wat was het geval? De twee rijkjes werden eeuwenlang bedreigd, aangevallen, belegerd, veroverd of tot vazal gemaakt door het oppermachtige Assyrië. Er waren niet alleen de "gewone" epidemieën, droogtes en vluchtelingennood, maar er waren ook de oorlogsrampen. Die een ware oorlogspsychose creëerden (de term is afkomstig van Max Weber)

Die toestand heeft langs twee wegen invloed uitgeoefend op het ontstaan van het beeld van Jahwe als de God die overwon. De eerste weg begint bij de gedachte dat oorlogsrampen een straf zijn van God. en hoe groter de rampen, hoe machtiger die God moet zijn:
Ook dat is het resultaat van een dwingende logica: als een nederlaag Gods straf is, volgt hieruit noodzakelijkerwijs dat de grote Assyrische koning het koninkrijk Israël alleen verovert omdat God hierdoor zijn volk wil straffen. Wanneer de Babyloniërs Jeruzalem brandschatten, zijn ze een folterinstrument in Gods handen.
En die macht is natuurlijk het grootst als God geen andere goden naast zich duldt. Vandaar het beeld van Jahwe als alleenheerser, als overwinnaar. En het gebod om geen andere goden te aanbidden.

Maar daar kwam een tweede weg bij. Want de staatsvorming van Israël en Juda was een geval van zogenaamde secundaire staatsvorming. Andere rijken, zoals dat oppermachtige Assyrië, waren er al en konden tot voorbeeld dienen.
"Zo op aarde, zo in de hemel," zegt Robert Wright (in The Evolution of God). Het bovenaardse is geneigd het spoor te volgen van het politieke. (..) bij secundaire staatsvorming (...) oriënteerde men zich op bestaande voorbeelden. Toen Israël en Juda staten werden, hadden ze te maken met reusachtige imperia en absolute monarchen die over grote volken heersten. Ook als het aan eigen macht ontbrak werden deze als voorbeeld voor de eigen instituties genomen en werd de eigen staatsgod met dezelfde absolutistische kwaliteiten uitgerust.Zeker ook opdat in elk geval hun eigen God de vreemde grootmachten het hoofd zou kunnen bieden.
 Kortom, Jahwe werd gemodelleerd naar het voorbeeld van de grote koning van Assyrië. En naar de verplichtingen die die koning oplegde. De verplichting om
geen oog te hebben voor een andere heer dan de grote koning van Assyrië. (...) Ze moeten de grote koning beloven "volledig loyaal te zijn," "hem lief te hebben" en elke poging om hen van deze exclusieve verhouding af te brengen en te bewegen zich tot de farao te wenden, genadeloos brandmerken en straffen, zelfs als het om hun eigen vrouw of kinderen gaat".
Waarna Van Schaik en Michel een passage uit Deuteronomium aanhalen waarin Jahwe voorschrijft hoe om te gaan met degene die andere goden dient:
wees onverbiddelijk, heb geen medelijden met hem en houd hem niet de hand boven het hoofd. U moet hem ter dood brengen; samen met uw volksgenoten moet u hem stenigen tot de dood erop volgt, en u moet zelf de eerste steen werpen. Dat is zijn straf, want hij heeft geprobeerd u te vervreemden van de HEER, uw God, die u uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. Het hele volk van Israël moet daardoor worden afgeschrikt, zodat dergelijke wandaden zich niet zullen herhalen.
Wat zich na de overgang van jagen-verzamelen naar de landbouwsamenlevingen lijkt te hebben voltrokken is dus het ontstaan van absolute heersers, die gehoorzaamheid, ja zelfs liefde, van hun onderdanen eisten en vervolgens als voorbeeld dienden voor de constructie van een oppermachtige, alleenheersende God.

De God die overwon.

Ik ben geen gelovige, dus waar bemoei ik me mee, maar soms denk ik, was die toestand van een bonte mix van goden, waarin elke god door een ander kon worden tegengesproken, niet veel beter voor ons geweest?

(De afbeelding is ontleend aan Opwekking 764.)

Zondagochtendmuziek - Pierre Boulez - Répons, INSOMNIO cond. Ulrich Pöhl

Als onderdeel van de Gaudeamus Muziekweek en de 42nd International Computer Music Conference speelde Het Insomnio Ensemble vrijdag in Utrecht tijdens het TivoliVredenburg lunchpauzeconcert. Op het programma stonden twee werken van Pierre Boulez en een van Stylianos Dimou.

Na afloop vond een medebezoekster dat het "anders dan anders" was geweest. En ja, dat was het. Juist daarom denk ik dat het mij wel boeide. Maar muziek om te omhelzen was het bepaald niet.

Hier speelt Insomnio een ander werk van Boulez: Répons. De première daarvan was op 5 maart 1986 in New York. De recensent van de New York Times schreef er dit over:
The processor took in the sounds, changed them in timbre, volume and other ways and regurgitated the results, sending altered sounds whirling about the hall by means of what seemed to be dozens of strategically placed loudspeakers. No sound was left unamplified or untransformed, and yet the results soon became completely predictable and monotonous. Répons began in semidarkness, but about seven minutes into the performance the house lights came up suddenly, along with the loudness level. This offered some theatrical promise, but nothing else so dramatic happened all evening. The familiar Boulez style of composing, with its spasmodic gasps and lurches, did not permit much variety, even though the amplified sounds that issued from various corners of the hall could sometimes be savored as purely acoustical events. The work, however, simply went on and on to no purpose that I could discern. At odd moments it was superficially stimulating in the way a cold shower can be, but as music it added up to little more than a series of unconnected tone clusters, arpeggios and pedal notes.... However rigorous its plan and structure may be–and no one doubts Mr. Boulez's ability to construct a score of great logical beauty–its effect was oddly random. Répons was a bath of sound, too long drawn out to be really invigorating. Perhaps at 10 or 15 minutes it might have kept one's attention better, but that is conjecture.
"Het werk ging echter eenvoudigweg verder en zonder enig doel dat ik kon bespeuren." Dat was precies het gevoel dat ik vrijdag zo nu en dan ook had. En toch boeide dat.

maandag 12 september 2016

Participatiesamenleving en verzorgingsstaat: niet of-of, maar en-en? Meer aanwijzingen voor en-en

We leven in een tijd waarin velen, waaronder politici, denken dat de verzorgingsstaat is doorgeschoten en dat we toe moeten naar een participatiesamenleving. De gedachte daarachter is dat de voorzieningen van de verzorgingsstaat, zoals de uitkeringen en de thuiszorg, de onderlinge hulpverlening, de mantelzorg, verdringen. De verzorgingsstaat zou mensen onderling minder solidair maken.

Dat thema van de verdringing (crowding-out) speelt al langer. Bijvoorbeeld ook al ten tijde van het hele prille begin van de verzorgingsstaat, dus toen de Armenwet in werking trad. In 1848, als ik het goed heb. Er waren toen tegenstanders die net als nu de gedachte van de verdringing aanhingen. Armenhulp door de overheid zou de onderlinge hulp door familie, kerk en liefdadigheid verminderen en zou zelfs moreel verval met zich meebrengen.

We weten al dat de huidige aanwijzingen voor het optreden van verdringing niet sterk zijn. Zie Verdringt de verzorgingsstaat de onderlinge hulpverlening?, waarin ik onderzoek aanhaalde dat juist wijst op crowding-in: een ruimhartige verzorgingsstaat gaat juist samen met méér onderlinge hulpverlening. In plaats van verdringing, vullen formele zorg en informele zorg elkaar aan. Daarom ook het bericht Participatiesamenleving in plaats van verzorgingsstaat? Niet of-of, maar en-en.

Er is nu nieuw onderzoek dat laat zien dat zulks ook al het geval was ten tijde van de eerste Poor Laws in Engeland en Wales in de late achttiende en de vroege negentiende eeuw.

In Does Welfare Spending Crowd Out Charitable Activity? Evidence from Historical England Under the Poor Laws analyseren de onderzoekers de beschikbare gegevens over uitkeringen in het kader van de Poor Law en de inkomsten van (donaties aan) liefdadigheidsinstellingen.

Vergelijking tussen districten levert dan op, als je met allerlei mogelijke verstorende variabelen rekening houdt, dat in districten met meer en hogere Poor Law-uitgaven ook de inkomsten (donaties) aan liefdadigheidsinstellingen hoger waren. In het plaatje zie je de puntenwolk waaruit dat positieve verband naar voren komt. Op de horizontale as staan de Poor Law-uitgaven en op de verticale as de inkomsten van de liefdadigheidsinstellingen, beide per hoofd van de bevolking. (Zie voor een samenvatting van het onderzoek ook WELFARE SPENDING DOESN’T ‘CROWD OUT’ CHARITABLE WORK: Historical evidence from England under the Poor Laws.)



De onderzoekers concluderen:
We find strong empirical support for a positive relationship between welfare provision and charitable giving using data from the late eighteenth and early nineteenth centuries, at a time when both were expanding but were subject to increasing criticism, in particular by economists. This mirrors the situation since the end of the Second World War, when the size and scope of government provision has come increasingly under attack. There are certainly many theoretical justifications for this but we believe that the crowding-out hypothesis should not be one of them. On the contrary, there even seems to be evidence that government can set an example for private donors.
En dat laatste komt dus overeen met mijn eerdere vermoeden:
(...) het bekende crowding out-effect (...) veronderstelt dat de menselijke motivatie om anderen te helpen alleen instrumenteel is. In de zin dat als anderen, de overheid, die hulp al geeft, dat dan de motivatie verdwijnt. De overheid doet het al, dus dan hoef ik niet meer.

Maar de aanwijzingen zijn dat de menselijke sociale natuur anders in elkaar zit. Mensen willen graag helpen omdat de daad van het helpen hen voldoening geeft. Dat is het zogenaamde warm glow-model. Bovendien werkt daarbij de sociale beïnvloeding: jouw neiging om te helpen wordt bevorderd als je anderen ziet helpen. Dat versterkt gevoelens van onderlinge solidariteit en van "dat doen wij voor elkaar". Pro-sociaal gedrag is besmettelijk. En dus kan ook de overheid het goede voorbeeld geven. Want de overheid, dat zijn wij met zijn allen.

zondag 11 september 2016

Zondagochtendmuziek - Kapok & Ragazze Quartet - Terry Riley/ Sunrise of the Planetary Dream Co...

Er is van alles aan de hand in de Nederlandse muziekscene. Zo is er het Ragazze Quartet (Méér dan een strijkkwartet), waarvan ik in juli een prachtig optreden meemaakte in het kerkje van Den Hoorn op Texel. (Update. Fout! Dat was het Vivezza Trio. Slordig van me. Mijn excuses.) En zo is er Kapok (met dank aan Jan Scheffer):
een van de meest opvallende jonge bands in de huidige Nederlandse muziekscene. De band staat bekend om hun ritmische vuurwerk en aanstekelijke interactie, en om de knetterende, onvoorspelbare energie van hun live shows. Kapok jat naar hartelust uit allerlei muziek, waaronder funkrock, klassieke muziek, vrije improvisatie en Afrikaanse muziek – een verzameling invloeden die onwaarschijnlijk klinkt, maar in de muziek heel natuurlijk samengaat
Hier treden ze samen op in Vrije Geluiden. Van Terry Riley: Sunrise of the Planetary Dream Collector, oorspronkelijk gecomponeerd voor het Kronos Quartet.

donderdag 8 september 2016

Bas Jacobs: De vraag moet zo krachtig worden gestimuleerd dat overbesteding en inflatie ontstaat

De Balie organiseert op 20 september het Prinsjesdaggesprek: De balans van het land. Economen bespreken de Miljoenennota en het economisch beleid van de regering. Naast Bas Jacobs, zijn dat Bas ter Weel, Arnoud Boot en Sandra Philippen.

Na de berichten op dit blog:
zijn we natuurlijk vooral nieuwsgierig naar de bijdrage van Bas Jacobs, hoogleraar Economie en Openbare Financiën aan de Erasmus Universiteit.

Welnu, die valt nu al te lezen in het artikel Langdurige stagnatie? Je gaat het pas zien als je het door hebt, dat vandaag in ESB is verschenen (registratie vereist). Voor de niet-economen onder ons hier de twee inleidende zinnen en de conclusie:
Alle beschikbare data wijzen op grote permanente schade van de Grote Recessie en een aanzienlijk risico op langdurige stagnatie. Macro-economisch beleid moet dat voorkomen door de geaggregeerde vraag voldoende te stimuleren, zowel monetair, budgettair als fiscaal.
CONCLUSIES 
Een visie op macro-economische politiek ontbreekt volledig in Nederland. Alle beschikbare data wijzen op fragiel economisch herstel, sterke hysterese-effecten en een aanzienlijk risico op langdurige stagnatie. Beleid uitsluitend gericht op structurele hervormingen en budgettaire orthodoxie is de vijand van het goede. Zo kostte het begrotingsbeleid van de kabinetten-Rutte I en II een derde van de gemiste bbp-groei sinds 2008 (zes procent bbp) bij conservatieve schattingen van de begrotingsmultiplier (Jacobs, 2015b). Te geringe vraagstimulansen zorgen slechts voor kortstondige oplevingen; zolang onderbesteding aanhoudt, zal de economie na verloop van tijd weer terugvallen in stagnatie en desinflatie. De vraag moet daarom zo krachtig worden gestimuleerd dat overbesteding en inflatie ontstaat. Alleen dan kan de economie aan de nul-ondergrens op de rente ontsnappen, wordt langdurige stagnatie vermeden en kan onnodige structurele schade aan de economie worden voorkomen.
Dat zijn conclusies uit een macro-economische analyse op grond van de reguliere economische handboeken.

Maar de Nederlandse politici hebben in hun "wijsheid" ooit besloten dat die handboeken wel uit het raam gegooid konden worden. Hoog tijd om daar buiten weer op zoek te gaan.

Update. Ondertussen is er ook het ING-rapport Snoeien om te groeien? dat in dezelfde richting wijst. Lees ook de reactie van Bas Jacobs daarop: ING heeft gelijk: overheidsbeleid in de periode 2011-2017 kostte volgens het CPB ongeveer 365.000 banen

dinsdag 6 september 2016

Wat is het echte onderscheid tussen de progressief/linkse en de conservatief/rechtse morele intuïties?

Gedurende het opgroeien in het sociale domein van de persoonlijke relaties (familie, vrienden), leren mensen morele intuïties aan. Die intuïties beïnvloeden ons gedrag. Maar doordat wij in een maatschappij leven met naast dat persoonlijke domein ook het publieke domein, is de mate en de richting van beïnvloeding niet vanzelfsprekend.

Volgens de Moral Foundations Theory (MFT) van Jonathan Haidt en anderen kun je in het menselijke morele spectrum zes morele intuïties onderscheiden, die elk met twee tegenstellingen van "goed" tegenover "kwaad" kunnen worden gekarakteriseerd:
  • zorgen/leed toebrengen
  • rechtvaardig zijn/anderen bedriegen 
  • vrijheid van anderen respecteren/anderen overheersen 
  • loyaal zijn/anderen verraden
  • gezag aanvaarden/gezag ondermijnen
  • heiligheid respecteren/heiligheid onteren
Volgens diezelfde theorie beïnvloeden die intuïties ons politieke denken, het denken dus over de juiste inrichting van het publieke domein.

Maar er is differentiatie. Want in dat politieke denken is er het onderscheid tussen "progressief/links" en "conservatief/rechts". En de MFT-onderzoekers menen te hebben aangetoond dat het progressief-linkse denken zich concentreert op zorg voor elkaar, op rechtvaardigheid en op vrijheid, terwijl het conservatief-rechtse denken het hele spectrum van intuïties bestrijkt. Dat zou verklaren dat conservatief-rechts progressief-links wel begrijpt en dat dat andersom niet het geval is.

Of dat zo is? In het bericht Morele intuïties in het persoonlijke en onpersoonlijke domein betoogde ik dat je, uitgaande van de Dual Mode-theorie, zou zeggen dat het onderscheid tussen de gemeenschapsintuïties (de eerste vier) en de statuscompetitie-intuïties (de laatste twee) meer voor de hand ligt. Volgens dat onderscheid zou progressief/links het publieke domein als een gemeenschap willen inrichten en zou conservatief/rechts van oordeel zijn dat daar de statuscompetitie zijn werk moet doen.

De uitkomsten van de pas verschenen studie Replacing the Moral Foundations: An Evolutionary-Coalitional Theory of Liberal-Conservative Differences lijken in dezelfde richting te wijzen. Ik citeer:
We here provide evidence reinterpreting the Harm and Fairness scales as reflecting a universalizing motive and evidence suggesting Authority, Ingroup, and Purity scales reflect an authoritarian motive. Additionally, we provide evidence of a third dominating motive structuring conservatism.
Kort gezegd: er is een progressief/links denken dat de gemeenschapsintuïties in het publieke domein voor iedereen geldigheid behoren te hebben (universalisme) en er is een conservatief/rechts denken dat onderscheid maakt tussen ingroup en outgroup en dat gezag, heiligheid (zuiverheid) en overheersing (hiërarchie) voorop stelt. En dat laatste is het thema van de statuscompetitie en statushiërarchie, binnen de groep en tussen groepen.

maandag 5 september 2016

Puur altruïsme bestaat echt - En meer bij ouderen

Het is misschien de tijd waarin we leven, maar je komt vaak een cynische kijk op mensen tegen. Die houdt in dat iedereen van binnen een egoïst is die alleen op eigen gewin uit is en dat alle menselijke goedheid niet meer is dan een vernislaagje dat dient om van anderen het vertrouwen te winnen en om van hun goedgelovigheid te profiteren. Wat op altruïsme lijkt, zou dan alleen maar voortkomen uit de zorg om de eigen reputatie, om op anderen indruk te maken. Dat cynisme wordt wel verwoord met de frase Scratch an ‘altruist’ and watch a ‘hypocrite’ bleed.

Dat cynisme staat op de een of andere manier wel stoer en in een statuscompetitieve maatschappij is het altijd goed om stoer over te komen.

Maar de menselijke sociale natuur is complex en het is plausibel dat "echt", "puur" altruïsme er ook onderdeel van is. (Denk aan de Dual Mode-theorie als het gaat om die complexiteit.)

De nieuwe studie A General Benevolence Dimension That Links Neural,Psychological, Economic, and Life-Span Data on AltruisticTendencies versterkt de al bestaande aanwijzingen in die richting. Zie ook Signs of pure altruism converge in the brain and increase with age voor een samenvatting van het onderzoek.

De onderzoekers namen bij 80 personen een fMRI-scan af terwijl die keken naar verschillende verdelingen van sommen geld over henzelf en verschillende goede doelen. Ze keken in het bijzonder naar de hersengebiedjes waarin beloond worden neuraal wordt verwerkt. Bij sommige van de deelnemers waren die gebiedjes vooral actief in die gevallen dat die verdelingen voor henzelf gunstig uitvielen.

Maar bij anderen waren ze juist heel actief als er veel geld naar een goed doel ging. Wat dus laat zien dat deze personen daarbij een gevoel van beloning ervoeren. Bij hen was het besef dat een charitatieve instelling meer middelen kreeg toegediend, een aangename ervaring.

Beide blijkt dus mogelijk: de een is een egoïst, de ander een (pure) altruïst.

Interessant was dat dat pure altruïsme blijkt samen te hangen met de scores op vragenlijstjes waarmee de mate van empathische bezorgdheid en de geneigdheid tot inleving in anderen werden gemeten. Wat mensen verbaal over zichzelf vertelden, blijkt te worden "bevestigd" door hun hersenactiviteit.

