maandag 28 november 2016

Een God waar je maar beperkt blij van wordt - Een biologische antropologie van de Bijbel - 16

Ik betrapte me er op dat ik na deel I (Genesis: toen het leven moeilijk werd) en deel II (Mozes, Jahwe en het morrende volk: hoe de enige God ontstond) van het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel van Carel van Schaik en Kai Michel de grote lijn wat was kwijtgeraakt. En daarmee was kennelijk ook mijn interesse om verder te lezen wat verminderd.

Maar nu heb ik ook deel III (Koningen en profeten: de moraal komt voortaan van God) gelezen en doe ik een poging om de lijnen van het verhaal weer op te pakken. (Zie Waarom een staatsgod? Over statushiërarchie en narcisme voor het vorige bericht in deze reeks.)

Hoe begon het allemaal? Voorafgaand aan de landbouw hadden we de jagers-verzamelaarssamenlevingen met hun egalitaire moraal van samenwerken en delen. En daarmee met hun collectieve onderdrukking van neigingen tot statuscompetitie, conflict en pogingen tot overheersing.

De overgang naar landbouw leidde tot eigendom, grootschaligheid en risico. Dat risico slaat op de toegenomen kans op rampspoeden: mislukte oogsten, epidemieën, conflicten, vijandelijke invallen, moordpartijen en slavernij.

Je moet er even voor gaan zitten om tot je te laten doordringen wat een geweldige indruk dat op mensen moet hebben gemaakt. De uitwerking er van op hun denken is bijna niet voor te stellen.

Maar we kunnen proberen te reconstrueren wat er aan de hand geweest moet zijn. Dat kan, lijkt me, in de volgende zeven stappen.

1. Rampspoed vraagt om een verklaring. Jager-verzamelaars waren er al best goed in om naturalistische verklaringen te vinden voor de gebeurtenissen in hun dagelijkse omgeving. Hun wijze van leven was gebaseerd op een groot reservoir van cultureel gecumuleerde kennis van hun fysieke omgeving (planten, dieren, seizoenen) en van hun eigen groepsleven. Voor zaken die ze (nog) niet begrepen, bedachten ze het ingrijpen van geesten , inclusief geesten van voorouders. Voor de onvoorstelbare grote rampen die zich na de landbouwrevolutie voordeden waren dringend verklaringen nodig. Wat te doen om ze in de toekomst te voorkomen? De naturalistische kennis ontbrak nog. De gebeurtenissen waren te groot om aan "gewone" geesten te kunnen worden toegeschreven. Of aan een god van veel andere goden. Dus drong zich het beeld op van de ene, machtige en gewelddadige God, wiens toorn kennelijk was opgewekt. Het monotheïsme kwam de geschiedenis binnen.

2. De jagers-verzamelaarsmoraal van samenwerken en delen kwam in het gedrang door eigendom, ongelijkheid en grootschaligheid. Maar de emotionele kracht van die moraal was onverminderd groot. Dus werd naar wegen gezocht om die moraal, nu meer expliciet, een nieuwe vorm te geven en daarmee haar geldingskracht te behouden.

3. Dat laatste hield in dat het beeld van de enige God werd gevuld met moraal. En daarmee met de straffende hand. Rampspoed kon daarmee worden gezien als bestraffing voor verkeerd handelen en de moraal zoals overgeheveld naar de regels en voorschriften van die morele God, vertelde wat verkeerd was (het kwade) en wat goed was.

4. Maar de rampen, en dus de straffen, waren zo onvoorstelbaar groot, dat God kennelijk niet alleen een goede God was, de drager van de moraal, maar ook een kwaadaardige en wraakzuchtige. Vandaar al die gruwelijkheden waar de Bijbel over verhaalt. Sla even de citaten op die Van Schaik en Michel aanhalen in hoofdstuk 13 van Bijbelwetenschapper Raymond Schwager en van bioloog en atheïst Richard Dawkins. En lees ook even de opsomming van gruwelijkheden die Maarten 't Hart geeft in het hoofdstuk Zeshonderduizend doden van zijn De Schrift betwist. De Bijbel gelezen en gefileerd. Ik kan het niet laten even te citeren:
En dan moet Bodar beweren dat het lezen van de bijbel een 'afnemend besef van normen en waarden' kan keren, terwijl er zeshonderdduizend mensen zonder enig gewetensbezwaar door God zelf of zijn dienstknechten opgespietst, van de rots af gedonderd, met builenpest geslagen, verbrijzeld, met de scherpte des zwaards afgeslacht, dan wel door speren of tentpinnen doorboord worden. En dan zwijgen we nog over al die gevallen waarin geen aantallen genoemd worden.
5. Grootschaligheid en ongelijkheid samen schiepen de voorwaarden voor de groei van de georganiseerde en gerationaliseerde religie. Er kwamen specialisten die Gods straffen en "tekenen" uitlegden en de regels en voorschriften opstelden waaraan ieder zich moest houden. Een soort proto-wetenschap. Dit gebeurde onder de hoede van de wereldlijke heersers, die met een flinke dosis narcisme voor zichzelf een goddelijke status opeisten en de gehoorzaamheid, ja, zelfs liefde, van hun onderdanen afdwongen.

6. Daarmee hebben we dus de combinatie van de almachtige en gewelddadige God, de morele God en de God die de wereldlijke macht legitimeert. Kortom, een God waar je maar beperkt blij van wordt.

7. In het verdere verloop van de geschiedenis is die priesterlijke proto-wetenschap gaandeweg omgevormd en vervangen door een wetenschappelijker wereldbeeld. Dat uiteindelijk, ik citeer Van Schaik en Michel
in de loop van duizenden jaren de kennis opleverde van wat er werkelijk achter zwaard, honger en pest stak: machtswellust, wanbeheer, klimaatverandering, bodemerosie, plaattektoniek, microben. Ironisch genoeg was het dus de wetenschap die God ontlastte: hij werd vrijgesproken van de verdenking dat hij de impulsieve bruut was voor wie hij altijd was gehouden. Als dat niet geestig is: de wetenschap was een van de krachten die van God de lieve God van nu maakte.
Volgende keer over deel IV. Psalmen, Job en de ontdekking van het hiernamaals: de tweede God in de Bijbel.

Geen opmerkingen: