dinsdag 6 september 2016

Wat is het echte onderscheid tussen de progressief/linkse en de conservatief/rechtse morele intuïties?

Gedurende het opgroeien in het sociale domein van de persoonlijke relaties (familie, vrienden), leren mensen morele intuïties aan. Die intuïties beïnvloeden ons gedrag. Maar doordat wij in een maatschappij leven met naast dat persoonlijke domein ook het publieke domein, is de mate en de richting van beïnvloeding niet vanzelfsprekend.

Volgens de Moral Foundations Theory (MFT) van Jonathan Haidt en anderen kun je in het menselijke morele spectrum zes morele intuïties onderscheiden, die elk met twee tegenstellingen van "goed" tegenover "kwaad" kunnen worden gekarakteriseerd:
  • zorgen/leed toebrengen
  • rechtvaardig zijn/anderen bedriegen 
  • vrijheid van anderen respecteren/anderen overheersen 
  • loyaal zijn/anderen verraden
  • gezag aanvaarden/gezag ondermijnen
  • heiligheid respecteren/heiligheid onteren
Volgens diezelfde theorie beïnvloeden die intuïties ons politieke denken, het denken dus over de juiste inrichting van het publieke domein.

Maar er is differentiatie. Want in dat politieke denken is er het onderscheid tussen "progressief/links" en "conservatief/rechts". En de MFT-onderzoekers menen te hebben aangetoond dat het progressief-linkse denken zich concentreert op zorg voor elkaar, op rechtvaardigheid en op vrijheid, terwijl het conservatief-rechtse denken het hele spectrum van intuïties bestrijkt. Dat zou verklaren dat conservatief-rechts progressief-links wel begrijpt en dat dat andersom niet het geval is.

Of dat zo is? In het bericht Morele intuïties in het persoonlijke en onpersoonlijke domein betoogde ik dat je, uitgaande van de Dual Mode-theorie, zou zeggen dat het onderscheid tussen de gemeenschapsintuïties (de eerste vier) en de statuscompetitie-intuïties (de laatste twee) meer voor de hand ligt. Volgens dat onderscheid zou progressief/links het publieke domein als een gemeenschap willen inrichten en zou conservatief/rechts van oordeel zijn dat daar de statuscompetitie zijn werk moet doen.

De uitkomsten van de pas verschenen studie Replacing the Moral Foundations: An Evolutionary-Coalitional Theory of Liberal-Conservative Differences lijken in dezelfde richting te wijzen. Ik citeer:
We here provide evidence reinterpreting the Harm and Fairness scales as reflecting a universalizing motive and evidence suggesting Authority, Ingroup, and Purity scales reflect an authoritarian motive. Additionally, we provide evidence of a third dominating motive structuring conservatism.
Kort gezegd: er is een progressief/links denken dat de gemeenschapsintuïties in het publieke domein voor iedereen geldigheid behoren te hebben (universalisme) en er is een conservatief/rechts denken dat onderscheid maakt tussen ingroup en outgroup en dat gezag, heiligheid (zuiverheid) en overheersing (hiërarchie) voorop stelt. En dat laatste is het thema van de statuscompetitie en statushiërarchie, binnen de groep en tussen groepen.

1 opmerking:

Paul Jonker-Hoffrén zei

Ik moet eigenlijk wat meer uitvoerig hierop ingaan, maar dit recente onderzoek, m.n. wat betreft ingroup/outgroup sluit heel goed aan op Jane Jacobs' "Systems of Survival: A Dialogue on the Moral Foundations of Commerce and Politics" (één van mijn favoriete boeken).