Opvallend was ook dat het pure altruïsme meer voorkwam bij de ouderen. Dat kan er op wijzen dat het met de jaren groeit. Misschien hangt dat er mee samen dat we gedurende onze levensloop beter leren om andere mensen te vertrouwen, Omringd door anderen die je vertrouwt, is het makkelijker om puur altruïstisch te zijn.

Maar toch vraag je je af of dat niet anders zou kunnen. Waarom moeten mensen eerst een egoïstische en wantrouwende levensfase door alvorens uit te groeien tot elkaar vertrouwende altruïsten? Wat een verspilling.

donderdag 1 september 2016

Over de sociale nadelen van vaak verhuizen, in het bijzonder ook voor kinderen

Als mensen een fundamenteel sociale diersoort zijn, dan mag je verwachten dat de behoefte aan een stabiele en vertrouwde sociale omgeving groot is. Als die er niet is, dan liggen de bekende negatieve effecten van eenzaamheid en statuscompetitie op de loer. (Zie Draait alles om vertrouwdheid? en De stress van statuscompetitie en eenzaamheid.)

Een en ander doet vermoeden dat het vaak veranderen van sociale omgeving, zoals door te verhuizen, negatieve gevolgen heeft.

En dat klopt. We hebben al gezien dat het vaak verhuisd zijn leidt tot sociale vluchtigheid, d.w.z. met het onvermogen of het gebrek aan bereidheid om je aan anderen te hechten.

En we hebben gezien dat het vaak verhuisd zijn samengaat met verlies aan sociale contacten, de kans op eenzaamheid en met de negatieve gevolgen daarvan voor welbevinden en gezondheid.

Een fraai overzicht van het onderzoek naar de negatieve gevolgen van geografische mobiliteit voor het individu zowel als voor de buurt en de maatschappij geeft Shigehiro Oishi in The Psychology of Residential Mobility: Implications for the Self, Social Relationships, and Well-Being.

Je zou kunnen denken dat die negatieve gevolgen er vooral ook voor kinderen zullen zijn. Dat zou verklaren dat gezinnen door niet te verhuizen proberen om hun sociale contacten in stand te houden. Zie Hoe gezinnen pogen om sociale contacten in stand te houden - door niet te verhuizen.

Er is nu het nieuwe onderzoek Cumulative, Timing-Specific, and Interactive Models of Residential Mobility and Children's Cognitive and Psychosocial Skills dat ingaat op die negatieve gevolgen voor kinderen. De onderzoekers analyseerden gegevens van de Early Childhood Longitudinal Study, Kindergarten Class of 1998–1999 (ECLS-K). Ze vinden, weliswaar kleine, negatieve effecten van vaker verhuisd zijn, vooral op jonge leeftijd, op het psychosociaal functioneren (zelfbeheersing, sociale vaardigheden, internaliserende en externaliserende problemen). Bovendien blijven die effecten langere tijd bestaan. (De kinderen werden gevolgd van de kinderopvang tot groep 8.)

Het is niet verrassend dat zulke negatieve effecten optreden. Zie het begin van dit bericht. Maar de vraag is of wij daar ieder voor zich en collectief wel voldoende rekening mee houden. Een maatschappij waarin mensen gemakkelijker in staat zijn om een stabiele en vertrouwde sociale omgeving in stand te houden, zou in ieder geval in sociaal opzicht voordelen hebben. Misschien moeten we ons daar meer rekenschap van geven dan we tot nu toe doen.

Mijn oog viel op dit fraaie citaat dat Oishi aanhaalt in dat artikel dat ik hierboven noem:
My father grew up in a small town and worked for the same company. He knew the same fourteen people in his entire life. I meet more people than that in any given day.
Het is afkomstig uit The rise of the creative class van Richard Florida (2002). Dat zou suggereren dat creativiteit en sociale vluchtigheid samengaan. Of dat zo is?