zaterdag 1 oktober 2016

Is er een gen voor eenzaamheid? En over maatschappijvergelijking

Is er een gen voor eenzaamheid? Nee, dat lijkt niet het geval te zijn. Uit vorig onderzoek kwamen wel varianten van bepaalde genen als kandidaat naar voren, maar in nieuw onderzoek met een groot databestand (10.760 Amerikanen van 50 jaar en ouder) houdt geen van die mogelijke verbanden stand (Genome-Wide Association Study of Loneliness Demonstrates a Role for Common Variation). Zie ook de samenvatting van het onderzoek in ScienceDaily.

Ik was er benieuwd naar om welk gen of samenstel van genen het zou kunnen gaan en naar de associaties met andere gedragskenmerken. Toch geeft dit nieuwe onderzoek over dat laatste wel enig inzicht.

Want de onderzoekers konden een schatting maken van de overerfbaarheid van eenzaamheid. Eenzaamheid, niet als een tijdelijk fenomeen, maar als de kans op eenzaamheid gedurende de levensloop, blijkt voor 14 tot 27 procent genetisch bepaald.

Wat dat precies betekent, wordt iets duidelijker als je bedenkt dat er een gemeenschappelijke overerfbaarheid blijkt te zijn van eenzaamheid, neuroticisme, extraversie en depressieve symptomen. Dat doet vermoeden dat een genetische "verklaring" voor eenzaamheid en een maatschappelijke verklaring niet los van elkaar staan.

Want het zou kunnen zijn dat je in een land als de Verenigde Staten behoorlijk emotioneel stabiel moet zijn (tegenovergestelde van neuroticisme), behoorlijk extravert en weinig depressief om niet eenzaam te worden. In andere landen of sociale omstandigheden zou dat anders kunnen zijn.

Denk (weer) even aan de Boliviaanse Tzimane, die misschien qua aanleg voor neuroticisme niet verschillen van Amerikanen, maar die in een sociale omgeving hun leven doorbrengen waarin die aanleg helemaal niet tot uiting kan komen. Zie (nog eens) het bericht Waarom zijn we eigenlijk niet allemaal emotioneel stabiel?

Want Amerikanen (en wij Nederlanders) leven in een maatschappij waarin we bloot staan aan de uitdagingen van het vermijden van sociaal isolement en van het moeten meedoen aan de statuscompetitie. Wat onder meer inhoudt dat je je voortdurend beter en krachtiger en slimmer moet voordoen dan je bent. Dat wij met die uitdagingen worden geconfronteerd, betekent dat wij aanhoudend stressvolle gebeurtenissen meemaken: bedreigingen die met afwijzing en eenzaamheid en met strijd en nederlaag te maken hebben..

Dat is dus een sociale omgeving waarin het helpt, ja, noodzakelijk is, om emotioneel stabiel te zijn, om extravert te zijn en om niet last te hebben van een neiging tot depressiviteit.

Vergelijk dat met de uitdagingen waar de Tzimane mee te maken krijgen: ze moeten voldoende pro-sociaal zijn (genereus, vriendelijk en bescheiden) en ze moeten zich voldoende inspannen voor het welzijn van de groep. (Ze leven in verwantschapsgroepen van tussen de 30 en 500 personen.)

Een sociale omgeving waar je, als je die uitdagingen voldoende aan kunt, als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd om wie je bent. Een sociaal veilige omgeving, waarin verschillen in de aanleg voor eenzaamheid, neuroticisme, extraversie en depressie niet aan het licht komen.

Zo kom je van een onderzoek naar de genetische aanleg voor eenzaamheid zomaar terecht bij een sociaalwetenschappelijke maatschappijvergelijking.

Geen opmerkingen: